BELGISCHE BINNENLANDSE POLITIEK
H1: DE VOLKSUNIE
DE AANLOOP TOT DE OPRICHTING VAN DE VOLKSUNIE:
Pour les flamands la même chose: inherente hiërarchie: communautaire strijd => ontstaan
van een frontpartij: refereren naar het front tijdens WO I
Jaren 1930: vlaams gedachtegoed begint op te komen en wordt een factor van politieke
betekenis voor de komende jaren.
Voorloper: Vlaams Nationaal Verbond (VNV): haalde inspiratie bij de Duitse
nationaalsocialisten => engageerde zich dus ook massaal in de collaboratie bij inval Duitsers
=> juistheid van collaboratiepolitiek <=> nooit afstand van genomen
Elke vorm van nationalisme werd verdacht tijdens oprichting VN + Europese integratie &
patriottisme werd beschouwd als een gevaarlijke bedreiging van de nationale eenheid
Vlaamsgezinden waren zeer verbitterd + vooroorlogse Vlaamse verworvenheden werden
teruggeschroefd zoals de taalwetten of de taalpariteit.
Partij van de zwarten: diegene die gecolaboreerd hebben, de witten: diegene van het verzet
HEROPFLAKKERING VLAAMS BEWUSTZIJN
Dynamitering van de IJzertoren: Diksmuide: alles voor vlaanderen, vlaanderen voor christus
Talentelling van 1947: welke taal men waar sprak: vooral bij randgemeenten kon het statuut
veranderd worden als er toch een verandering in de verhouding was. Bij de eerste telling
werd er gefraudeerd ten nadele van de Nederlandstaligen dus
Anti-Vlaams karakter van de repressie: als reactie op de collaboratie, bij Vlaamse kant
hadden ze het gevoel dat dit vooral een anti-vlaams karakter had. Aan franse kant noemden
ze het economische terugtrekking.
De Vlaamse verworvenheden werden teruggeschoefd
CVP hoopte dat er geen nieuwe Vlaams-nationale partij zou komen uit schrik voor electoraal verlies.
Ze maakten dan ook lijsten met gecompromitteerde Vlaamsgezinden in de hoop om Vlaams-
nationale kiezers van de VNV terug te winnen na de tweede wereldoorlog. Het had een deuk
gekregen, het vlaams nationalisme was politiek niet dood, maar er was wel onduidelijkheid over de
aanpak van de partij. Er waren Vlaams-nationalisten die zelf naar de kiezer stapte met een lijst.
1949: oprichting van de 'Volksunie' met als centrale thema's: solidarisme, strijd tegen repressie en
participatie. Alles werd gecommuniceerd via de Voorpost, maar was van kortbestaan
Iets later werd de Vlaamse Concentratie opgericht, een nieuwe partij die de Vlaams-nationalistische
stem wou recupereren. Men deed een pleidooi tegen de repressie, weinig ideologische inhoud.
=> haalde amper stemmen: 2,06% (onder de kiesdrempel van toen => geen zetels)
1954: oprichting van de Christelijke Vlaamse Volksunie, voorloper van de echte grote Volksunie na
een teleurstelling bij de katholieke flaminganten na de nederlaag in de Koningskwestie (partij uit
Vlaamse Concentratie, Boerenfront en Algemeen Christelijk Middenstandverbond). Haalde echter
ook maar 1 verkozene in Antwerpen en had een gelijkaardig resultaat aan de Vlaamse Concentratie
,VAN HET ONTSTAAN TOT DE EERSTE POLITIEKE DOORBRAAK: 1954 - 1961
December 1954: oprichting van De Volksunie: zelfstandige Vlaams-nationale partij , op
levensbeschouwelijk vlak stond het open voor alle Vlamingen => Manifest van de Voksunie met de
omstandigheden en waarom ze naar de volksunie zijn overgegaan:
Belangrijke schoolstrijd in België: evolutie van het onderwijs waarbij de christendemocraten,
socialisten en liberalen rechtlijn tegenover elkaar staan => kunnen de socio-economische
problematiek niet behelpen
Taalkwestie: taalgrieven zijn nog niet opgelost ondanks wetten, denationalisatie van Brussel
Strijd om het kind: kinderen kregen steeds meer de mogelijkheid om naar het middelbaar
onderwijs te gaan.
Gevolgen van de repressie wegnemen = belangrijk agendapunt
EISEN VAN DE VOLKSUNIE:
Federalisme: als we eigen bevoegdheden krijgen zouden we het beter kunnen doen in de
context van het Belgische politieke model => Vlaamse politieke zelfstandigheid
o Taalstatuut voor Brussel + afbakening Brusselse agglomeratie
Amnestie: niet vergeten wat er gebeurd is in de tweede wereldoorlog, maar laten we daar
een streep onder trekken.
1954-1958: Volksunie ontstond in een ongunstig politiek klimaat. In deze periode speelt de
Schoolstrijd af in een paarse regering tussen de liberalen en de socialisten. Daarnaast werden ze nog
steeds beschouwd als de partij van de zwarten of de collaborateurs. Ze werden ook als de partij van
de scheurmakers beschouwd: het katholieke blok zou zwakker worden: CVP zag dat ze in de
schoolstrijd veel minder sterk stonden dan dat zou kunnen.
Na 1958: Frans Van der Elst werd voorzitter van de volksunie en de partij werd mede dankzij hem in
de markt gezet. Dankzij de schoolstrijd en het schoolpact: (globaal binnen de politiek een oplossing
proberen zoeken voor levenbeschouwelijke tegenstellingen) werd de levensbeschouwelijke breuklijn
minder belangrijk dan voorheen. Het sociaaleconomische en ook het communautaire wordt
belangrijker en komt prominenter op de politieke agenda. De partij werd ook beter uitgebouwd
Volksunie nam deel aan de verkiezingen van 1958 en had een beroerend resultaat met enkel Van der
Elst als verkozene. Sprak zijn vertrouwen uit in de CVP-minderheidsregering-Eykens en er waren
tekenen van opleving merkbaar mede dankzij zijn parlementaire activiteit. De partij werd beter
uitgebouwd organisatorisch en ten derde kwamen er na de schoolstrijd terug communautaire
problemen op de voorgrond.
VAN EEN ZWEEPPARTIJ NAAR OPPOSITIEPARTIJ: 1961 - 1970
1961: De politieke context was gunstiger, de partij was de grote overwinnaar en de CVP de verliezer.
Verschil met de VNV, de VU heeft een meer stedelijk karakter. De CVP moest nu meer radicaal-
Vlaamse standpunten innemen.
=> Regering Lefèvre-Spaak: Roomsrode regering: christendemocraten met socialisten. Deze regering
had te maken met de sociaaleconomische problematiek rond fiscale hervormingen, maar verscherpt
,ook de communautaire tegenstellingen. De volksunie had geen rechtstreekse invloed, maar voerde
wel een aanwezigheidspolitiek => functie als zweeppartij
Partijcongres in Mechelen: 1963: koerswijziging na de Schoolstrijd: gepleit voor staatsinterventie en
overheidscontrole, bleef ook 'rechtse' standpunten verdedigen => wantrouwen van diegene die een
bedreiging zagen van het zuiver Vlaams-nationale karakter => interne spaningen worden duidelijk in
verkiezingen van 1965. Zowel een linker als een rechtervleugel in de partij
Breuk met de VMO: De VMO was als nevenorganisatie in de nieuwe partij, er volgde echter verzet
van de linkervleugel tegen de organisatie, uiteindelijk een akkoord onder Van der Elst waardoor het
geen nevenorganisatie was => werd niet goed onthaald bij de Vlaams-nationalistische vleugel.
Polemiek rond Deconinck: Conflict tussen de Vlaamse Democraten (vlaams nationalistische partij) en
de Volksunie, Deconinck koos voor de Vlaamse Democraten. Zijn keuze werd gezien als een initiatief
om links marxistisch flamingatinsme binnen te halen en dus verliet hij de VU en ging samen met de
Vlaamse Democraten op in Brussel.
Parlementsverkiezingen 1965: verkiezingen werden voornamelijk bepaald door de Vlaams-Waalse
problematiek dus kon de Volksunie uitpakken met haar federalistisch programma. Daarnaast deden
ze een verruimingsoperatie met oa Schiltz, Anciaux en Coppieters. De VU was nu ondertussen stevig
organisatorisch uitgebouwd, echter nog geen jeugdorganisatie. Zeer goed resultaat en bijna
verdubbeling van het stemmenaantal voor de Kamer. (belangrijkste winnaar: nieuwe liberale partij)
Na de verkiezingsnederlaag CVP nieuwe regering => Regering-Harmel-Spinoy (rooms-rood). Hield
echter maar 6 maanden stand => Regering Vanden Boeynants-De Clercq (rooms-blauw). Deze
regering kwam ten val rond de splitsing van Leuvense universiteit (Leuven <=> Louvain La Neuve)
Binnen de VU was er dus de tegenstelling tussen de linker en de rechtervleugel. De rechtervleugel
onder Dille en Brauns => traditioneel Vlaams-nationalisme => pressiefunctie bewaren, deze kant
werd de Vlaams Nationale Vleugel. Aan de andere kant was er dus de progressieve vleugel die de VU
wou omvormen naar een oppositiepartij.
Congres van 1967: levensbeschouwelijk pluralisme van de partij werd bevestigd waardoor de
centrum-linkse opstelling op sociaaleconomisch gebied werd beklemtoond, werd later verder
doorgevoerd met Schiltz, Coppieter => verzet van de rechtervleugel: pressiefunctie bewaren.
Ongenoegen aan de rechterkant vooral bij abortusvraagstuk => progressieve tendens leek te winnen
VU haalde zijn meeste kiezers uit de hogere middenklasse met vrije beroepen en veel geneesheren.
Zou de kiezer het nieuwe profiel van de VU aanvaarden, verkiezingen van 1968 stonden volledig in
het teken van communautaire spanningen met vooral het probleem BXL. De VU was de derde partij
met 20 kamerzetels met de verruimingsstrategie. Lode Claes belankrijk bij tot standkoming van het
Vlaams Blok, nam neoliberale standpunten in.
Nieuwe regering: Eyskens-Merlot-Cools (rooms-rood) beschikte niet over de tweederde
meerderheid, moest dus ook VU en de PVV betrekken bij overleg met uiteindelijk de installatie van
Werkgroep der 28: partijvoorzitters met een beperkte delegatie, vooral over het toekomstig statuut
van BXL. De Volksunie wou niet de Vlaamse randgemeenten opgeven. Vanaf dan zou er voor een
communautair probleem een bijzondere meerderheid vereist zijn.
De VU onthield zich van de beslissingen rond de communautaire grondwetsartikelen, hierdoor had
de regering geen tweederde meerderheid meer en werd fel bekritiseerd. De regering wendde zich
tot de PVV en er werden dan communautaire artikelen mede met de hulp van de PVV goedgekeurd.
, Gemeenteraadsverkiezingen 1970: de partij hoopte op een grote doorbraak dankzij een groot
verkiezingsprogramma onder het thema: leefbare gemeenten in een federaal Vlaanderen. De VU
werd echter door CVP-voorzitter uit schepencolleges uitgesloten, voorloper van een Cordon Sanitair
1971: installatie van Cultuurraden, kreeg ondanks kritiek toch de steun van de VU, verzocht echter de
Koning om het parlement te ontbinden. Nieuwe verkiezingen zou gunstiger zijn op dat moment.
VAN OPPOSITIEPARTIJ TOT REGERINGSPARTIJ 1971-1977:
Verkiezingen in 1971: VU bereikt een electoraal plafond: stagnatie in die periode, wat nu? Het bleef
de derde partij en was niet de grote winnaar. De grote winnaar was wel FDF-RW (Front
Démocratique des francophones - Rassemblement Wallon). De grote vraag was of de VU de
regeringsverantwoordelijkheid zou opnemen.
Participationistisch standpunt werd in het partijcongres van 1973 vertolkt door oa Schiltz en Claes.
Claes vanuit een rechtse invalhoek terwijl Schiltz eerder links aanleunde. De rechterkant was hier wat
angstig tegenover omdat ze geen toegevingen wilden doen op Vlaams-nationaal vlak. Van der Elst
vond dat de partij nu klaar was om deel te nemen aan de macht.
Intern was er een machtsstrijd tussen Van der Elst en Schiltz, bij Van der Elst was er een zekere
passiviteit en dit leidde tot een overgangsregeling, hij bleef voorzitter tot 1973. Zowel Schiltz als
Raskin waren kandidaat voor de opvolging, Raskin vooral op verzoek van Van der Elst. Geen van
beide haalde een vereiste meerderheid dus werd Schiltz tot voorzitter aangesteld.
Parlementsverkiezingen 1974: vorming van de regering-Tindemans I na de val van de regering
Leburton-Tindemans-De Clercq over de Imbramco-affaire (akkoord over olie zonder medeweten van
de regering + in het voordeel van de BSP). De CVP won voor het eerst opnieuw en de communautaire
partijen boekte verlies.
Tindemans werd tot formateur benoemd en wenste een driepartijenkabinet te vormen, dit ging niet
dus onderhandelde uiteindelijk alleen met de BSP voor een rooms-rode coalitie. Deze
onderhandelingen gingen niet door onderwijs en gewestvorming dus richtte Tindemans zich tot de
PVV voor ofwel een minderheidsregering ofwel een meerderheidsregering met de communautaire
partijen. VU nam dus voor het eerst deel aan de regeringsonderhandelingen.
Tindemands kwam uiteindelijk toch met een rooms-blauw minderheidskabinet dat toch het
vertrouwen kreeg door onthouding van de communautaire partijen. De FDF weigerde deel te nemen,
maar de RW weigerde een regering met VU zonder de FDF.
Interimprotocol van 1973 zorgde ervoor dat er in 1975 een nieuw partijbestuur moest worden
gekozen, Van der Elst verweet Schiltz dat hij zijn bevoegdheden flagrant was te buiten gegaan. Er
waren drie kandidaten: Schiltz, Anciaux en de Bruyne, Schiltz won.
HET EGMONTPACT:
Parlementsverkiezingen 1977: de Volksunie behaalde een status quo. Leo Tindemans werd de
nieuwe formateur. PVV opteerde na een zware nederlaag voor de oppositie. Na een tijd werden de