Filosofie en ethiek
Inleiding
AARD VAN DE FILOSOFISCHE VRAAGSTELLING
Wie is ‘de mens’? Wat is ‘veiligheid’?
Onder de vraag naar ‘veiligheid’ ligt ook altijd de vraag naar de mens.
De vraag naar het gekende
Ze vraagt naar iets dat we in feite al kennen -> 2 grondvragen
1. Ze vraagt zich af of wij het gekende wel echt kennen (en wat deze kennis dan wel betekent)
2. Ze vraagt zich af wat datgene dat wij denken te kennen dan wel is
Filosofische manier van denken: ze stelt het vanzelfsprekende in vraag om na te gaan of de dingen
wel van zelf spreken en wat ze ons dan wel te vertellen hebben.
è Ook de wetenschappen gaan uit van zo’n intentie maar, in tegenstelling tot de filosofie,
zullen zij van meet af aan die knoop doorhakken en die eerste verbazing over de dingen zo
vlug mogelijk in een zekerheid, een axioma ... vastleggen.
De vraag stellen naar wat de dingen nu ‘echt’, ‘oorspronkelijk’ zijn, geeft de mens de vreugde van
de verwondering maar meteen ook de beklemming van een angst alle grond onder de voeten te
zullen verliezen.
Belangrijkste problemen van de filosofie:
è De noodzakelijkheid EN de onmogelijkheid betreffen van zo’n ‘oorspronkelijk’ standpunt,
van een vaste grond, ten aanzien van de dingen.
Als het gekende de mens betreft, krijgt dit soort vraag nog een scherper karakter -> wat is er
immers vanzelfsprekender dan een mens? Als we mens niet weet of hij mens is, wie dan wel?
De vraag naar zichzelf
Typisch kenmerk van de filosofische manier van denken:
è Niet alleen stelt zij de vanzelfsprekendheid van wat wij weten in vraag, zij stelt daarbij ook
altijd nog eens zichzelf in vraag.
Een filosofische vraag is ook minstens altijd dubbel.
è Ik vraag mij af of wat ik onder het woord mens versta wel ‘de mens’ is of wat zoiets als een
‘mens’ dan wel mag zijn, én tegelijk vraag ik mij af of ik zo’n vraag wel kan stellen, of het al
dan niet te vanzelfsprekend is dat ik het vanzelfsprekende in vraag zou kunnen stellen.
= filosofische antropologie -> niet enkel de mens in vraag stellen maar tegelijk ook altijd
zichzelf, haar eigen filosofische vraagstelling inclusief.
1
,Wijsbegeerte = een andere manier van weten of als een voortdurende invraagstelling van elke
vorm van weten.
Wat filosofie onderscheidt van andere wetenschappen is de manier waarop ze in haar
vraagstelling blijft steken: ze vraagt naar het fundament (de grond, de waarheid) van alles.
è Wat haar onderscheidt is het daarin blijven steken.
FILOSOFIE EN VEILIGHEID
Belang van inzicht in het begrip
Veiligheid werd vroeger eerder negatief begrepen als de afwezigheid van allerlei dreigingen, niet
als iets dat het leven voor de mensen aangenamer of beter zou maken.
Pas nadat moderniteit en globalisering de samenleving grondig hebben veranderd in een
risicomaatschappij heeft het veiligheidsbegrip een veel bredere betekenis gekregen.
è Nieuwe dreigingen zijn van een andere orde. Ze hebben niet meer alleen te maken met
oorlog en vrede, maar met instabiliteit en systematische afhankelijkheid.
Wanneer men alles probeert beheersbaar te maken wordt het veiligheidsdenken een obsessie.
è Zo ontstaat een verlangen naar veiligheid bij de moderne burger, dus opnieuw wijzigt de
betekenis van een begrip als ‘veiligheid’.
Maatschappelijke kwesties => veiligheidskwesties
è Politiek speelt in op het verlangen, maar niet alles wat we vandaag aanduiden als
veiligheidsbehoeften zijn ook daadwerkelijk dreigingen.
o Soms eerder een veiligheidsbeleving of gevoel -> onveilig voelen terwijl er geen
echte bedreiging is
o Veiligheidsproblemen -> wanneer de politiek op deze gevoelens wil inspelen,
ondergaat het begrip ‘veiligheid’ een verdere uitbreiding
è Naast wetenschappelijke definities van ‘veiligheid’, zijn er ook altijd de spontane
moraliserende wijzen van begrijpen -> het interpreteren van gebeurtenissen.
o Bv. Ene zegt terroristen, andere vrijheidsstrijders
Historische blik
Willen we begrijpen waarom de betekenisverschuiving van het begrip ‘veiligheid’ in onze
hedendaagse tijd is gebeurd en zo veelzijdig is, dan moeten we met een historische, kritische blik
kijken.
è Zonder historisch bewustzijn zou de mens steeds dezelfde fouten maken wanneer hij
oplossingen verzint voor zich gestelde problemen
2
,Het moderne probleem: de maakbaarheid van de mens
è Kan een illusie zijn, is een gegeven en niet noodzakelijk een ideologie.
o Wat wel een ideologie is => transhumanisme : stelt het verbeteren van de mens
als een morele deugd of plicht
è De mens begrijpen als iets dat ‘maakbaar’ is, betekent dat wij de mens begrijpen als iets
dat op fysiek als mentaal vlak gekneed kan worden door opvoeding, onderwijs en
technologie vanuit het idee dat we ‘beter’ worden en dat de wereld waarin de mens leeft
volkomen beheersbaar kan worden.
è Vroeger: het noodlot
o Thomas Hobbes: “het leven was bruut, smerig en kort”
o Vele zaken konden niet worden voorspeld, laat staan beheerst worden (slechte
oogst, dodelijke epidemie, …)
o Mensen konden weinig doen voor hun veiligheid, enkel bidden tot de goden ->
offers om de goden over te halen gunstig te zijn voor de mens, …
è Vanaf de moderniteit krijgen wetenschap en techniek een sterke greep op de mens
(medische kennis, kennis over de aarde, …)
MAAR er ontstaan ook nieuwe risico’s, zo ontstaat een nieuwe onbeheersbaarheid, maar van een
andere orde
è Hoever willen we eigenlijk gaan in de beheersing. Zijn we ons bewust van de offers die dit
kost, en welke offers zijn we bereid te brengen?
o Hierin zit een existentiële dimensie die de filosofie kenmerkt. -> de vragen die door
de filosoof worden gesteld hebben altijd betrekking op het leven van de mens.
De filosofie draag om zicht te verwerven op de eigen aannames, hen te testen op hun
waarheidsgehalte en argumenten aan te dragen waarom zij al dan niet moet worden verdedigd.
+ daarbij moet steeds voor ogen worden gehouden dat elke vraag altijd ook de mens zelf betreft.
ETHIEK EN VEILIGHEID
Wanneer de filosofie altijd de mens betreft dan komen we hoe dan ook op het terrein van de
ethiek.
We oordelen over situaties in de samenleving, oordelen over onze medemens, en dat allemaal
vanuit een rechtvaardigheidsgevoel
è Gevoel van een onderscheid tussen goed en kwaad
Wat is rechtvaardigheid precies?
Ethiek = een kwestie van het juiste oordeel
è Hoe kunnen we nu beoordelen wat juist handelen is?
è De politiek lijkt te zoeken naar een weg die enerzijds effect sorteert en anderzijds de
kernbeginselen van de rechtstaat respecteert.
3
, o De veiligheidsgarantie die de staat wil bieden, betekent dat hij zich moet
vervoegen tot controversiële tegenmaatregelen, die hij zal betitelen als het
noodzakelijke kwaad
Voorbeeld: de tikkende tijdbom
De situatie is de volgende: er is een terreurgroep die ergens in het land een grote bom heeft
geplaatst die op elk moment kan afgaan. Deze informatie is zeker en de inlichtingendiensten
zijn er ook zeker van dat deze boom enorme schade en bijzonder veel slachtoffers zal
veroorzaken. Laten we zeggen dat het een ‘vuile bom’ is, met nucleair afval: de prognose is dat
de ganse stad zal weggevaagd worden en vele mensen ziek zullen worden van de straling.
De inlichtingendiensten hebben hun werk tot dusver goed gedaan: ze weten dat de bom er is
en dat hij ergens is geplaatst met terugtikkende klok. Maar er is een groot probleem: niemand
weet waar en wanneer de bom zal afgaan. Op dat moment wordt een lid van de terreurgroep
gearresteerd in een van de metrostations van de hoofdstad. Laten we haar een naam geven:
Magdalena. Over Magdalena is ontzettend veel bekend bij de dienst. Ze hebben haar al een
tijdje in het vizier. Het hoofd van de afdeling terrorismebestrijding, De Vries, meldt dat ze
behoort tot de vertrouwenskring van de terreurgroep, ze heeft een liefdesrelatie met de leider.
Uit alle informatie blijkt bovendien dat Magdalena verantwoordelijk is voor de planning en dus
zeer waarschijnlijk ook op de hoogte is van de locatie van de bom. De Vries beveelt dat
Magdalena direct wordt overgebracht naar een afgesproken plek, zodat ze haar kunnen
verhoren. Nadat hij direct gerapporteerd heeft aan het ministerie, haast hij er zich daarnaartoe.
Magdalena zit op een stoel in de ruimte, zo stellen we ons voor. Ze lijkt bedaard en heeft een
serene blik, in tegenstelling tot wat De Vries had verwacht. Een van de ondervragers stelt dat
ze in tussentijd nog niets heeft losgelaten. Het enige wat ze met een flauwe glimlach op het
gelaat heeft gezegd is: “jullie zijn te laat”. Bij De Vries loopt het zweet hem in de schoenen, de
tijd raakt op. En wat nog het ergste is, hij heeft geen idee hoe snel de tijd aan het opraken is.
‘Misschien’, zegt de ondervrager, ‘moeten we wat onorthodoxere methoden proberen’. De
Vries weet precies wat de ondervrager bedoelt. Onder normale omstandigheden had hij hem
op staande voet ontslagen, maar nu is de situatie anders. Hij vraagt zich af wat ze nog te
verliezen hebben in het licht van de ramp die hun te wachten staat. Wil hij het op zijn geweten
hebben dat er misschien 10 000 slachtoffers vallen omdat hij niet doortastend genoeg kon zijn
op het ogenblik dat het ertoe deed? De Vries twijfelt, maar antwoordt dan gedecideerd: ‘Begin
maar met de nagels…’
Als er zoveel op het spel staat, kunnen we dan nog vasthouden aan onze morele principes?
4