GERECHTELIJK RECHT
NOTITIES 2018 – 2019
1
,INHOUDSTAFEL
DEEL 1: ALGEMENE BEGINSELEN ............................................................................................... 3
HOOFDSTUK 1: WEZEN EN FUNCTIE VAN HET GERECHTELIJK RECHT ........................................... 3
AFDELING 1. BEGRIPSOMSCHRIJVING ............................................................................................. 3
AFDELING 2. BRONNEN ................................................................................................................... 3
AFDELING 3. KARAKTERTREKKEN VAN HET GERECHTELIJK RECHT ................................................. 6
AFDELING 4. BASISBEGINSELEN VAN HET GERECHTELIJK RECHT.................................................... 8
AFDELING 5. TOEPASSINGSGEBIED ............................................................................................... 18
HOOFDSTUK 2: BASISBEGRIPPEN ..................................................................................................... 22
AFDELING 1. RECHTSVORDERING.................................................................................................. 22
AFDELING 2. EIS EN VERWEER ....................................................................................................... 32
AFDELING 3. HET GESCHIL ............................................................................................................. 35
AFDELING 4. HET GEDING.............................................................................................................. 40
AFDELING 5. RECHTSPREKENDE HANDELING ................................................................................ 49
HOOFDSTUK 3: RECHTERLIJKE ORGANISATIE .................................................................................. 52
AFDELING 1. STAATSMACHT ......................................................................................................... 52
AFDELING 2. HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE E.A.......................................................................... 53
AFDELING 3. LEDEN VAN DE RECHTERLIJKE MACHT ..................................................................... 54
AFDELING 4. GERECHTELIJKE ORGANISATIE.................................................................................. 56
AFDELING 5. MEDEWERKERS VAN HET GERECHT ......................................................................... 58
DEEL 2: BEVOEGDHEID............................................................................................................. 59
HOOFDSTUK 1: BEGRIPSOMSCHRIJVING ......................................................................................... 59
AFDELING 1. ALGEMENE BEGINSELEN .......................................................................................... 59
AFDELING 2. MATERIËLE BEVOEGDHEID ....................................................................................... 60
AFDELING 3. TERRITORIALE BEVOEGDHEID .................................................................................. 65
HOOFDSTUK 2: BEVOEGDHEIDSREGELING ...................................................................................... 66
AFDELING 1. MATERIËLE BEVOEGDHEID ....................................................................................... 66
AFDELING 2. TERRITORIALE BEVOEGDHEID .................................................................................. 79
HOOFDSTUK 3: BEVOEGDHEIDSINCIDENTEN .................................................................................. 82
AFDELING 1. IN EERSTE AANLEG ................................................................................................... 82
AFDELING 2. IN HOGER BEROEP .................................................................................................... 82
AFDELING 3. BINNEN HETZELFDE RECHTSCOLLEGE ...................................................................... 83
AFDELING 4. SAMENHANG EN AANHANGIGHEID ......................................................................... 83
2
, DEEL 1: ALGEMENE BEGINSELEN
HOOFDSTUK 1: WEZEN EN FUNCTIE VAN HET GERECHTELIJK RECHT
AFDELING 1. BEGRIPSOMSCHRIJVING
• Gerechtelijk recht = het geheel van rechtsregels die betrekking hebben op de effectuering van de
materieelrechtelijke aanspraken van de rechtssubjecten
• Meer dan enkel procesrecht:
o Rechtsvordering van de rechtssubjecten
o De rechtsmacht en de bevoegdheid van de rechtbanken en hoven
o Het geschil en het geding
• Meer dan gerechtelijk privaatrecht:
o Ook strafprocesrecht
• Nauwe band met het materieel recht
AFDELING 2. BRONNEN
§1. Grondwet
• Art. 13 Gw.: recht op toegang tot de rechter
• Art. 23, 2° Gw.: recht op juridische bijstand (sociale grondrechten)
• Artt. 40, 144-159 GW: rechterlijke macht
§2. Verdragsrecht en recht van de EU
• Art. 6 Europees Verdrag Rechten van de Mens en art. 14 BUPO
• Verordening (EU) Nr.1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012
betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de ten uitvoerlegging van
beslissingen in burgerlijke en handelszaken
• Verordening nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en
de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke
verantwoordelijkheid
• Verordening nr. 1206/2001 van de Raad van 28 mei 2001 betreffende de samenwerking tussen
de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken
• Verordening (EG) nr. 1393/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007
inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke
stukken in burgerlijke of in handelszaken
• Verdrag van den Haag 15 november 1965 inzake de betekening en de kennisgeving in het
buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en in handelszaken
• Verordening (EG) Nr. 1896/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006
tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure
o Vgl. Invordering van onbetwiste geldschulden (art. 1394/20 Ger.W.)
• Verordening (EG) nr. 861/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 tot
vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen
§3. Gerechtelijk Wetboek
• Wet 10 oktober 1967, in werking 1 november 1970
o Ontwerp van Charles van Reepinghen, Koninklijke commissaris voor de gerechtelijke
hervorming (opgevolgd door Ernest Krings)
3
, o Betrachtingen:
▪ Modernisering van drie eeuwen oud procesrecht (Ordonnance Civile 1667; Code
de procedure civile 1806; Wet Rechterlijke Organisatie 1869; Wet Bevoegdheid
1876)
▪ Eenheid van rechtsmacht cfr. nu eenheidsloket of centrale inleidingskamer
▪ Eenheid van rechtspleging
▪ Vereenvoudiging en versnelling van rechtspleging
- Bv. afschaffing van verplichte procesvertegenwoordiging; minder
formalisme; kennisgeving bij gerechtsbrief; wijziging van eis;
beslagprocedure; verdwijnen pleitbezorgers
o Amenderingen in het parlement (bv. arrondissementsrechtbank)
• Latere aanvullingen:
o Arbitragewet 4 juli 1972 (Deel VI)
o Nieuwe wet op de bemiddeling 25 februari 2005 (Deel VII)
o Collaboratieve onderhandelingen (wet 12 juni 2018, inwerking getreden op 1 jan. 2019)
• Verwaarlozing 1970 – 1995:
o Wet van 3 augustus 1992 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek
• Nadien talrijke wetswijzigingen:
o Octupuswetgeving met HRJ – 7 december 1998
o Adviesraad magistratuur – 8 maart 1999
o Derde weg magistratuur – 7 april 2005
o Coll. schuldenregeling – 13 december 2005
o Rechtsbijstand – 1 juli 2006
o Commissie modernisering – 20 juli 2006
o Feniks – 2005-2006 nu CHEOPS Justitie maar uitstel tot 2015
o Evaluatie korpschefs – 18 december 2006
o Instituut gerechtelijke opleiding – 31 januari 2007
• Belangrijke recente hervormingen:
o Wet 21 april 2007 verhaalbaarheid erelonen advocaat + KB 26 oktober 2007
o Wet 26 april 2007 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op het
bestrijden van de gerechtelijke achterstand
o Wet 15 mei 2007 deskundigenonderzoek inmiddels “gerepareerd” door art. 20 – 32 van
de Wet van 30 december 2009 houdende diverse bepalingen betreffende justitie II, BS 15
januari 2010, 1889
o Wet van 30 juli 2013 betreffende de invoering van een familie- en jeugdrechtbank
o Wet van 1 december 2013 tot hervorming van de gerechtelijke arrondissementen en tot
wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op een grotere mobiliteit van de
leden van de rechterlijke orde
o Wet 26 maart 2014 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek en de wet van 2 augustus
2002 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties met
het oog op de toekenning van bevoegdheid aan de natuurlijke rechter in diverse
materies, BS 22 mei 2014 (Wet natuurlijke rechter)
o Wet van 25 april 2014 houdende diverse bepalingen betreffende Justitie
o Wet 8 mei 2014 houdende wijziging en coördinatie van diverse wetten inzake Justitie
o Potpourri I: Wet van 19 oktober 2015 houdende wijziging van het burgerlijk procesrecht
en houdende diverse bepalingen inzake justitie, BS 22 oktober 2015: “a reasonable
justice, within reasonable delays at a reasonable cost”
4
, o Potpourri III: Wet van 4 mei 2016 houdende internering en diverse bepalingen inzake
Justitie, BS 13 mei 2016
o Potpourri IV: Wet van 25 december 2016 tot wijziging van de rechtspositie van de
gedetineerden en van het toezicht op de gevangenissen en houdende diverse bepalingen
inzake justitie, BS 30 december 2016
o Potpourri V: wet van 6 juli 2017 houdende vereenvoudiging, harmonisering,
informatisering en modernisering van bepalingen van burgerlijk recht en van burgerlijk
procesrecht alsook van het notariaat, en houdende diverse bepalingen inzake justitie
o Potpourri VI: Wet 25 mei 2018 tot vermindering en herverdeling van de werklast binnen
de rechterlijke orde in het Belgisch Staatsblad (BS 30 mei 2018)
o Waterzooiwet: Wet 18 juni 2018 houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en
bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van
geschillenoplossing (BS 2 juli 2018)
o Potpourri VII: Wet 21 december 2018 houdende diverse bepalingen betreffende justitie
(BS 31 december 2018)
→ geen systematische wijziging van het Ger.W. maar telkens Potpourri’s
• Knelpunten waren/blijven:
o Behoudsgezinde mentaliteit van rechtspractici
o Inertie van de rechtspractici bij de receptie van nieuwe wetteksten inzake gerechtelijk
recht
o Geen moderne infrastructuur: maar e-justice krijgt vorm
§4. Bijzondere wetteksten
• Burgerlijk Wetboek
• Wetboek Economisch Recht (boeken XV-XVII Rechtshandhaving)
• Talrijke bijzondere wetten en decreten
o Bv. Wet 15 juni 1935 gebruik der talen in gerechtszaken
▪ Vlaanderen en Wallonië: procedures eentalig
▪ Brussel: verweerder kan taal bepalen
o Bv. Woninghuurdecreet
▪ Woninghuur dus gedefederaliseerd: bevoegdheid van de Gemeenschappen,
Vlaanderen heeft eigen Woninghuurdecreet
▪ Leer van de impliciete bevoegdheden: wanneer een bevoegdheid over gaat van
federaal naar deelstatelijk niveau, alle accesoren van die bevoegdheid mee over
gaan
▪ Decreetgever heeft het ook gedaan met Woninghuur: bv.
kortgedingbevoegdheid voor de vrederechter in Woninghuur (is normaal niet)
• Gevolg: geen eenheid van rechtspleging
§5. Rechtspraak
• Feitelijk gezag van de cassatierechtspraak; zie nochtans art. 6 Ger. W.
o Geen bindend precedentenrecht: maar wel feitelijke precedentwaarde → in de meeste
gevallen zullen de lagere rechters zich gedragen naar hogere rechtspraak
o Thans: motiveringsplicht
▪ Slechte motivering is nog steeds een motivering, dan is aan de motiveringsplicht
voldaan
5
, ▪ Art. 6 Ger.W.: het enkele feit dat men verwijst naar andere rechtspraak is niet
voldoende, rechter moet redenering overnemen (‘copy-pasten’)
• Erkennen van algemene rechtsbeginselen
o Algemeen rechtsbeginsel volgens hetwelk de partijen verplicht zijn mee te werken aan
de bewijsvoering
o Autonomie van de procespartijen (beschikkingsbeginsel)
o Verbod van eigenrichting
o Onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter
→ moet noodzakelijkerwijze worden afgeleid uit concrete wettelijke bepalingen die een
toepassing zijn van dat meer algemeen beginsel
§6. Rechtsleer
• Ger. W. is stimulans voor nieuw wetenschappelijk onderzoek inzake gerechtelijk recht
o Bv. taak van de rechter: van passief naar actieve rechter, hij gaat meer het geschil leiden
o Bv. massaclaims
• Rechtsvergelijking met Nederland en Frankrijk
o Kort geding, dwangsom (= Beneluxwetgeving), contradictoir verzoekschrift (komt uit NL),
betekening van exploten
AFDELING 3. KARAKTERTREKKEN VAN HET GERECHTELIJK RECHT
§1. Nationaal recht
• Hoofdzakelijk maar niet uitsluitend nationaal
• Historisch te verklaren: plaatselijke costuymen
• Internationalisering van de rechtsbetrekkingen
• Europees procesrecht
o Bv. EEX en andere Europese Verordeningen
o Verdragsautonome interpretatie Hof van Justitie te Luxemburg:
▪ Bv. concept ‘gewoon rechtsmiddel’:
- België: verzet en hoger beroep
- HvJ heeft andere interpretatie: niet per se betekenis van in nationaal
recht, op Europees niveau is het elk rechtsmiddel dat kan worden
aangewend (bv. ook voorziening in Cassatie)
• Benelux procesrecht
o Bv. dwangsom
o Verdragsautonome interpretatie: (bv. ‘hoofdveroordeling’)
▪ Bij ons: dwangsom voor hetgeen in hoofdvordering gevraagd wordt bv.
teruggave schilderij
▪ Beneluxwetgeving: men kan ook een dwangsom vragen voor een subsidiaire
veroordeling
- Bv. aanstelling expert: men moet toegang geven tot zaal waar schilderij
wordt bewaard. Doet men dat niet, kan men naar de rechter gaan om
toegang te eisen, anders dwangsom
§2. Gemengd karakter
• Deels publiek- en deels privaatrecht
o Publiek: rechterlijke organisatie
o Privaat: conflictoplossing / effectuering van materiële belangen private personen
6
,§3. Dynamisch karakter
• Invloed van de evolutie van het materieel recht
o Bv. versoepeling echtscheiding
• Invloed van maatschappelijke evolutie
• Omgekeerd: het gerechtelijk recht kan ook het maatschappelijk gedrag beïnvloeden
o Bv. sturen met gerechtskosten: verhoging griffierechten, rechtsplegingsvergoeding, … zo
is de burger minder geneigd om naar de rechter te stappen
§4. Formalistisch karakter
• Proceshandelingen zijn slechts geldig mits het naleven van de door de wet opgelegde
vormvereisten
o Meestal op straffe van nietigheid: doen alsof die handeling nooit gesteld is geweest
o Handtekening, datum, bepaalde vermeldingen, aantal exemplaren
• Formalisme: wanneer de sanctie bij de niet-naleving van één van die vormen quasi automatisch
de nietigheid tot gevolg heeft
• Positief: rechtszekerheid; indien de vorm wordt nageleefd, heeft men de zekerheid dat de
proceshandeling gevolgen teweegbrengt zonder nog andere voorwaarden te moeten nakijken
• Negatief: wanneer bij het niet-naleven van één van de vormen de proceshandeling geen
gevolgen teweegbrengt – zelfs als het doel waarvoor de vorm is ingevoerd werd bereikt
• Kan heel hard zijn, dus nuancering:
o Vereiste van belangenschade: voor één spelfoutje zal er geen nietigheid zijn als de
dagvaarding bij de juiste persoon is afgeleverd en dus geen belangenschade
o Mogelijkheid tot regularisatie: belangenschade kan ongedaan gemaakt worden als de
partij alsnog de vormvereiste naleeft
▪ Bv. ontbreken handtekening conclusie, kan achteraf nog gedaan worden en dan
is het in orde
§5. Dwingend karakter?
• Bepalingen van aanvullend-, dwingend recht en openbare orde (OO: art. 2 BW)
• Finaliteit van de regel
• Regels van openbare orde:
o Rechterlijke organisatie (art. 58-555quater Ger. W.)
o Materiële bevoegdheid (art. 9 Ger. W.)
o Drie bepalingen inzake territoriale bevoegdheid (art. 631-633 Ger. W.)
o Kwaliteitseisen (art. 148 en 149 Gw. en 6 EVRM)
§6. Dienende functie
• Humane oplossing van individuele conflictsituaties
• Probleem:
o Eerste fase: bij elk materieel recht staat vermeld hoe dat recht kan worden gerealiseerd
▪ De dienende functie – bekomen van materieel recht – ligt voor de hand
o Tweede fase: alle bepalingen van procesrechtelijke aard worden samengebracht tot één
groot procesrechtelijk geheel
▪ De dienende functie ligt niet meer voor de hand: een wetboek kent zijn eigen
dynamiek
o Laatste fase: het gerechtelijk recht verwerft een eigen betekenis, waarde en ontwikkeling
begrippen worden verzelfstandigd (autonomie van de rechtstak), het wetboek wordt
7
, toegepast in alle gevallen, waarbij men geconfronteerd wordt met gevallen die men
eigenlijk niet wil
▪ De dienende functie is teloor gegaan door de verzelfstandiging van het
begrippenarsenaal
o Oplossing: komen tot een onderscheid tussen het procesvoorschrift (een vormelijke
verplichting) en het eigenlijke doel van het procesrecht, nl. het bekomen van materieel
recht
▪ De functie van elke procesregel moet ten dienste staan van een doel – de
realisering van het materieel recht
▪ De toepassing van een procesregel mag er m.a.w. niet op gericht zijn dat men
zijn doel – het bekomen van het materieel recht – verliest
• Art. XX.3 WER “Onverminderd de gevolgen die het Gerechtelijk Wetboek hecht aan
betekeningen, beginnen de termijnen te lopen, telkens dit boek bepaalt dat gegevens of stukken
geplaatst worden in het register, vanaf de dag volgend op deze van de plaatsing.
De artikelen 50, tweede lid, 55 en 56 van het Gerechtelijk Wetboek zijn niet van toepassing op de
vorderingen en betekeningen bedoeld in dit boek.”
o Het verzelfstandigd gerechtelijk recht blijkt soms niet te werken, om de dienende functie
te herstellen moet de wetgever soms afwijken van gerechtelijke regels
• Zie ook artikel 1254-1255 Ger. W. inzake echtscheiding: hoeft niet meer via dagvaarding, mag via
verzoekschrift
o Echtscheiding gevorderd door echtgenoten gezamenlijk (art. 229 §2 BW): eenzijdig (?) of
gezamenlijk verzoekschrift
▪ Als het een tegensprekelijk verzoekschrift is, wie is dan eiser en wie verweerder?
Ze zijn het namelijk eens over de scheiding → dus geen oplossing
▪ Men laat ze samen een verzoekschrift indienen, er is geen tegenpartij: een
gezamenlijk verzoekschrift
o Echtscheiding gevorderd door een echtgenoot op grond van art. 229 §3 BW:
▪ Slechts één echtgenoot wil scheiden: tegensprekelijk verzoekschrift
§7. Autonoom recht
• Het is geen louter accessorium van het materieel recht
o Bv. toelaatbaarheid/ontvankelijkheid van de eis of wegens nietigheid van de procesakte
• De regels uit het materieel recht worden niet toegepast
o Rechtsgeldigheid proceshandeling
• T.a.v. het gerechtelijk recht gelden de algemene regels van de interpretatietechniek
o Voorkeur teleologische interpretatie
AFDELING 4. BASISBEGINSELEN VAN HET GERECHTELIJK RECHT
• Gewaarborgd door:
o Art. 6 EVRM
o Art. 14 IVBP
→ deze verdragen leggen fundamentele rechten vast
• Recht op eerlijk proces is een fundamenteel recht
§1. Inleiding
• Wie zijn rechten wil afdwingen moet noodgedwongen naar de rechter → verbod eigenrichting
o Er moet een rechter zijn
8
, o Er moet een rechtspleging georganiseerd zijn
• Gerechtelijk recht is het geheel van rechtsregels die betrekking hebben op de effectuering van de
materieelrechtelijke aanspraken van de rechtssubjecten
o Rechterlijke organisatie
o Toegang tot de rechter
o Procesrecht
o Executierecht: regels moeten nageleefd worden
Belang:
• Louter irriterende opeenvolging van rechtsregels?
o Monster van procedure fouten:
▪ Onvoldoende gemotiveerd huiszoekingsbevel
▪ Gebrek aan motivering
▪ Nietige dagvaarding
▪ Niet-naleven van de conclusietermijnen
▪ Handtekening onderzoeksrechter ontbreekt voor telefoon tap: als je dan via
telefoontap een dader op heterdaad kan betrappen is dat niet geldig
• Gerechtelijk recht is onmisbaar in een rechtsstaat:
o Recht is geen positieve wetenschap: moeilijk te voorspellen hoe een rechter in een
concreet geschil zal oordelen
o Vaak zal een rechter anders beslissen dan partijen verwachten: veel hangt af van de
interpretatie van de rechter, van zijn persoonlijke overtuiging
o Enkel aanvaardbaar wanneer partijen gelijke kansen krijgen om de rechter te overtuigen
en dus over een eerlijk proces beschikken
▪ Soms vinden partijen het zelfs belangrijker dat er eerlijk geoordeeld is i.p.v. ze
hun gelijk krijgen of niet
o Het gerechtelijk recht heeft tot doel een eerlijk proces te waarborgen
§2. Recht op een eerlijk proces
A. Inleiding
• Waarom?
o Geschiedenis heeft belang van een eerlijk proces aangetoond:
▪ Geheime processen gaven aanleiding tot willekeur
▪ Partijen werden niet op gelijke voet behandeld
▪ Beïnvloeding van buitenaf
▪ Corruptie
o Ook vandaag blijven de beginselen actueel
• Vier grote beginselen die men kan afleiden uit art. 6 EVRM:
o Recht op een eerlijke behandeling
o Recht op een openbare behandeling en uitspraak
o Binnen een redelijke termijn
o Voor een onafhankelijke en onpartijdige rechterlijke instantie die bij de wet is ingesteld
B. Toepassingsgebied
• Politieke rechten vallen er buiten
o Actief en passief kiesrecht
o Militaire dienstplicht
9
, • Wel: klassieke burgerrechtelijke geschillen
o Gezinsrechtelijke conflicten
o Conflicten tussen privépersonen over vermogensrechtelijke geschillen
• Grijze zone (soms wel, soms niet):
o Fiscale geschillen
o Betwistingen inzake sociale verzekeringen
o Ambtenarenrecht
o Tuchtrecht
• Criteria:
o Betwisting omtrent een recht dat een verdedigbare basis heeft in het interne recht
▪ Bv. recht op schadeloosstelling voor het slachtoffer van een ongeval
▪ Recht op sluiting van een kerncentrale?
▪ Recht om bekwaam te worden bevonden in examen beroepsbekwaamheid?
o Het proces moet bepalend zijn voor het betwiste recht
▪ Bv. doel van het proces is om vergoeding te krijgen van de schade geleden door
het ongeval
▪ Niet: vreemdeling vecht uitzetting aan om arbeidsovereenkomst te kunnen
uitvoeren
o Recht moet van burgerlijke aard zijn:
▪ Autonoom begrip: ≠ art. 144 Gw.
▪ Recht van persoonlijke aard:
- Huwelijk
- Echtscheiding
- Jeugdbescherming en jeugdzorg, …
▪ Recht van patrimoniale aard of met ernstige patrimoniale gevolgen:
- Betwistingen met betrekking tot eigendomsrecht (onteigening,
vergunningen met betrekking tot gebruik onroerend goed, aantasting
waarde eigendom door vergunning aan derden, …)
- Betwistingen met betrekking tot de uitoefening van een economische
activiteit
- Betwistingen met betrekking tot toegang tot en uitoefening van een
beroep
- Betwistingen inzake sociale zekerheid
- Betwistingen met betrekking tot loopbaan en gelijke rechten van
personen in openbare dienst
- Vorderingen tot schadeloosstelling wegens een fout van de overheid
▪ Maar niet:
- Fiscale geschillen, tenzij het gaat om terugvordering van onwettig geïnde
belastingen
- Toegang, verblijf, vestigen en verwijdering van vreemdelingen en
vluchtelingen
- Beroepen tot vernietiging van reglementaire besluiten
- Beperking van de toelagen aan een onderwijsinstelling (betwistbaar)
- Betwistingen omtrent geldelijke sancties wegens onwettige
verkiezingsuitgaven
• Conclusie:
o Waarborgen van art. 6 EVRM zijn op bijna alle geschillen van toepassing
10