het beleid van de europese unie
deze cursus kijkt nr het eu-beleid, de geschiedenis ervan, conflicten, hoe vooruit gaan, uitdagingen, etc.
beleidsdomeinen die aanbod komen :
- interne markt (als zijnde de essentie van eu)(over regulatie etc) ;
- landbouw (als zijnde een van het oudste en grootste deel van het budget (ong. 40%)) ;
- milieubeleid (als zijnde enorm sterk europees aangestuurd) ;
- klimaatbeleid (jonger en meer dan milieu) ;
- externe beleid (als zijnde het traditionele moeilijk(ste) domein, zie EU leger debat, waaronder ook
handel (eu zeer aanwezig en gevraagd) ;
- ontwikkelingsbeleid (als zijnde het feit dat eu de grootste donor ter wereld is (zowel vanuit eu als
lidstaten zelf) met zelf opgestelde conditionaliteiten) ;
- humanitaire hulp (hulp zonder voorwaarden) ;
- cultuur en media (spillover van andere, o.a. reclame, product placement, erfgoeddagen, etc.) ;
- ook in mindere mate : sportbeleid, onderwijs, etc..
EXAMEN :
sommige over beleidsdomeinen heen (grotere lijnen), maar ook linken met theoretische scholen
beperkte antwoordruimte ⇒ tot kern en essentie gaan
____________________________________________________________________________
theoretische kaders als hulpmiddel :
bv. EU-Senegal relatie :
- economisch profijt (louter nr eigen economisch gewin kijkend relaties aangaan) ;
- groot Scandinavië (eu als groot geweten van de wereld, zeer wereldlievend als daad an sich) (te
makkelijk eenvoudig voorgesteld kader) ;
- groot Zwitserland (eigen grootheid en rijkheid uitbouwen, niet kijkend naar belangen, welzijn, etc. van
de andere)(achterhaalt kader) ;
- supermacht in wording (à la Amerika, zich geleidelijk assertiever opstellen en eigen focus op oa.
defensie, machtspolitiek en aanwezigheid an sich in geopolitiek) ;
- civiele macht (wereld beter maken voor eigen zelfbelang, maar verschil groot Scandinavië : niet louter
civiele doelstellingen maar ook het hanteren civiele middelen (belonen landen die waarden EU volgen,
oa. openen politieke dialoog, handelsrelaties, ontwikkelingshulp, etc. (wortel ipv stok)) (beeld eu van
zichzelf).
1. neofunctionalisme : eu-eenmaking gestart met bepaalde functie/taak (k&s) ⇒ niet tegen
houdbare dynamiek gestart (sneeuwbal), instellingen leiden tot krachtiger europa, lidstaten geleidelijk
aan louter ondergaan (macht effectief verliezen) ;
2. intergouvernementalisme : finaal altijd een spel/dynamiek tussen regeringen/lidstaten,
eigenbelang >, screw backs mogelijk indien schadelijk belang v lidstaten
(beide komen echter tekort ⇒ nood aan gesoficticeerdere modellen)
Bij het opstellen van de belgische begroting speelt europa een belangrijke rol in de zin dat ze een
begrotingstoezicht houden (dit door de eurocrisis en de Griekse crisis en uit besef dat indien men niets zou doen,
de euro en de europese economie overkop zouden gaan). Neofunctionalistisch gezien begon het dan ook met 1
munt die men als functioneel zag voor de eengemaakte markt, die uiteindelijk overging tot een toezicht op de
nationale begroting om de stabiliteit van de munt te garanderen (spillover).
Het Solidariteitsfonds van 750 miljard euro voor het herstel van de economie na de coronacrisis, bekend als Next
Generation EU, zorgde onvermijdelijk voor de vraag hoe landen zich weer zouden moeten stabiliseren. Aan de ene
kant had je het idee om dit samen te doen, waarbij er een verdeling zou plaatsvinden obv. noodzaak ipv aandeel.
Aan de andere kant had je dan het idee dat ieder voor zich moest financieren. In deze discussie stelde de neofunc.
dat de oprichting van een fonds er uiteindelijk toch moest van komen, aangezien dit functioneel was/is. De int.
daarentegen stelde in eerste instantie dat het fonds er niet zou komen, aangezien dit niet rationeel was voor de
rijkere landen die meer zouden geven dan krijgen (eigen herstel financieren zou goedkoper zijn en dus de betere
keuze voor hun). Nederland was een van de langst tegenstribbelende landen in dit debat, maar ging uiteindelijk
1
,toch akkoord om hun eigen tulpenverkoop te redden/garanderen (toonbeeld versmelting van economieën). De
neofunc. argumenten voor het fonds wezen op het genereren van transfers tussen landen als een manier om
solidariteit en economische groei te bevorderen. Aan de andere kant had je de int. die stelde dat het op lange
termijn schadelijk zou zijn voor de rijke landen om geen hulp te geven, aangezien men economisch zo verweven is
dat ook hun economie getroffen zou worden (zie Ned. en tulpen).
Een meer gesofisticeerdere vorm van intergouv. is het liberaal intergouvernementalisme. Deze theorie
stelt dat de belangen van lidstaten verschuiven, aangezien landen zelf verschuiven op het politiek
links-rechts spectrum, naargelang de uitslag van nieuwe verkiezingen. Wat er zich binnen lidstaten
afspeelt is maw. ook belangrijk, aangezien “HET” nationale belang niet bestaat, maar louter de belangen
van de op dat moment machthebbers/regering. Het is bovendien ook een spel van belangen op lange
termijn, waarbij men soms zal moeten toegeven ovv. bepaalde waarden en belangen, om zo hun core
values veilig te kunnen stellen. Dit is zeker en vnm. het geval voor kleinere/kleine landen.
3. Algemeen blijft het basisidee van de oprichting van de eu nog steeds het feit dat de lidstaten
besloten hebben om instellingen op te richten om een deel van hun taken over te nemen, zodat deze
efficiënter konden worden uitgevoerd. zie geneesmiddelenagentschap, voedselagentschap, etc. alsook het
gebruik van de instellingen om niet populaire beslissingen “goed” te praten/ verschuilen achter de eu (“was uit onze
handen/vanuit Brussel/etc.” Maar tegelijkertijd willen lidstaten wel nog steeds betrokken worden bij
beslissingen en niet alles overlaten aan de instellingen. Men creëert maw. een onderling ingewikkelde
relatie (analoog verhaal hond-baas), dit zeker wanneer men in rekening brengt dat het om 27 lidstaten
gaat, met eigen belangen en er bovendien verscheidene instellingen zijn die zelf ook autonoom werken
en tegelijkertijd andere instellingen controleren.
Het model die deze onderlinge relatie kan uitleggen is dat van principal-agent, waardoor men
bovendien een genuanceerder/complexer beeld verkrijgt dan gesuggereerd wordt bij de int. en neofunct..
Bij dit model richt de principal een agent op om in hun naam te ageren, maar tegelijkertijd controleert
deze principal wel nog steeds de agent, zodat deze laatste niet louter hun eigen belangen zou navolgen.
Hierdoor kan echter de vraag gesteld worden of het nut achter de delegatie van taken dan niet vervaagt,
aangezien de principal zich er nog steeds mee bezig moet houden. De controle van de agent door de
principal gebeurt dmv. het maken van richtlijnen, het oprichten van committees, het opstellen van een
budget en het feit dat men geen eigen belastingen mag heffen, etc.. Bovendien richt de principal ook
andere instellingen op of geeft andere instellingen de taak om andere instellingen/agents te controleren.
4. nieuw institutionalisme : hoe instellingen omgaan met beslissingen, welke vrijheden ze hebben,
etc. is wel degelijk belangrijk. Dit bovendien zowel formeel (stemprocedures : unanimiteit vs.
gekwalificeerde meerderheid, strategischer denken met qmv is meer nodig dan bij unanimiteit) ) als
informeel (cultuur en sfeer van instellingen).
(|_de commissie doet voorstel en geeft hieraan vorm via verscheidene soort van ambtenaren
bv. dg industrie zal andere regels treffen ivm vergroening auto’s dan dg klimaat)
drie verschillende soorten van nieuw institutionalisme verfijnen deze algemene theorie, nl. :
4.1. rational choice n-i : (dichtst bij lib. int.) lidstaten creëren instellingen, maar finaal draait het
om de belangen van de lidstaten. Processen worden gepoogd zelf zo veel mogelijk in handen
gehouden te worden, maar de “machine” van de instellingen is eveneens belangrijk (zie formele en
informele regels, waardoor lidstaten hun gedrag moeten veranderen)
⇒ finaal dus ook impact op uitkomst (dr gehanteerde strategie)
(eu parle = kan nooit meer macht verkrijgen, want dit is niet in het eigenbelang van de lidstaten) ;
4.2. sociologisch n-i : belangen lidstaten niet belangrijk, wel de ideeën en normen die op een
bepaald moment rond een bepaald probleem hangen (algemene klimaat rond thema>) (standaard
dominante visie zoeken wat “gepast” is/wat hoort, in “val” trappen) (wil je iets veranderen moet je
2
, dat via soft power doen, en door aanwezig te zijn in debatten, sociale media, ect. ⇒ invloed ideeën
klimaat) (constructivisme zie integratietheorieën)
(alom heersende opvatting is dat de eu met een democratisch deficit, wanneer men de spelregels zou
bewerken zou het versterken van de macht van het eu parle onontkomelijk zijn, aangezien deze de enigste
rechtstreeks verkozenen heeft (democratisch))
(val muur werd gepercipieerd als historisch moment, eenmaking en uitbreiding eu werd onontkomelijke)
(vluchtelingenproblematiek eu : tien jaar geleden was er de scheepsrampt voor de kust van Lampedusa,
waar een boot met vluchtelingen was gezonken met massa’s doden als gevolg. Als gevolg hiervan keerde
de perceptie en wou men hun helpen en vermijden dat dit nog zou gebeuren ⇒ organisatie reddingsmissies.
Paar jaar later kreeg je in 2015 een grote stroom van asielzoekers uit Syrië en wederom keerde de sfeer en
werden de Europeanen de “slachtoffers”. Dit is dan ook vertaald in het beleid waarbij men zoveel mogelijk
inzet op te voorkomen dat vluchtelingen Europa halen door bv. geld te geven aan Turkije voor hun daar te
houden)
(sancties tav. Rusland doen europese bedrijven pijn, maar zelfs landen als Hongarije stemde hiermee in, dit
louter omwille van de verontwaardigde, angstige sfeer dat de inval genereerde, waardoor men niets anders
kon doen) ;
4.3. historisch n-i : als men wil weten welke richting het beleid uitgaat, moet men kijken naar wat
er vroeger beslist is, omdat eerdere beslissingen je huidige beweegruimte beperken en bepalen.
Indien je later beseft dat je de verkeerde keuze hebt gemaakt, kan je deze niet meer omdraaien
want dat vergt een te hoge kost, er is maw. padafhankelijkheid.
(bv. je bent aan het lopen in een boom en op een bepaald moment kom je op een tweesprong (critical
conjunction), je keuze kan beïnvloed worden door verschillende redenen (meestal wel gebaseerd op
belangen volgens historisch n-i.), maar eenmaal je keuze is gemaakt zit je eraan vast. Zelfs indien je later
erachter komt dat je de verkeerde keuze hebt gemaakt is er geen weg meer terug of de prijs is te groot ⇒
kijk eurocrisis en idee om Griekenland eruit te zetten, niet mogelijk want reeds geïntegreerd)
(zelfde parabel cheeta en antilope in achtervolging) ;
Uitbreiding 2004 naar Oost-Europa : een aantal landen in de EU had geanalyseerd dat dit voordelig voor hen
zou zijn (zie Duitsland als eerst mogelijke handelspartners), maar voor andere gold dit zeker niet (zie Spanje,
Griekenland, etc.) als zijnde niet de eerst mogelijke handelspartners en bovendien zou men dan subsidies
verliezen. Uiteindelijk namen landen zoals Duitsland, omwille van hun eigen belangen het voortouw (rational
choice n-i.) en begonnen te praten over historische goedmaking en 1 grote familie (sociologisch n-i.), waar
de andere landen dan zijn ingetrapt door hierin mee te gaan. Als gevolg daarvan had men een bepaalde
keuze gemaakt en kan men hier niet op terugkomen. Bovendien moesten de Oostbloklanden voordat ze
konden toetreden enorm veranderen, maar dit vonden ze oké aangezien het einddoel van toetreding inzicht
lag. Indien de Eu dan zou gezegd hebben dat het niet doorging (terugkeren op stappen), zouden deze
landen in chaos vervallen (historisch n-i.).
⇒ inzichten zijn combineerbaar
5. netwerktheorieën : hierbij zal men stellen dat wanneer men een overzicht heeft van de netwerken
die rond bepaalde beleidsdomeinen hangen en wie daarin vertegenwoordigd is, hoe de verhoudingen
ongeveer liggen, etc. en dan kan men de uitkomst voorspellen. Lopend door de Europawijk in Brussel
kun je inderdaad zien dat Europa volledig omgeven is door allerlei mogelijke belangenorganisaties, om
daaruit dan hun belangen te organiseren en proberen deze te behartigen.
landbouwlobby (boerenbonden, koppels, etc.) hebben een zeer belangrijke stempel gedrukt op het
EU-landbouwbeleid. Dit omdat toen het landbouwbeleid werd opgestart er veel technische kennis gevraagd werd
aan deze organisaties, waardoor deze landbouworganisaties in het begin een quasi monopolie hadden op dit vlak
en er pas later andere organisaties kwamen, denk milieu, om zich hiermee te mengen. Zelfde verhaal met het
sociale beleid en de vakbonden.
Er zijn maw. bepaalde wetmatigheden te zien,
3
, 1. hoe grotere organisaties, hoe meer middelen ter beschikking, hoe sterker men aanwezig kan
zijn en finaal hoe meer impact men kan hebben. patiëntenverenigingen vs. big pharma. Dit wordt echter
deels gecompenseerd door de EU, waarbij men subsidies geeft aan bepaalde organisaties die anders
niet sterk aanwezig zouden kunnen zijn, om zo toch hun aanwezigheid te garanderen/compenseren bv.
milieubewegingen, gender activisten, globale zuiden, etc. (het is bovendien niet omdat men subsidies
verkrijgt, dat men de EU moet napraten)
2. als men pleit voor specifieke korte termijnbelangen staat men sterker dan voor diffuse lange
termijn belangen. lang zware handicap voor milieuactivisten, aangezien oa. automakers direct konden bereken
wat de kost was van de maatregelen op hun productie, terwijl milieuactivisten dit moeilijker kunnen doen (intussen
is dit echter deels veranderd, vanuit het besef dat het niet iets van de lange termijn is en de gevolgen niet langer
diffuus zijn). huidige organisaties met die handicap zijn bv. organisaties die vechten voor vrouwenrechten
3. hoe onmisbaarder je bent, hoe zwaarder je kan wegen en hoe meer impact je kan hebben. in
een beleidsdomein waar zeer technisch geageerd moet worden, zullen die bedrijven/organisaties die over deze
technische kennis beschikken meer te zeggen hebben, bv. landbouwbeleid die op een moment zeer
interventionistisch georganiseerd, waarbij de overheid de prijzen bepaalde, maar de overheid moest hiervoor wel
weten wat een faire prijs was, dus moest men gaan aankloppen bij de landbouwers zelf om dit te weten. Of na de
financiële crisis wou men in Europa strengere regels voor de banken inzake beleggingen enz, maar de enige die
echt weten hoe dit alles in elkaar zit zitten zelf in de bankenwereld. In zulke domeinen zelf spelen de
hoofdorganisaties, tegen wie vaak de beslissingen zijn etc., een enorm belangrijke rol (fair?) ⇒ andere
zijlijn organisaties gaan zelf experten zoeken zodat ze toch mee kunnen doen aan de discussies, om dit
“monopolie” tegen te gaan.
4. een andere belangrijke factor zijn de gebruikte onderhandelings-ervaring en talenten, waardoor
sommige kleine organisaties hierdoor boven hun gewicht kunnen spelen of andere net weet weg te
spelen. Traditioneel wordt er gezegd dat de Europese werkgevers zich hebben georganiseerd in Business Europe
en dat wanneer ze hun zegen niet geven er niets van zal komen, in zekere zin klopt dit, maar tegelijkertijd is het
ook zeker mogelijk om hun uit bepaalde dossiers uit te spelen. Dit werd bv. gedaan bij de zogenaamde dumping
van goedkope zonnepanelen uit China op de europese markt, en dan kwam de vraag of men vanuit europa
sancties hiervoor moest gaan opleggen. Al snel zeiden de Europese zonnepanelen producenten die zeiden dat dit
niet kon, maar tegelijkertijd had je bedrijven die zich volop aan het inzetten waren voor de vergroening van hun
bedrijven en dus zeer graag zulke goedkope panelen zagen komen. Werkgevers werden maw. tegen elkaar
uitgespeeld. Ook auto’s vanuit China worden nu onderzocht op vraag van Frankrijk, maar bv. Duitsland zelf ervaart
de concurrentie minder, waardoor dit voor hen ook niet nodig was, zeker denkend aan het feit dat China dan
tegensancties zouden kunnen nemen tnv. Duitsland en tvv. Frankrijk dan. Het creëren van spanningen in de
netwerken rondom de unie is dan ook an sich niet moeilijk en indien men weet waar de breuklijnen
liggen, kan men deze in eigen voordeel uitspelen.
5. tot slotte is er ook de publieke opinie, wat gedeeltelijk aansluit bij onmisbaarheid, aangezien finaal
de eu politieke beslissingen neemt en deze politici dit moeten kunnen uitleggen bij hun achterban, ook al
ben je gericht op diffuse lange termijn belangen en ben je een kleine speler, als je de publieke opinie
achter je hebt sta je sterk. Wat doen we met de invoer van zeehondenbont vanuit Canada, werd op een gegeven
moment gesteld in de EU. In kader van het dierenwelzijn lag dit nogal moeilijk en er kwam dan ook debat over,
Canada daartegenover stelde dat indien ze dit verboden ze tegenmaatregelen moeten nemen, aangezien dit voor
hen louter een deel van hun economie was. Qua economische belangen van de Europese bedrijven zou het
logisch zijn om geen verbod te doen, maar er was een campagne gestart vanuit WWF dat dit verbod er wel moest
komen (niet-rationeel : want zeehonden an sich niet met uitsterven bedreigd). WWF deelde in de Europawijk
zeehonden knuffels uit, verspreidde een filmpje, etc. waardoor ze het publiek wisten te overwinnen en konden de
europese bedrijven er niet meer tegenop.
Wat netwerktheorieën mooi in beeld weten te krijgen, is het feit dat macht verspreid zit over
verscheidene actoren en netwerken, die dan samen gaan in complexe afhankelijkheidsrelaties.
Waardoor men het beleid kan voorspellen, zodra men hier zicht op krijgt. In de Europese politiek spelen
deze netwerken een net iets belangrijkere rol dan in de nationale politiek, omdat het grondgebied van de
EU heel groot is (450 miljoen EU-onderdanen + andere), waardoor de impact van beslissingen enorm
belangrijk is voor het nemen van beslissingen. Want finaal betekent dat je expertise nodig hebt van
4