Vragen over les 1: historiek
1. Wat hield de Besluitwet van 1915 in en had ze een grote impact?
De Belgische regering ging daarop in en vanuit Le Havre vaardigde ze de ‘Besluitwet van 25 augustus
1915’ uit. Zwaar geteisterde gemeenten met aanzienlijke verwoestingen moesten voortaan algemene
aanlegplannen opstellen - met daarin de rooilijnen, de bestaande toestand en de gewenste
bestemmingswijzigingen (industrie, bewoning, park …). De ‘Bijzondere Commissie voor Monumenten
en Landschappen’ diende de plannen goed te keuren en leverde zo de basis voor
(her)bouwvergunningen.
Van de planmatige aanpak van de wederopbouw (zoals voorzien in de Besluitwet van 25
augustus 1915) kwam in de praktijk echter niet veel terecht. Het ontbrak de overheid aan
goede plannen en technische kennis. Bovendien drong de ‘nieuwe’ mentaliteit nauwelijks door
tot bij de gemeentebesturen. Na de oorlog kwam de wederopbouw snel op gang.
De wetten van 1915 en 1919 hadden in de praktijk weinig effect, vooral wegens het
ontbreken van de nodige deskundigheid. Slechts één plan, dat van de gemeente
Aarschot, werd officieel goedgekeurd
2. Welk concept is alom tegenwoordig tijdens het interbellum en vormt het grootste deel van de
goedkope woningen in deze periode? Naar welk voorbeeld?
Na de Eerste Wereldoorlog verschoof de aandacht van de stedenbouwkundigen naar de
problematische groei van de grote agglomeraties en naar de volkshuisvesting. In 1920 vond het
wederopbouwcongres van de ‘Union des Villes’ plaats, waar werd gepleit voor een wet op de
uitbreiding van de steden (naar het model van de Nederlandse ‘Woningwet’ en de Britse ‘Town
Planning Act’).
Aanvankelijk probeerde die de acute woningnood aan te pakken met de realisatie van tuinwijken (naar
Engels voorbeeld)
• Ebenezer Howard (1850-1928), (Londen, 1898): “Stad en platteland moeten een
blijde eenheid vormen waaruit een nieuwe hoop, een nieuw leven en een nieuwe
beschaving zullen ontstaan.”
• Modernistische stedenbouwkundigen (onder wie Raphaël Verwilghen en Louis
Van der Swaelmen) pleitten voor een planmatige spreiding van die tuinwijken
1
,3. Vlak na WO2 werd het huisvestingsprobleem herleid tot twee vraagstukken: welke?
Enerzijds de grote vraag naar nieuwe woningen door de vernieling en de overbevolking.
Anderzijds vroeg het kwalitatieve probleem van het bestaande woningbestand om aangepakt te
worden.
Er moest zowel gebouwd als afgebroken worden. De ongezonde woningen hoorden namelijk
niet thuis in de naoorlogse welvaartstaat. Dit zal uiteindelijk leiden tot de hervatting van de
reeds in de jaren 30 gestarte maar geschorste nationale campagne tegen de strijd tegen de
krotten.
Door het te grote woningtekort zal het echter enkele jaren duren vooraleer hier gevolg aan
werd gegeven. De gedane woningtellingen werden opgeborgen in dossiers en er werd verder
geen aandacht aan besteed. Het woningtekort was zo schrijnend dat het land het zich niet kon
veroorloven deze af te breken. Het algemeen principe werd aangenomen dat ‘geen
bewoonbare huizen zouden onteigend en afgebroken worden zolang de woningnood zo
nijpend was’.
èGelet op voormelde feiten waarmede België geconfronteerd werd na de oorlog, zag de overheid
zich genoodzaakt om hier dringend aan tegemoet te komen door snel een vernieuwend
huisvestingsbeleid na te streven.
4. Welke twee grote huisvestingswetten werden gelanceerd vlak na de WO2 die de bouw van de
woningen moesten stimuleren. Wat zijn de principes van deze twee wetten? Geef aan wat de
gevolgen zijn van deze wetten.
1. De wet De Taeye de eerste maatregel in het naoorlogse huisvestingsbeleid getroffen, gestoeld
op katholieke principes.
De wet voorzag premies en voordelige leningen aan alle gezinnen die een eigen
eengezinswoning bouwden of aankochten.
Vandaar dat de CVP zich vooral richtte op het wonen op het platteland en in groene
en landelijke gemeentes rond de stad.
è De wet De Taeye heeft, in combinatie met de democratisering van het autogebruik,
in sterke mate bijgedragen aan de uittocht van veel (betere en jonge) gezinnen naar
de stadsrand. Het platteland werd op ongeordende wijze verkaveld ten voordele van
de private woongebieden. Het gevolg hiervan was dat er zich een wilde
suburbanisering ontwikkelde en de steden vernevelden waarbij de lijn tussen stad en
periferie vervaagde.
2
, 2. De wet Brunfaut de tweede maatregel in het naoorlogse huisvestingsbeleid goedgekeurd,
gestoeld op socialistische ideeën.
Dit wilde zij bewerkstelligen met de instelling van een Nationaal Fonds dat extra
kredieten moest verlenen aan de erkende nationale bouwmaatschappijen voor de
bouw van sociale huurwoningen en infrastructuurwerken.
Zij wilden een meer stedelijk beleid voeren en waren voorstander van het bouwen in
en rond de stad waar de woningnood het grootst was. Ten tweede geloofden zij niet
in het privé-initiatief en voorspelden dat dit tot een ongecontroleerde verspreiding
ging leiden met een complete chaos van het landschap als gevolg.
Beide wetten hadden dan wel tegenstrijdige ideologieën maar zullen uiteindelijk de stadsvlucht in de
hand werken waardoor de stadskern desolaat, verpauperd en verkrot achter gelaten wordt. Beide
wetten kwamen aldus enkel tegemoet aan de uitbreidingswens en het oplossen van het kwantitatieve
aspect van de woningcrisis.
Deze stadsvlucht leidde tot de ongebreidelde suburbanisering met ongedefinieerde
restruimtes tussen stad en agglomeratie. Dit werd mede in de hand gewerkt door het gebrek
aan een ruimtelijk wetgevend kader. Het ruimtelijk beleid bevatte namelijk weinig regelgeving
over de ruimtelijke visie die de naoorlogse wildgroei moest sturen.
5. Welke wet levert voor het eerst in de geschiedenis een wettelijk instrument waarbij de ruimtelijke
ordening voor het hele grondgebied wordt geregeld. Leg kort de inhoud van de wet uit. Wat zijn de
belangrijkste instrumenten? Leg uit.
Wet op de Stedenbouw 29 maart 1962: de "Wet houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en
van de stedenbouw".
In deze wet wordt de ruimtelijke ordening van België vastgesteld in plannen. In artikel 1 staat
dat deze ordening wordt ontworpen uit zowel economisch, sociaal en esthetisch oogpunt als
met het doel ’s lands natuurschoon ongeschonden te bewaren. In de praktijk is de wet
enerzijds een middel om de ruimte beter en efficiënter te ordenen, en anderzijds een juridisch
instrument zodat burenruzies kunnen worden vermeden en beslecht.
De belangrijkste instrumenten van de wet zijn bestemmingsplannen. De wet bepaalt niet de
eigenlijke bestemming van de gronden maar het instrumentarium.
De bestemmingsplannen vormen de basis voor het verlenen van vergunningen (controle).
3
, De wet bevat ook procedures regeling mbt onteigening en planschade (rechtzekerheid) en een
systeem van straf- en herstelmaatregelen (herstelbeleid).
6. Wat wordt beschreven in het KB van 1972?
Het Koninklijk Besluit van 1972 gaat over de inrichting en de toepassing van ontwerp
gewestplannen en gewestplannen. Dit KB is de start van de opmaak van de gewestplannen. Dit
besluit bevat de voorschriften die gemeenschappelijk zijn voor alle gewestplannen (zoals woongebied,
industriegebied, natuurgebied, recreatiegebied). Dit bevat dus het wettelijk kader voor de
bestemmingsvoorschriften (samen met de latere omzendbrief van 8 juli 1997)
7. Wat betekent de opvulregel en wat zijn de gevolgen ervan? Wanneer werd die ingevoerd?
De opvulregel, werd ook ingevoerd bij dit koninklijk besluit van 28 december 1972, en was
oorspronkelijk bedoeld als een sociale uitzonderingsmaatregel bij de gewestplannen. Door de
opvulregel kon gebouwd worden op gronden mits ze binnen een huizengroep liggen, de algemene
bestemming van het gebied niet in gevaar brengen en aan een uitgeruste openbare weg liggen. Het
kwam erop neer dat elke zone van 70 meter tussen twee woningen, langs een uitgeruste weg, kon
ingevuld worden.
De uitzonderingsregel was echter zo veralgemeend en uitgehold dat het een veel
toegepast instrument geworden was om gronden op te waarderen tot bouwgronden.
Deze 'uitzonderingsbepaling' werd al snel de regel en later een recht. De regel werd vaak
ingeroepen om stukken landbouwgrond om te toveren tot bouwgrond en zo een
meerwaarde te realiseren. Het ontstaan van lintbebouwing en het dichtslibben van het
landelijk gebied is daar mede het gevolg van.
8. Wat zijn de gevolgen voor de open ruimte door het 'minidecreet' 1984 ? Leg uit.
Door een aantal wetten werd open ruimte in Vlaanderen daarenboven steeds verder aangetast.
Belangrijk hierin waren de 'opvulregel' die toeliet nieuwe zonevreemde woningen te bouwen, wat
leidde tot de lintbebouwing; en het 'minidecreet' 1984 dat toeliet dat zonevreemde bedrijven nog
verder konden uitbreiden.
Met het minidecreet van 28 juni 1984 werd een regeling ingevoerd om tegemoet te komen
aan de problematiek van de zonevreemdheid. Deze nieuwe regelgeving moest onder andere
de bedrijven die zonevreemd waren of werden door uitbreiding, toelaten om tot 100% uit te
breiden in een bestemmingsgevoelige (vreemde) zone en daarvoor regelmatig te worden
vergund.
Het decreet maakte ook zonevreemde gebruikswijzigingen mogelijk voor zover de wijziging
was opgenomen in een door de Vlaamse regering vast te leggen lijst. De gebruikswijziging werd
wel vergunningsplichtig.
Gebouwen en bedrijven die niet in overeenstemming zijn met het gewestplan, kunnen dus
toch worden uitgebreid, ver- of herbouwd.
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur julesdebruyne. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €8,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.