GOEDERENRECHT 2023-2024
Gedoceerd door Joke Baeck
,INLEIDING: HET GOEDERENRECHT GESITUEERD BINNEN HET VERMOGENSRECHT
HET GOEDRENRECHT VORMT EEN ONDERDEEL VAN HET VERMOGENSRECHT
Het goederenrecht vormt een onderdeel van het vermogensrecht. Het vermogensrecht omvat een regeling van
de patrimoniale subjectieve rechten. Deze rechten worden ingedeeld in zakelijke rechten, vorderingsrechten
en intellectuele rechten
De vorderingsrechten verschaffen een rechtssubject een recht op een prestatie (art. 5.46, lid 2 BW)
o De vorderingsrechten worden bestudeerd in het verbintenissenrecht, ze hebben betrekking
op rechtsverhoudingen tussen rechtssubjecten
De intellectuele rechten geven aan een auteur een tijdelijk en exclusief exploitatierecht op een
originele creatie van de menselijke geest
o Ze laten de auteur toe aan derden te verbieden om die creatie te gebruiken of te miskennen
De zakelijke rechten geven aan een rechtssubject een rechtstreekse zeggenschap over een bepaald
goed. Het goederenrecht regelt deze rechtstreekse verhouding tussen een rechtssubject en een goed
o Enkel de wetgever kan zakelijke rechten creëren
o Het meest voorkomen zakelijk recht is het eigendomsrecht
De mede-eigendom is er een variant van met eigen kenmerken
o De overige zakelijke rechten, de zakelijke gebruiksrechten (art. 3.3, lid 3 BW:
erfdienstbaarheden, vruchtgebruik, erfpachtrecht en opstalrecht) bieden een minder
omvangrijke zeggenschap over een goed
o Het eigendomsrecht en de zakelijke gebruiksrechten zijn zakelijke hoofdrechten: ze hebben
betrekking op het goed zelf
o De zakelijke zekerheden (art. 3.3, lid 4 BW: bijzondere voorrechten, pand, hypotheek en
retentierecht) zijn bijkomende zakelijke rechten, ze vormen als waarborg van een
schuldvordering het accesorium (bijzaak) van deze schuldvordering
1
,BASISBEGINSELEN VAN HET GOEDERENRECHT
!! ALLE wetsartikelen die worden opgenoemd in deze samenvatting verwijzen naar het Burgerlijk Wetboek
1. WETTELIJK KADER
Er is een nieuw Burgerlijk Wetboek, hiervan is boek 3, dat over goederen gaat, af en al in werking getreden
MAAR: belangrijk is dat de nieuwe regeling (boek 3) niet van toepassing is op toestanden die voordien
al ontstaan waren. Is dus in principe enkel van toepassing op toestanden die pas sinds 1 september
2021 zijn ontstaan
Boek 3 (inwerkingtreding 01/09/21)
Titel 1. Algemene bepalingen Titel 5. Burenrelaties
Titel 2. Indelingen van goederen Titel 6. Recht van vruchtgebruik
Titel 3. Eigendomsrecht Titel 7. Erfpachtrecht
Titel 4. Mede-eigendom Titel 8. Opstalrecht
De bepalingen van boek 3 zijn van aanvullend of suppletief recht (art. 3.1)
Betekent dat partijen bij overeenkomst kunnen afwijken van de bepalingen van Boek 3
TENZIJ:
1. Definities: hiervan kunnen partijen niet afwijken
2. Andersluidende wetsbepaling: tenzij de wet anders bepaalt
2. NUMERUS CLAUSUS-BEGINSEL
Numerus clausus-beginsel (art. 3.3)
Belangrijk beginsel van het goederenrecht
= ons stelsel van zakelijke rechten is een gesloten stelsel, enkel de wetgever kan zakelijke rechten
creëren/in het leven roepen
Partijen kunnen dus zelf geen nieuwe zakelijke rechten uitvinden
Opsomming van zakelijke rechten in art. 3.3 BW
1. Eigendomsrecht
2. Mede-eigendom
o Met verschillende personen eigenaar zijn van hetzelfde goed
3. Zakelijke gebruiksrechten (erfdienstbaarheden, vruchtgebruik, erfpacht en opstalrecht)
o Zakelijke rechten die de titularis het recht geven om het goed van iemand anders te
gebruiken
o Bij zakelijke gebruiksrechten mag je dus een goed van iemand anders gebruiken
o 4 vormen en enkel deze, want partijen mogen zelf geen zakelijke rechten creëren
4. Zakelijke zekerheden (bijzondere voorrechten, pand, hypotheek en retentierecht)
o De titularis van een zakelijk zekerheidsrecht mag een goed niet gebruiken
o Zakelijk zekerheden geven een schuldeiser het recht om bv in samenloop situaties
het recht op bij voorrang te worden betaald met de opbrengst van het goed of de
goederen waarop zijn zakelijke zekerheid slaat
o Principe van de gelijkheid tussen schuldeisers paritas creditorum
o Deze staan nog niet geregeld in het nieuw BW, maar titel 1 en 2 zijn wel van
toepassing op zakelijke zekerheden
2
,3. GOEDEREN: BEGRIP EN INDELINGEN
3.1 BEGRIP “GOED”
3.1.1 Goederen
Goed (art. 3.41 BW), 2 voorwaarden om te spreken van een goed:
1) Voorwerp (lichamelijk of onlichamelijk – cf. art. 3.40 BW)
o Een voorwerp is iets dat bestaat en dat geen mens of dier is
o We maken onderscheid tussen lichamelijke en onlichamelijke voorwerpen: lichamelijke
voorwerpen zijn zintuiglijk waarneembaar (bv. een huis, een auto) en onlichamelijke
voorwerpen niet (bv. een schuldvordering, bitcoins,…)
2) Vatbaar voor toe-eigening: het moet mogelijk zijn dat een persoon de feitelijke macht over het
voorwerp uitoefent met uitsluiting van anderen. Het moet mogelijk zijn dat iemand de exclusieve
feitelijke macht over dat voorwerp uitoefent
De goederen van een persoon maken deel uit van zijn vermogen. Het begrip ‘vermogen’ speelt een
belangrijke rol in het erfrecht: wanneer een persoon sterft, gaat zijn vermogen over op zijn erfopvolgers
Gemene voorwerpen (res communes, art. 3.43, lid 1 BW)
= voorwerpen die niet in hun totaliteit kunnen worden toegeëigend, het is niet mogelijk dat 1 persoon
alleen daar de feitelijke macht over uitoefent met uitsluiting van alle andere personen in de wereld
o Bv. de zee, de lucht, het licht, ...
o Privéstranden zijn goederen die toebehoren aan de overheid (komt later nog aan bod)
Behoren aan niemand toe, maar mogen wel door iedereen worden gebruikt in het algemeen belang
(met inbegrip van het belang van toekomstige generaties)
o Bv. iedereen mag de lucht inademen
o De wetgever heeft er aan toegevoegd ‘met inbegrip van het belang van toekomstige
generaties’ met het idee dat de gemene voorwerpen schaars zijn en we er dus zorgvuldig
mee moeten omspringen en dus rekening moeten houden met toekomstige generaties als we
die gaan gebruiken
Gemene voorwerpen ≠ goederen zonder eigenaar (res nullius) goederen zonder eigenaar zijn
goederen die vatbaar zijn voor toe-eigening, maar die op een bepaald ogenblik niet toegeëigend zijn
door een bepaald persoon (art. 3.43, lid 2) verloren goederen worden niet als res nullius beschouwd
Zakelijke rechten
Goed in de zin van artikel 3.41 BW
Goed kan het voorwerp uitmaken van een zakelijk recht (art. 3.7)
Als we te maken hebben met een goed in de zin van art. 3.41 (voorwerp vatbaar voor toe-eigening)
dan kan dat goed het voorwerp uitmaken van een zakelijk recht. Het voorwerp van een zakelijk recht
moet altijd een goed zijn.
Het is van belang om te weten of iets een goed is of niet omdat indien er sprake is van een goed, het
deel uitmaakt van het vermogen van de eigenaar daarvan en kunnen schuldeisers van die eigenaar
daar ook beslag op gaan leggen.
3
, 3.1.2 Dieren
Art. 3.39. Dieren
Dieren hebben een gevoelsvermogen en hebben biologische noden (zijn geen voorwerpen)
De bepalingen met betrekking tot lichamelijke voorwerpen zijn op dieren van toepassing, met
inachtneming van de wettelijke en reglementaire bepalingen ter bescherming van dieren en van de
openbare orde
o Dus dezelfde regels, maar men moet wel rekening houden met die bepalingen ter
bescherming van dieren en van de openbare orde
o Bv. een gsm is een lichamelijk goed en ik ben daar eigenaar van en kan er mee doen wat ik
wil, als ik hem uit het raam wil gooien, mag ik dat doen. Stel dat ik een eigenaar ben van een
hond, mag ik deze niet uit het raam gooien, want dit zou dierenmishandeling zijn dus
dezelfde regels, maar moet wel rekening houden met de regels inzake dierenbescherming
3.1.3 Vruchten en opbrengsten
Vruchten en opbrengsten van goederen (art. 3.42 BW)
Vruchten van een goed = datgene wat het goed periodiek voortbrengt, zonder dat dit de substantie
ervan wijzigt en ongeacht of het uit zichzelf gebeurt of als gevolg van de valorisatie ervan
o Bv. appels van een appelboom (natuurlijke vruchten), huurgeld van een huis (burgerlijke
vruchten)
Opbrengst van een goed = datgene wat het goed opbrengt, maar waardoor de waarde van het goed
onmiddellijk of geleidelijk wordt verminderd
o Bij vruchten wordt de waarde van het goed niet aangetast, bij opbrengsten wel
o Bv. je hebt een zandgroeve, het zand dat uit die zandgroeve wordt gewonnen is de opbrengst
van een goed
3.2 INDELINGEN VAN DE GOEDEREN
3.2.1 Lichamelijke vs. onlichamelijke goederen
Lichamelijke goederen zijn zintuiglijk waarneembaar, onlichamelijke goederen niet
Soms gaan we zien dat er voor onlichamelijke goederen andere regels van toepassing zijn dan voor
lichamelijke goederen
Bv. bij het pandrecht gaan we een onderscheid maken tussen 2 soorten pandrecht: de registerpand en
het vuistpand, het vuistpand is in principe enkel mogelijk voor lichamelijke goederen
3.2.2 Onroerende vs. roerende goederen (belangrijk onderscheid)
Onroerende vs. roerende goederen
Alle goederen zijn ofwel roerend ofwel onroerend
De wet omschrijft welke goederen onroerend zijn
Alle andere goederen zijn roerend (= restcategorie)
o Als het niet onroerend is, dan is het noodzakelijkerwijze roerend (art. 3.47 tem 3.49 BW)
o RG = aandelen in vennootschappen, intellectuele rechten, een handelszaak, …
4