Deze samenvatting bevat de onderdelen stijl, grammatica en zinsdelen. Hierin komt naar voren het schriftelijk weergeven (zelfstandig naamwoord, lidwoorden, voornaamwoorden) woordsoorten (hen of hun, voegwoorden etc.)(inversie, congruentie, contaminatie, pleonasme etc.)
Nederlands doorstroom
Stijl, grammatica en zinsdelen
Stijl
Onder stijl verstaan we de manier van schriftelijk weergeven van wat je wilt zeggen.
Zelfstandig naamwoord
Zelfstandig naamwoorden zijn woorden die mensen, begrippen, dieren, dingen en
verschijnselen aanduiden. (Agent, moeder, liefde, verdriet, paard, hond, boek)
Er zijn drie soorten zelfstandig naamwoorden: mannelijke, vrouwelijke en onzijdige
zelfstandige naamwoorden.
- Mannelijk: man, stoel vloer
- Vrouwelijk: vrouw, overheid, gemeente
- Onzijdig: boek, geluid, huis
Lidwoorden
Het Nederlands kent drie lidwoorden; de, het, een.
Voor mannelijke en vrouwelijke zelfstandig naamwoorden kun je het lidwoord ‘de’ zetten.
Voor onzijdige zelfstandige naamwoorden kun je het lidwoord ‘het’ zetten.
Het lidwoord ‘een’ kan voor onzijdige, mannelijke en vrouwelijke zelfstandige naamwoorden
staan.
Aanwijzende voornaamwoorden
Woorden die een persoon, zaak, ding, kwestie e.d. aanwijzen, noemen we aanwijzende
voornamenwoorden. Bijvoorbeeld: deze, die, dat, dit.
Bij mannelijke en vrouwelijke zelfstandig naamwoorden horen ‘deze’ en ‘die’
Bij onzijdige zelfstandige naamwoorden horen ‘dit’ en ‘dat’.
Betrekkelijke voornaamwoorden
Een betrekkelijk voornaamwoord heeft betrekking op een voorafgaand woord of een
voorafgaande zin. Veelgebruikte betrekkelijke voornaamwoorden zijn: die, dat, wat en wie.
Het betrekkelijk voornaamwoord ‘die’ heeft betrekking op een mannelijk of vrouwelijk
zelfstandig naamwoord. Het betrekkelijk voornaamwoord ‘die’ gebruik je ook als het
betrekking heeft op een woord dat in het meervoud staat.
Het betrekkelijk voornaamwoord ‘dat’ heeft betrekking op een onzijdig zelfstandig
naamwoord.
Het betrekkelijk voornaamwoord ‘wat’ gebruik je in de volgende drie gevallen:
1. Als het betrekking heeft op een onbepaald voornaamwoord (alles, iets, niets, veel)
(hij koopt alles wat hij wil)
2. Als het betrekking heeft op een overtreffende trap (het beste wat we voor u hebben,
is een appartement) (Het leukste wat hij had te vertellen, wist ik al).
, 3. Als het betrekking heeft op een hele zin (we gaan vanavond met zijn allen uit, wat
altijd heel gezellig is)
Bezittelijke voornaamwoorden
Een bezittelijk voornaamwoord geeft bezit aan. (Dat is zijn telefoon)(De moeder leest met
haar kinderen)
Verwijst een bezittelijk voornaamwoord naar een onzijdig woord, dan gebruiken we het
woord ‘zijn’. (Ik heb het gebouw met zijn dikke muren gefotografeerd)(Het gezelschap is met
zijn gids vertrokken)
Persoonlijke voornaamwoorden
Persoonlijke voornaamwoorden verwijzen naar dieren, personen, voorwerpen, verschijnselen
e.d. (Die vrouw gaat naar de stad, zij gaat nieuwe kleding kopen) (Vandaag heb ik veel
huiswerk, als ik het afheb, ga ik fitnessen)
Onzijdige zelfstandige naamwoorden
Bij onzijdige zelfstandige naamwoorden (alle woorden met het lidwoord ‘het’) horen de
volgende verwijswoorden: dat, dit, et en zijn.
- Het bedrijf heeft zijn (het) personeel een feest aangeboden.
Bij mannelijke zelfstandig naamwoorden horen de volgende verwijswoorden: deze, die, hem,
hij en zijn.
- We hebben die stoel laten bekleden en hij (deze, die) ziet er mooi uit.
Bij vrouwelijke zelfstandig naamwoorden horen de volgende verwijswoorden: deze, die, zij,
ze en haar.
- Omdat mevrouw De Jong jarig is, geeft zij een feestje.
Woordsoort Verwijzen met
Het-woorden Het, dat, dit, zijn
De-woorden Mannelijk Hij, die, deze, hem, zijn
Vrouwelijk Zij (ze), die, deze, haar
Meervoud Zij (ze), die, deze, hen, hun
Hen of hun
Schrijf hun als:
- Het een bezittelijk voornaamwoord is
- Als het een meewerkend voorwerp is (zonder voorzetsel)
Schrijf hen als:
- Na een voorzetsel
- Als het een lijdend voorwerp is
Hoofd- en bijzinnen
Een enkelvoudige zin bevat één persoonsvorm en één onderwerp. Een samengestelde zin
bevat twee of meer persoonsvormen en twee of meer onderwerpen.
Samengestelde zinnen bestaan uit één hoofdzin en één of meer bijzinnen. De bijzinnen zijn
altijd ondergeschikt aan de hoofdzin. Iedere bijzin is een zinsdeel van de hoofdzin.
Kenmerken hoofdzin
- Persoonsvorm en onderwerp staan (meestal) naast elkaar
- Je kunt geen ander woord (bijv ‘niet’ of ‘nooit’) tussen persoonsvorm en onderwerp
zetten
- Een hoofdzin kun je niet door één woord vervangen.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur MStroeve. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €2,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.