ISLAMITISCH WEST-AZIË CASUS
CASUS 1 : DE BETEKENIS VAN DE KOMST VAN ISLAM IN DE LAAT ANTIEKE TIJD
vraag: In welke mate is de stelling van H. Pirenne dat “sans Mahomet, Charlemagne serait inconcevable” vandaag
nog relevant in het beschouwen van de vroegislamitische geschiedenis?
De casus over het debat binnen en buiten wetenschappelijk onderzoek dat gaat over de laat antieke tijd
en welke plaats men geeft aan het verschijnen van de Islam in die tijd geeft. Meer specifiek gaat het over
wat de opkomst betekent voor deze periode, betekent het een breuk met het verleden, iets totaal nieuws
of is het eerder een deel van de laat antieke tijd, soort van continuïteit ervan. Deze standpunten, breuk of
continuïteit met het verleden, zijn de twee grote standpunten waarin men de reeds geformuleerde
hypothese en onderzoek kan verdelen.
De eerste stelt dat de betekenis van de Islam de wereld enorm verandert met de komst van Mohammed
en de Islam als een breuklijn, het gaat over de zogenaamde traditionele interpretaties. Geografisch
veroverd het heel het gebied van Andalouse, het huidige Spanje, tot in de huidige regio’s van
Afghanistan en Pakistan, wat zorgt voor een volledig nieuwe politieke constellatie komt die niet
verbonden was met wat daarvoor was. Het gaat dan in eerste instantie vooral over hoe de Islam zelf
naar hun geschiedenis kijkt als het verschijnen van iets totaal nieuw, wat in navolging komt/uitvoering
van van wat men Godswil noemt. Mohammed zou gezonden zijn omdat de mensheid van Godswil
afwijkte en men dmv de profeet wederom op het juiste/ Godspad zou komen. Dit gebeurde in de
heilsgeschiedenis met het uiteindelijk oordeel op het einde der tijden, waar God zal kijken of de persoon
in kwestie het pad van God al dan niet gevolgd heeft. Maar God zal dus de mens niet aan zichzelf
overlaten, maar telkens tekenen sturen om de mens te leiden. Dit gebeurt dus ook in de 7e E waar God
wederom een profeet stuurt/erkent en deze openbaringen geeft men zijn wil (= vormgeving van de tekst
van de Koran). Alles wat voor Mohammed kwam was een afwijking van Godswil en werd daarom in de
eigen geschiedenis omschreven als polytheïsme, of een periode van onwetendheid (Jahiliyya).
Mohamed zal voor zuivering zorgen en dus m.a.w. zorgen voor een radicale breuk met slechts 1 God
(monotheïsme). Twee verzen in de Koran verwijzen naar Mohammed als de ongeletterde profeet (al-nabi
al-oemmie), voordat God hem als profeet herkende was ook Mohammed zelf onwetend (breuk met zijn
eigen verleden). In latere verhalen zal de herinnering blijven bestaan dat men voordien een barbaars,
onwetend volk was tot God een gezaag zond.
In andere meer wetenschappelijke teksten/onderzoeken ga je deze visie ook terugvinden. Oa. in de
Pirenne-these (binnen wetenschappelijk discour echter niet langer als houdbaar gezien) die stelt dat het
begin van de ME niet gesitueerd moet worden in het begin van de 14-15de E met de komst van de
Germaanse volkeren in het oud-Romeinse rijk, maar wel in de 7de E met de komst van de Arabieren in
de regio van het middellandse zeegebied. Dit was nl. voor hem het begin waarop Europa wordt
afgesneden van haar antieke erfgoed en het middellandse zeegebied verdwijnt als een mare nostrum en
verschijnt als een grens tussen het christendom en de islam. Dit zorgt er dan vervolgens voor, voor een
Karolingische renaissance mogelijk is, omdat Europa gedwongen wordt om zichzelf heruit te vinden en
dit ook zal doen. Mohammed creëerde volgens hem de volledige historische voorwaarde waarbinnen de
Karolingen aan de macht konden komen. Obv. archeologisch materiaal is men er echter achter gekomen
dat het stilvallen van handelsrelaties niet samenviel met de komst van Islam, meer reeds daarvoor
begonnen was.
Ondanks dat Pirennes these, reeds wetenschappelijk achterhaald is blijft het wel circuleren in de meer
populistische middens met het idee dat de breuk die daar verscheen in de 7de E een onoverbrugbare
breuk was tussen Islam en Christendom, tussen beschavingen, etc. Dit zie je oa. in Huntington's boek
van botsende beschavingen, waarbij de beschavingen/culturen voorbestemd zijn om met elkaar te
botsen en dus onverenigbaar zijn. Hij stelt dat eenzelfde logica kan gevolgd worden tussen het
christendom en de islam, die als nieuwe beschavingen met elkaar botsen en de wereld dus verandert.
, Nieuwe interpretaties zullen de islam en de opkomst van Mohammed eerder zien als een voortzetting
van die periode, vandaar laatantieke periode/tijd (men staat met één voet in wat reeds was, met de
ander in een geleidelijke nieuwe identiteit met nieuwe monistische strekkingen en stromingen die
geleidelijk aan vorm krijgen). Maar binnenin deze groep zijn er wel een paar discussies die al dan niet
nog steeds gevoerd worden.
Een van de belangrijkste discussies gaat over de geografische plaats van Mekka. Als Mohammed en de
islam deel zijn van de laatantieke periode, kan dit dan gebeurd zijn in het Arabische schiereiland, dat zo
afgelegen is en afgescheiden is van de geschiedenis van de laatantieke periode. Sommige zullen
zeggen dat dit historisch niet realistisch is, deze personen zullen Mekka naar Noordwaarts zullen
opschuiven, in de regio van Syro-Palestina en dus onder Joods-Christelijke-messianistische
bewegingen. Omdat men zich later zo wil onderscheiden van de andere, zal men hun
ontstaansgeschiedenis projecteren op iets dat buiten de bestaande wereld lag (Mekka). Deze
opinie/visie werd vooral geformuleerd in de late jaren 70 onder een groep studenten van Wansbrough,
Cook, Crone en hijzelf (boek : Hagarism*), in Londen. In feite stellen ze dat de zelf geschreven bronnen
van de 7e en 8de E zijn totaal onbetrouwbaar als historische bron, waardoor men op zoek moet naar
ander materiaal. Dit vindt men in het Syrische, Armeens en Hebreeuws bronnenmateriaal uit diezelfde
tijd. De Islam is volgens hen dan ontstaan uit Joods-Christelijke-messianistische groepering en dit
uiteindelijk vorm zou krijgen in de 8ste E en Mohammed volgens hen dus in feite niet zou bestaan (zeer
controversieel en vandaag de dag tegengesproken door bronnenmateriaal). Waar men wel correct is is
dat in de 7de, 8ste E in het niet-arabisch, niet-Islamitisch bronnen materiaal, degene die vanuit arabieren
verschuiven niet als moslims worden geïdentificeerd maar onder verschillende andere namen,
waaronder de hagarenen.
Andere zullen niet meestappen in dit verhaal, vandaag de mainstream strekking, en zullen in de plaats
daarvan de grenzen van de laat-antieke wereld Zuidwaarts opschuiven. Arabië was dus niet een perifeer
gebied, maar was ten volle onderheven aan alle dingen van de laat-antieke wereld. Dit standpunt werd
oa. ingenomen door Brown met zijn boek waarbij hij een duidelijke continuïteit bepleit van Marcus
Aurelius (Romeinse keizer) tot Mohammed, waarbij Arabieren ook deel uitmaakt van de laatantieke
periode/geschiedenis, dit door handelsrelaties en missionarisexpedeties. Het schiereiland is dus m.a.w.
niet van de ene op de andere dag omgevormd tot monetheisicht maar ontstond door geleidelijke evolutie
en contanten. Nieuw bronnenmateriaal bevestigde deze visie. Vooral Hoyland, in zijn thesis, vond deze
nieuwe data en weerlegde verschillende aspecten van de eerst genoemde visie/standpunt (7de ipv 8de
E, Mohammed wel degelijk beschreven). Uit zijn onderzoek concludeert Hoyland dat de Arabieren een
nieuwe, aparte naam aannemen in de 7e E. Ze migreren naar oa. Egypte en Irak (Muhajirun) en bouwen
daar een soort Jihad state uit, een nieuw politieke religieuze entiteit, bestaande uit allemaal
monotheïsten maar niet per se allemaal dezelfde God met een leider die beschreven wordt als
aanvoerder van de gelovige. (laatantieke competitie (jihad), monotheïsme (ismaëlieten, Hagarenenen,
etc. ⇒ Islam) en wereldrijk (abd allah ⇒ kalief).
* Verwijzend naar Hagar, de bijzit van Abraham, de voorvader. De vrouw van Abraham, Sarah, kreeg
een zoon genaamd Isaak. Maar ook met zijn bijzit krijgt hij een zoon, nl. Ismael. Traditioneel wordt
gezegd dat de Christenen afstammen van Isaak die Abraham bijna wenst te offeren aan God, terwijl de
moslims dan afstammen van de Ismael. Maar beide zijn Abrahamitisch.
CASUS 2 : DE OPKOMST VAN DE ISLAM IN DE LAAT ANTIEKE PERIODE : BREUK
OF CONTINUÏTEIT?
Vraag: Beoordeel de wijzen waarop in wetenschappelijk onderzoek de profeet Muhammad als historische figuur
benaderd is geworden?
Specifiek blijven we hier stilstaan bij de aard van het bronnenmateriaal dat men heeft om het verhaal dat
men heeft over Mohammed te beschrijven (de inleiding).
, Het belangrijkste bronnenmateriaal waarover men lijkt te beschikken is de Soenna (Soennieten =
moslims die zich baseren op deze traditie). Het gaat over allerlei verhalen (Hadieth = “vertellen”) over de
profeet en de gemeenschap die worden verteld en generatie op generatie worden mondeling
doorgegeven en zo dan vorm te geven aan de Soenna (de Traditie). In de loop van de 9de E wordt deze
traditie verengd naar de traditie van de Soenatenen (traditie van de profeet). De Hadieth is bewaard
gebleven in verscheidene historiografische genres, die enerzijds eerder biografisch zijn geformuleerd
waarbij de belangrijkste ibn Ishaq is. Het gaat over een Arabische islamitische geleerde die in de eerste
helft van de 18de E in Medina actief was, maar niet van Arabische oorsprong/achtergrond was. Ibn Ishaq
zal de eerste zijn die verschillende Hadieth verzameld in een boek, waarbij de focus vooral ligt op de
campagnes die gevoerd zijn door Mohammed en zijn opvolgers. Het probleem hierbij is dat men het
originele boek zelf niet meer heeft, maar wel een boek dat daarover schrijft van Ibn Hisham, die zijn boek
“al-Sira al-Nabawiyyah” (= de profetische biografie) schreef als een verkorte versie van het originele
boek.
Anderzijds gaat het om eerder juridisch georiënteerde verzamelingen waarin het leven van de vroege
Islamitische gemeenschap leidinggevende wordt geacht voor de antwoorden op de vraag hoe men een
goede moslim moet zijn (hoe moet je je gedragen, wat mag je eten, hoe moet men conflicten oplossen,
etc.). Het gaat over een hele reeks morele, ethische en juridische vragen waarop geantwoord wordt dmv
verschillende Hadieths die werden verzameld in de Sahih.
Wat men uit al deze bronnen kan halen is zo goed als alles wat de profeet ooit heeft gezegd, gedaan,
etc.. Zo weet men bv. dat de profeet het prettig vond om met alles aan de rechterkant te beginnen,dat hij
5 rituelen had om zich te onderwerpen aan God (de zogenaamde 5 zuilen van de islam) nl.
1. de geloofsbelijdenis : er is slechts 1 God en Mohammed is Gods boodschapper ;
2. rituele gebed ;
3. aalmoezen ;
4. vasten (9de maand) ;
5. min. eenmaal naar Mekka, indien je hier financieel en fysiek in staat toe bent.
In wat hij geloofde (Iman): God, zijn engelen, zijn boeken, zijn boodschappers en de Dag des Oordeels.
Tot slot zei hij over Ihsan (het goede doen) dat je altijd bewust moet zijn dat God je ziet en voor je daden
je uiteindelijk rekenschap zal moeten afleggen, aanbidt God alsof je Hem ziet.
Er stelde/stellen zich echter wel problemen voor met deze Hadieths aangezien sommige elkaar gaan
tegenspreken, net zoals sommige verzen in de Koran elkaar tegenspreken. Zo’n moeilijk punt is bij
genotshuwelijk, vandaag wordt dit in Sjiitische context aanvaard, maar in Soennitische context niet
aangezien men dit in verband brengt met prostitutie. Deze conflicten zijn niet pas recent opgedoken,
maar zijn er altijd al geweest en ook erkend.
Van zeer vroeg worden er dan ook verschillende vragen gesteld over de authenticiteit van de profetische
Hadieths. Als reactie hierop heeft men dan de islamitische wetenschappen gecreëerd, die zich rond
zulke vragen bezig houden. Als gevolg hiervan verkreeg je twee grote wetenschappelijke methodes om
dit vraagstuk aan te pakken en verkreeg men zes collecties die als canoniek beschouwd worden. Om
deze collecties te maken keek men specifiek naar het proces dat de Hadieth doorlopen heeft om in de
Soenna te geraken (overlevineringstraditie ; keten van overleveraars = isnad). Men gaat eigenlijk alle
ketens van overleveraars dan gaan bestuderen obv van de biografische informatie om zo oa. te kijken
wie het dichtste teruggaat op de profeet, welke het betrouwbaarst zijn, etc.. Vervolgens maakt men dan
een selectie van betrouwbare Hadieths, wat specifiek betekent dat de keten van overleveraars de toets
van falsificatie heeft doorstaan. Uit deze selectie selecteert men dan wederom diegene die men echt als
authentiek acht ( = sahih). Vanaf de 9e eeuw verwees men continu naar deze sahih om rechtspraak etc.
te ontwikkelen aangezien daarin het authentieke voorbeeld van de profeet in te vinden is.
Een tweede methode wordt eerder gebruikt in de traditie van biografische teksten en is meer eclectisch
en minder wetenschappelijk. Men stelt dat God het beste weet en wat correct is, is het beste gekend bij
God. In plaats van dan zelf een selectie te maken, gaat men alles bij elkaar gooien en de tegenstelling
zo laten zijn.