Axana Dyckmans
Reflectieverslag 2
Stap 1: Handelen/ervaring opdoen (betekenisvolle situatie)
We hebben juist gedaan met eten. Op dit moment zitten er 9 jongens en 3 begeleiders aan
tafel. Ik sta op en doe de afronding. Dit wilt zeggen dat ik meedeel aan de jongens wie welke
taak heeft. M. (1) moet afwassen. Aan tafel zit hij al te mopperen dat hij de week ervoor, in
de vakantie, al taak heeft gehad en dat het niet eerlijk is dat hij dit nu terug moet doen. Als ik
klaar ben met de afronding, gaat iedereen van tafel. De jongens gaan wat spelen in de
speelzaal. Ik roep M. (1) en herinner hem aan de taak. Hij weigert dit te doen en zegt nu ook
tegen de andere twee begeleiders dat hij in de krokusvakantie al taak had gedaan. De
andere begeleiders zeggen hem dat van hem verwacht wordt dat hij zijn taak doet en dat we
het nadien zullen bespreken hoe we dit kunnen oplossen. M. (1) weigert nog steeds. Cindy,
een andere begeleider, zegt hem dat hij als hij zijn taak niet doen, de hele avond op zijn
kamer moet blijven. M. (1) zegt dat dit geen probleem is en vertrekt naar boven. We laten
hem een half uur gerust en zorgen ondertussen dat alles opgeruimd is en doen zijn taak in
zijn plaats. Als alles klaar is, begint de studie. Ik ga naar de kamer van M. (1) om te zeggen
wat hij moet doen voor school en om zijn GSM op te vragen. Ik klop en wil binnen gaan,
maar dit lukt niet. Ik zeg tegen een Camille, een andere collega, dat ik niet binnen geraak.
We hebben al snel door dat M. (1) zijn deur gebarricadeerd heeft, al weten we niet met wat.
Op een gegeven moment merken we dat M. (1) op het balkon is gegaan. D., een andere
jongen, springt ook op het balkon, want hij was ons aan het helpen om de deur proberen
open te krijgen. Hij gaat zo via het raam de kamer van M. (1) binnen en doet snel de deur
open, zodat wij binnen kunnen. Wanneer de deur geopend is, roept M. (1) racistische dingen
naar D. (een jongen van Afrikaanse afkomst), waarop de bom ontploft en D. op M. (1) vliegt
en hem begint te slagen. Cindy is ondertussen ook via het raam in de kamer gekomen en
probeert de twee jongens uit elkaar te trekken. Wanneer dit lukt, gooit M. (1) nog een stuk
bezem naar D., die M. (2) (nog een andere jongen), die buiten de kamer stond op dit
moment, per ongeluk raakt. Op dat moment vliegen D. en M. (2) op M. (1) en beginnen hem
opnieuw te slagen. Cindy en Camille vliegen ertussen en trekken de jongens van M. (1) af. Ik
sta op dit moment in de deuropening en neem de aftrekker (die de deur barricadeerde) weg.
Reflectie: Hoe ga ik het best om als stagiaire bij een agressie-incident?
Stap 2: Afstand nemen en terugkijken op deze situatie
2A) EIGEN VOELEN, DENKEN, WILLEN EN GEDRAG
Ik voelde me onzeker, omdat ik niet goed wist wat te doen. Ik ben een stagiaire en wist niet
wat ik wel en niet mocht doen in deze situatie. Verder wist ik ook totaal niet hoe de jongens
zouden reageren wanneer ik er tussen gekomen zou zijn. Ik voel me ook onzeker, omdat ik
zelf vond dat ik iets had moeten doen en er mee tussen had moeten komen, maar dit niet
gedaan had. Ik had zelf ook nog nooit een agressie-incident meegemaakt op stage of
1
, Axana Dyckmans
daarbuiten, dus dit was totaal vreemd voor mij. Verder voelde ik me ook een beetje bang. Ik
wist totaal niet wat er ging gebeuren of dat er gewonden gingen vallen. Ik wist ook niet of de
agressie zich zou keren op de begeleiding en of de jongens gekalmeerd konden worden. Ten
slotte voelde ik me ook schuldig. Ik vond op dit moment heel hard dat ik mijn collega’s in de
steek liet, waardoor ik me enorm schuldig voelde ten opzichte van hen.
De behoefte die hieronder zat, was de behoefte om een volwaardige opvoeder-begeleider te
zijn en volledig mee te draaien met het team. Daarnaast vind ik het dan ook enorm
belangrijk dat de jongens mij ook erkennen als begeleider. Door hoe ik heb gehandeld, kan
het voorvallen dat de jongens mij niet zo gaan zien en me gaan zien als iemand die geen
gezag kan uitoefenen op hen. Ze kunnen me ook zien als iemand die de jongens niet onder
controle kan houden en waarbij ze dus alles kunnen doen. Dit sterkt uiteraard mijn
onzekerheid enorm hard aan.
Enerzijds was er een reden om me zo te voelen, want ik wou niet afwachtend overkomen bij
zowel de jongens als bij mijn collega’s. Ik wou een goede indruk nalaten en tonen dat ik
gepast kon reageren in zulke situaties. Verder is het wel normaal dat ik me soms onzeker
voel, in mijn positie als stagiaire. Anderzijds moest ik me misschien niet onzeker voelen,
want ik was stagiaire en was er om te leren. Fouten maken is ook niet altijd erg. Het was ook
de eerste keer dat ik dit had meegemaakt, dus verwachtten mijn collega’s misschien ook niet
dat ik er al mee zou tussenkomen. Verder kon ik misschien ook niet veel doen, want de
kamer was al heel vol. Als ik er dan nog eens bij zou komen, zou het misschien allemaal nog
harder geëscaleerd zijn, omdat de jongens zich beklemd voelden.
Ik dacht aan wat ik best kon doen om de situatie te doen de-escaleren, welke rol ik best kon
opnemen. Bij deze gedachte hoort mijn afwachtende houding dan. Ik heb op dit moment de
situatie zodanig ingeschat dat ik ervan uitging dat ik best buiten bleef staan en de omgeving
veilig maakte (de aftrekker wegnemen). Op dit moment geraakte ik moeilijk de kamer nog
binnen, omdat deze al zo vol was. Wel had ik sneller kunnen handelen, waardoor ik wél
gemakkelijk de kamer kon betreden en tussen kon komen. De reactie van mijn collega’s
interpreteer ik als dat ze snel moesten handelen en dus snel zijn tussengekomen, zodat ze de
jongens uit elkaar konden krijgen. Hierbij was geen oog voor mij, wat ik ook begrijp. De
jongens en de veiligheid was op dit moment dan ook het belangrijkste. De reactie van M. (1)
(jongen die deur barricadeerde) kan ik interpreteren als een gevolg van een opstapeling van
frustraties. Hij was het niet akkoord met zijn taak, dus wou hij alleen zijn en niet gestoord
worden. Ik denk dan ook dat hij daarom zijn deur heeft gebarricadeerd. Toen D. en M. (2)
zijn kamer binnen geraakten, was hij enorm boos, want hij wou met rust gelaten worden.
Daarom ook dat hij begon te gooien met een stuk van de borstel en dat hij racistische
opmerkingen maakte. Ik interpreteer zijn gedrag dan ook als dat hij heel graag met rust
gelaten werd, maar wij op dit moment bleven proberen binnen te geraken en niet voldeden
aan zijn verlangens, waardoor hij dan ook ontplofte. Verder interpreteer ik dat D. ons wou
helpen en daarom de kamer van M. (1) is binnen gegaan. Hij is beginnen vechten, doordat
M. (1) racistisch begon te worden. Voor hem is één racistisch woord al meteen heel erg,
interpreteer ik. Dit wordt in zijn cultuur volgens mij ook totaal niet gedaan of aanvaard.
Verder zijn racistische opmerkingen natuurlijk nooit leuk.
Mijn referentiekader heeft in mijn handelen natuurlijk ook een rol gespeeld. Zelf heb ik een
2