MODULE 1 – INLEIDING
VISIE VAN DIT OPO
“We zijn wie we zijn, door de mensen die ons omringen”
FOCUS VAN DIT OPO
GEZIN waarin jij als kind bent geboren grote invloed op wie je bent/wordt
• Opvoedrelatie
• Gezinsleden
• Relatiebreuk van ouders / ruzies
• Temperament en karakter
• Het al dan niet krijgen van kinderen
• Andere mensen: leerkrachten, andere familieleden
• Financiële aspecten
• Ziekte
• Onverwachte situaties (denk coronacrisis)
MODULE 2 –
OPVOEDINGSRELATIE
OPVOEDING IN HET GEZIN
Opvoeding is niet unidirectioneel
Unidirectioneel = ouders hebben invloed op kind (éénrichtingsverkeer)
Opvoeding is een interactioneel (= bi- directioneel) proces
Interactioneel = ouders hebben invloed op kind, maar ook omgekeerd, ook invloeden van buiten het
gezin (meerrichtingverkeer) = dynamisch proces
“ A JOINT ENTERPRISE INVOLVING TIGHTLY WOVEN SEQUENCES OF INTERACTIONS”
,OPVOEDINGSRELATIE
• Verschil tussen interacties (relaties) van korte duur en interacties van lange duur.
Gezinsleden: langdurige relaties
• Wanneer we lange tijd met elkaar omgaan, beïnvloeden we elkaar, een spiraal/een dans. (terwijl A op
B inwerkt, is B al aan het veranderen, en als B reageert is A alweer aan het veranderen…)
zeer complexe wisselwerking.
Die langdurige spiraalvormige interacties = Transacties
TRANSACTIES= wisselwerkingen op lange termijn tussen een organisme en zijn
omgeving, of een gedeelte ervan, die een spiraalvormig verloop (komt altijd terug)
hebben
Afstemming op elkaar is belangrijk vraag en aanbod
MODELLEN OM OPVOEDINGSRELATIES TE BEGRIJPEN
• Bronfenbrenner: sociaal-ecologisch model (ouder, kind en maatschappij)
• Kok: opvoedproces volgens KOK (ouder en kind)
• Belsky: process model (combinatie van de bovenstaande twee)
BRONFENBRENNER (1979)
• Sociaal ecologisch model
• Ontwikkeling van een kind wordt mede bepaald door de omgeving
• De samenleving als geheel of een cultuur beïnvloedt mede het kind
• Verhouding tussen mens en omgeving staat centraal
• Elkaar beïnvloedende concentrische systemen:
• Systemen betreffen het micro, meso, exo en macro systeem
• Hebben vanuit deze verschillende niveaus, op interacterende wijze, via het micro- en
meso systeem invloed op de ontwikkeling van het kind
,MICRO: DE DIRECTE ERVARINGEN VAN EEN KIND IN EEN BEPAALDE SETTING
• Gezin, school, opvang (nauwe contacten)
• Via opvoeding en verzorger-kind processen, relaties met peers, is er invloed op het kind
• Heel directe invloed op kind
MESO: “COMPROMISES THE INTERRELATIONS AMONG TWO OF MORE SETTINGS IN WHICH THE
DEVELOPING PERSON ACTIVELY PARTICIPATE”
• Relaties tussen microsystemen
• Bv.: relatie tussen gezin en school of gezin en verzorgers van de kinderopvang
EXO: FACTOREN VAN BUITENAF/HOGERAF, WAAR DE JONGERE NIET DIRECT DEEL VAN UIT
MAAKT MAAR DIE INDIRECT WEL INVLOED HEBBEN (INVLOED OP MICRO)
• Bv.: het beleid van scholen of kinderopvang, de massamedia en het werk van de ouders
MACRO: STAAT HET MINST DIRECT IN CONTACT MET HET KIND, MAAR HEEFT EEN GROOT
EFFECT OP DE MICROSYSTEMEN (= GROOTSTE, MAATSCHAPPELIJKE CONTEXT)
• Wordt gevormd door maatschappelijke krachten en ontwikkelingen die direct of indirect het
gezinssysteem kunnen beïnvloeden
• Bv.: cultuur, religie, politiek en de organisatie van het zorgsysteem en onderwijsstelsel
KOK: OPVOEDPROCES
• Beperkt zich tot de opvoedingsrelatie
• Ontwikkeling van een jongere is mede bepaald door de omgeving
• Drie hoofdaspecten te onderscheiden in de menselijke ontwikkeling:
• Cognitieve ontwikkeling: “kennen en weten”
• Affectieve ontwikkeling: “gevoelens” (wat het gedrag teweeg brengt)
• Conatieve ontwikkeling: “ strevend/willen/doel” (doelen die door opvoeders en kinderen in
de opvoedingsrelatie worden nagestreefd)
Zeer nauwe wisselwerking
, • Twee hoofdcomponenten in de ouder-kind relatie
• Handelingsgerichte component (objectieve dimensie)
= observeerbaar gedrag
• Wat je als ouder doet…
• Feiten, beschrijvingen, …
• Betekeniscomponent (subjectieve dimensie)
= niet zichtbaar
• = overtuigingen, intenties, emoties en percepties die gedrag betekenis geven
Eenzelfde gedrag in eenzelfde gezin zal niet steeds dezelfde betekenis hebben.
Niet alleen gedrag observeren maar ook de overtuigingen, emoties en percepties die betekenis geven
aan het gedrag moet in rekenschap genomen worden.
Bv. kind ligt op de grond te wenen, roepen, tieren, … (= handelingsgerichte component). De
oorzaak kan zowel honger, vermoeidheid, schrik, … zijn (=betekeniscomponent).
WISSELWERKING OUDER-KIND
Interactie en reflecteren over je reactie is belangrijk.
BETEKENISCOMPONENT TOEGEPAST OP HET DOMEIN VAN OPVOEDING
Welke verwachtingen heeft men over de ander, het beeld van de opvoedingsrelatie, en de rollen daarin
• Bv. ouders die verwachten een gemakkelijke baby te hebben die zich goed alleen kan bezig
houden
• Bv. ouders die als doel hebben hun kind zo snel mogelijk op eigen benen te laten staan
• Bv. ouders zijn blij als hun kind snel zelfstandig kan zijn of zijn teleurgesteld of verdrietig als ze
een kind hebben die heel laat zelfstandig is; wat op zijn beurt terug invloed heeft op het kind
(kind voelt zich bv. onvoldoende ondersteund)