Vragen van de colleges
College 1
Waarom zijn wijsbegeerte en filosofie synoniemen? Waarom niet?
Filosofie en wijsbegeerte worden als synoniemen gebruikt, maar dit klopt niet. Filosofie komt van het
Griekse ‘Philos’ (liefde/vriendschap) en ‘Sophia’ (wijsheid) en betekent dus ‘vriend van de wijsheid’.
Wijsbegeerte betekent ‘de wens of de drang naar wijsheid’. Toch worden ze als synoniemen gebruikt
omdat er bij beide een gebrek aan wijsheid is. Zoals Socrates zei: “Ik weet dat ik niets weet.”
Leg uit: “Filosofie begint met wijsheid en na een crisis of sceptisch moment eindigt in
onwetendheid.”
Filosofie begint met het bewustzijn dat we te veel weten. Daarna volgt een sceptisch moment waarin
je beseft dat je eigenlijk niets weet. Uiteindelijk eindigt het in een docta ignoratia, een
onwetendheid, het weten dat je eigenlijk niets weet. Op die manier leer je om kritisch te denken.
Onwetendheid is een mogelijkheidsvoorwaarde voor begrijpen en beseffen.
Geef een korte definitie van elk tijdperk van de filosofie, elke filosofische discipline en elke
stroming die in de slides wordt genoemd.
Tijdperken
- Antieke wijsbegeerte (7de – 2de eeuw v. Chr.): filosofie van de klassieke Griekse en enkele Romeinse
filosofen: de natuurfilosofen, Parmenides & Heraclitus, de Sofisten, Socrates, Plato, Aristoteles. Gaat
vooral over het ontstaan van de wereld en het zijn.
- Middeleeuwse wijsbegeerte (2de eeuw v. Chr. – 15 de eeuw n. Chr.): Men gebruikt logica, dialectiek
en analyse om de waarheid te achterhalen. Er was een spanning tussen filosofie, theologie en religie.
Het idee van de allemachtigheid van God, dat er één God is.
- Moderne wijsbegeerte & Moderniteit: streven naar een verbeterde filosofie + invloed van de
Verlichting & wetenschap, rationalisme vs. empirisme
- Postmoderniteit (1945 – heden): hedendaagse filosofie. Filosofen worden beroepsfilosofen
(professionalisering). Metafysische pretenties worden grotendeels opgegeven.
Disciplines
- Natuurfilosofie: gericht op de filosofische verklaring van de natuur in zijn geheel
- Metafysica: voorbij de dingen die we kunnen zien of waarnemen, voorbij de natuur. Gaat voorbij de
werkelijkheid die we via onze zintuigen verkrijgen
- Moraalwetenschap: de kritische bezinning over het juiste handelen via ethiek criteria vaststellen
of iets goed of slecht is
- (bio)Ethiek: richt zich op de praktische vragen van het leven. Hoe we moeten handelen proberen te
beantwoorden door middel van een stelsel van waarden en normen.
- Politieke filosofie: een filosofisch vakgebied waarin vraagstukken rond politiek en maatschappij aan
de orde zijn. Als zodanig is er een relatie met politicologie en sociologie. Meer concreet gaat het in op
vragen rond autoriteit, eigendom, macht, politiek, rechtvaardigheid en vrijheid.
1
,- Esthetica: tak van de filosofie die zich bezighoudt met de aard van de kunst , schoonheid en smaak
en met de creatie en de waardering van schoonheid. bestudeert hoe kunstenaars zich voorstellen,
kunstwerken maken en uitvoeren; hoe mensen kunst gebruiken, waarderen en bekritiseren; en wat
er in hun hoofd gebeurt als ze naar schilderijen kijken, naar muziek luisteren of poëzie lezen en
begrijpen wat ze zien en horen
- Logica: stamt van het Griekse woord λόγος of logos, dat kan betekenen: betekenis, woord, idee,
argument, rede of principe. Logica of formele logica is de leer van het strenge betoog.
- Wetenschapsfilosofie: een discipline van de filosofie die zich bezighoudt met het kritisch onderzoek
naar de vooronderstellingen, de methoden en de resultaten van de wetenschappen. Daarbij rekent
ze behalve de natuurwetenschappen bijvoorbeeld ook de sociale wetenschappen, de psychologie en
de economie tot haar studiegebied.
- Praktische filosofie: wetenschap omtrent de menselijke aangelegenheden, het streven naar een
persoonlijk relevante, interessante en inspirerende visie op leven en ervaring, of een deel daarvan.
- Cultuurfilosofie: bestudeert de mens in een door mensen veranderende maatschappij
- Filosofie van de geschiedenis: tak van de filosofie die zich enerzijds bezighoudt met de betekenis die
mogelijk kan worden toegekend aan de menselijke geschiedenis en anderzijds de praktijk van
geschiedschrijving analyseert. De klassieke variant speculeert ook over een mogelijk achterliggend
teleologisch principe in deze ontwikkeling, waarbij typische vragen worden gesteld als: is er een
ontwerp, een doel, een richtinggevend beginsel dat de geschiedenis beheerst?
- Godsdienstfilosofie: wijsgerige discipline waarin vakfilosofen standpunten en argumenten over
religieuze fenomenen analyseren door deze te abstraheren van hun inhoud. In tegenstelling tot de
religiewetenschappen zal de godsdienstfilosoof dus geen concrete fenomenen in afzonderlijke
religies beschrijven, maar proberen soortgelijke fenomenen in verschillende religies te vinden, om
een algemeen begrip te vormen van religie. Thema's in de godsdienstfilosofie zijn onder meer de
verhouding tussen rede en religie, wijsgerige achtergronden van de religieuze systemen, religieuze
taal en ervaring, religieuze epistemologie, het probleem van het kwaad, de verhouding tussen
godsdienst en wetenschap en het religieus pluralisme.
- Kritische filosofie: De fundamentele taak van filosofen is volgens deze visie niet om theorieën over
de werkelijkheid vast te stellen en te demonstreren, maar eerder om alle theorieën - inclusief die
over de filosofie zelf - te onderwerpen aan kritische beoordeling, en hun geldigheid te meten aan hoe
goed ze kritiek weerstaan.
De grote stromingen
- Scepticisme : Filosofische stroming die stelt dat er geen waarheid of zekere kennis mogelijk is.
- Rationalisme : Stroming die ervan uitgaat niet de zintuigelijke ervaring het criterium is van waarheid
maar de rede. Meer theoretisch: het is een methode of een theorie waarbij het criterium van
waarheid niet zintuigelijk is, maar intellectueel en deductief afleidbaar. (tegengestelde empirisme)
- Empirisme : Stroming die stelt dat het beginpunt van onze kennis de zintuigelijke waarneming is.
(tegengestelde rationalisme)
- Materialisme : Overtuiging dat alleen fysieke dingen werkelijk bestaan. Ook mentale
staten/fenomenen kunnen verklaard worden als uiting van een fysiek object (in eerste instantie het
brein).
2
, - Transcendentale filosofie : richting binnen de moderne kritische filosofie die zegt dat het (in de
filosofie) niet om de dingen zelf gaat, maar om de manier waarop we de dingen kunnen kennen. De
grondlegger van deze richting die de term ook gemunt heeft was de verlichtingsfilosoof Immanuel
Kant. Hij gaat van enkele vooronderstellingen uit: als men iets kent is er een ding dat gekend wordt
en de kennis van dat ding is afhankelijk van de a priori vormgeving door de rede van de mens. Kant
ontdekt zo welke soorten uitspraken over de wereld gaan en welke niet. Die laatsten noemt hij
metafysica, dat wil zeggen zuiver speculatief.
- Idealisme : verzamelnaam voor een aantal verschillende filosofische stromingen en standpunten,
die de afhankelijkheid van de werkelijkheid van het bewustzijn benadrukken. De moderne
wijsbegeerte plaatst het idealisme tegenover het realisme.
- Atheïsme : Levensbeschouwing die ervan uitgaat dat er geen eerste oorzaak der dingen - zeg maar
God - is. Er is dus ook geen schepper van het universum. (Etymologie : (gr) a = niet, theos =
god/godheid)
- Existetialisme : 20e-eeuwse filosofische en literaire stroming die individuele vrijheid,
verantwoordelijkheid en subjectiviteit vooropstelt. Het existentialisme beschouwt iedere persoon als
een uniek wezen, verantwoordelijk voor eigen daden en eigen lot. De uitdaging van ieder individueel
mens is om - in afwezigheid van een transcendente god - binnen zijn absurd en zinloos bestaan zijn
vrijheid te gebruiken om een eigen ethos op te bouwen en zijn bestaan zodoende zin te geven.
- Analytische filosofie : Een sterk vertrouwen in de natuurwetenschappen om de wereld te
beschrijven. Het benaderen van filosofische problemen los van de historische oorsprong of
historische determinanten als de tijdruimtelijke, taalkundige en culturele context. Interesse in de
analyse van het filosofisch probleem van de interpretatie van de wereld, in tegenstelling tot de
continentale filosofie, die zich meer richtte op de menselijke conditie. Minder nadruk op
metafilosofie, dit is het wetenschappelijk nadenken over de aard en de methode van de filosofie.
- Humanisme : rechtsfilosofie - levensbeschouwing waarin centraal staan het recht op vrijheid,
menswaardigheid, geloof in menselijk kunnen, zelf verantwoordelijkheid nemen en met elkaar de
dialoog aangaan op basis van rede.
Geef drie argumenten om iemand te overtuigen van de nood van zelfkennis (“ken jezelf”) en
onwetendheid (docta ignorantia).
- We moeten vanzelfsprekendheden, algemene meningen en clichés afbreken. We zeggen vaak dat
we iets zeggen, maar uiteindelijk herhalen we enkel iets wat iemand anders al zei. Door zelfkennis
kan je dingen zeggen waar je echt van overtuigd bent, door na te gaan wat jij belangrijk vindt en wat
jouw waarden en normen zijn, en kan je die ook beter argumenteren.
- Het is belangrijk om jezelf te kennen, omdat je op die manier een beter leven kan leiden. Eens je je
eigen waarden en normen kent en wat jij belangrijk vindt in het leven, kan je proberen om daar naar
te leven.
- Onwetendheid, weten dat je eigenlijk niets weet, is een mogelijkheidsvoorwaarde voor begrijpen
en beseffen. Het is een manier om andere mensen proberen te begrijpen en in dialoog te gaan. Zo
kan je zelf tot nieuwe inzichten komen.
3