Uitgebreide samenvatting van Hoofdstuk 2.6, 4.4, 4.6, 6, 7.2 tot en met 7.5, 9, 10, 11.3, 11.4, 12.1, 12.2, 15 en 16.1 tot en met 16.4 van het boek 'Geowijzer'. Je kunt ook een bundel downloaden met alle tentamenstof, hierin zitten dan ook samenvattingen van de boeken 'Praktische Didactiek voor Na...
HOOFDSTUK 2: WEER EN KLIMAAT
2.6 Klimaatverandering
Klimaatverandering is een hot issue. Deskundigen voorspellen voor de komende jaren een verdere stijging
van de temperatuur en daardoor ook een stijging van de zeespiegel als gevolg van menselijke activiteiten,
zoals de verbranding van fossiele brandstoffen.
De klimaatgeschiedenis wordt vaak op twee schaalniveaus bekeken:
- De geologische schaal (de aarde)
- De historische schaal (de mens)
Krijt: de warmste periode ooit (144 tot 65 miljoen jaar geleden)
- pangea dreef uiteen
- veel vulkanisme
- stijgende zeespiegel door ondiepe oceaan
- vrijkomen co2 door opwelling van magma uit de aarde
- ammonnieten (tegenwoordig teruggevonden als fossiel) in watermassa (er was geen ijs!)
Meteorietinslag op Yucatan
Quartair: de ijstijden (glacialen; afgewisseld met warme tijden (glacialen))
- zwerfstenen werden door ijs meegenomen vanuit Scandinavië
- de bevroren ondergrond werd door het ijs opgestuwd → stuwwallen (zoals de Grebbeberg)
Verklaringen voor de temperatuurschommelingen in het quartair:
- variaties in de baan van de aarde om de zon en in de stand van de aardas
- variaties in de hitte die de zon uitstraalt
- oorzaken op aarde zoals vulkaanuitbarstingen en veranderingen in de zeestromen
In 2013 verwachtte het klimaatpanel van de VN (het IPCC) dat rond 2025 de gemiddelde temperatuur
wereldwijd 0,3 tot 0,7 graden hoger zal zijn dan in het jaar 2000. Een belangrijk gevolg hiervan is de
zeespiegelstijging. De zeespiegelstijging wordt veroorzaakt door twee processen:
- het smelten van het landijs (ijs dat opgeslagen ligt in de gletsjers in alle gebergten op de wereld
en het ijs op de ijskappen in het Zuidpoolgebied en Groenland)
- het uitzetten van zeewater door verwarming
Daarnaast worden natte gebieden natter en droge gebieden droger. Ook heeft de opwarming meer
hitteperioden, minder koude nachten en meer zware buiten tot gevolg.
Dat het klimaat verandert staat vast en heeft verschillende oorzaken:
Natuurlijke Vermindering van de Als het aardoppervlak wit kleur door bedekking met ijs of sneeuw, wordt 80 –
veranderingen albedo 95% van de warmte teruggekaatst. Door het smelten van Noord- en
Zuidpoolijs, neemt het aardoppervlak meer warmte op.
De curve van Milankovitch De baan van de aarde om de zon is niet altijd gelijk, er zijn schommelingen in
de aardas en de hoek (helling) van de aardas verandert wat zorgt voor
veranderingen in de hoeveelheid straling op de verschillende breedten.
Zonneactiviteit Een lage zonnevlekkenactiviteit komt overeen met koude jaren en hoge
activiteit met warme jaren.
Vulkaanuitbarstingen Grote vulkaanuitbarstingen kunnen veel stof in de atmosfeer brengen
waardoor zonnestralen worden teruggekaatst. Stofdeeltjes hebben invloed op
de temperatuur op aarde.
El Niño (als het water bij de Door El Niño liggen de hoge- en lagedrukgebieden anders, vallen de
evenaar warmer is dan passaatwinden weg en krijgen bepaalde gebieden heel ander weer dan
gemiddeld) normaal → overvloedige regen in woestijnen en droogte in gebieden waar het
normaal regent; minder orkanen en minder strenge winters in Noord-VS.
,Geowijzer Wereldoriëntatie 2
Veranderingen in de Het zeewater heeft in de zomer een verkoelend effect en zorgt in de winter dat
Golfstroom het nooit echt koud. De temperatuur van ons zeewater is zo hoog als gevolg
van de warme Golfstroom. Deze zeestroom begint in de Golf van Mexico en
brengt warm water naar het noordelijke deel van de Atlantische Oceaan.
Menselijke Versterkt broeikaseffect De warmte die de aarde van de zon ontvangt, wordt door broeikasgassen
veranderingen (meer Co2 in de atmosfeer) (waterdamp, CO2 en andere gassen zoals methaan, lachgas en ozon)
vastgehouden. Zonder dit natuurlijk broeikaseffect zou het op de wereld
ongeveer 18 graden kouder zijn. Echter nemen de broeikasgassen toe (Co2
door fossiele brandstoffen en ontbossing, methaan bij rijstproductie, cfk’s e.d.)
wat zorgt voor het dikker worden van de ‘deken’ rondom de aarde (verstekt
broeikaseffect)
Gat in de ozonlaag De ozonlaag beschermt het leven op aarde tegen schadelijk ultraviolet zonlicht
maar is sinds 1980 in dikte afgenomen. Vooral chloor uit cfk’s breekt ozon af.
Door het verdwijnen van het ozongas wordt de ‘deken’ die voor de verwarming
van de aarde zorgt plaatselijk dunner (bijv. boven de Zuidpool). Doordat het
kouder wordt, wordt het ontstaan van het gat in de ozonlaag weer versterkt en
kan het gat langer bestaan. Het gat in de ozonlaag is ook verantwoordelijk
voor het verhoogde risico op huidkanker.
HOOFDSTUK 4: NEDERLAND EN HET WATER
4.4 Ruimte voor de rivier
Na de hoge rivierwaterstanden in 1993 en 1995 en door de verwachte klimaatverandering, is een visie
ontstaan op het rivierbeheer in Nederland: de rivier moet meer ruimte krijgen.
Ons rivierlandschap wordt bepaald door de Rijntakken (o.a. de Waal, Nederrijn, Lek en IJssel) en de Maas
die vanuit Duitsland/België via Nederland naar de Noordzee stromen. Vanaf de 11e eeuw werden dijken
aangelegd en een waterstaatbestuur opgericht. Gedurende vele eeuwen werden de dijken verstevigd,
verhoogd en verbreed. Er ontstond een systeem van zomer- en winterdijken, met daartussen een
uiterwaard.
Ondanks de aanwezigheid van dijken kwamen (en komen) overstromingen nog steeds voor.
Overstromingen ontstaan als veel neerslag valt in het stroomgebied (het gebied dat afwatert op de rivier
en wordt begrensd door de waterscheiding).
Bij Kampen voorkomt de balgstuw de dreiging van hoge opwaaiing van water tijdens storm. Als het water
vanaf het Ketelmeer nu hoger komt dan 0,50 meter NAP, treedt de balgstuw automatisch in werken
waardoor het water van het Ketelmeer niet landinwaarts kan stromen.
,Geowijzer Wereldoriëntatie 2
In 1993 en 1995 was er sprake van extreem hoog water in de gebieden langs de Rijn en de Maas. De
schade in 1993 bedroeg €113,4 miljoen, er waren 8.000 mensen geëvacueerd, 6.000 huizend
ondergelopen en 180 km2 land. In 1995 bleek dat de overheid nog nauwelijks maatregelen had genomen.
Door de hogere peilen van de rivieren, was dit keer een veel groter deel van Nederland bedreigd. De
schade in 1995 was €354 miljoen. Er was nu vooral ook grote evacuatie schade. Het Deltaplan Grote
Rivieren werd op 21 april 1995 aangenomen:
- Fase 1: uiterlijk eind 1996 moest de ophoging en versterking van de zwakste dijken en kades in
Nederland klaar zijn: 148 km dijkversterking en 143 km kadeaanleg en kadeverbreding.
- Fase 2: tussen 1996 en 2000 moest nog eens 450 km rivierdijk verbeterd worden.
Grote delen van de floodplains (de overstromingsvlakten van de rivier) zijn in gebruik genomen door
bebouwing en infrastructuur waardoor de opslagcapaciteit sterk is verminderd. Bij de uitvoering van het
programma ‘Ruimte voor de rivier’ wordt het rivierlandschap zodanig aangepast dat er meer water veilig
afgevoerd kan worden naar zee (dijken verleggen, kribben verlagen, bedding van de rivier uitgraven,
uiterwaarden verlagen, nevengeul aanleggen of de traditionele oplossing: dijkverhogen/dijkversterking).
In het Deltaprogramma staan plannen om Nederland ook in de toekomst te beschermen tegen
overstromingen (niet alleen op de afvoer en de kwaliteit van het water letten, maar ook op de naaste
omgeving en de belangen voor stad en platteland). Sommige delen van Nederland hebben te maken met
verdroging . Daarnaast zorgt de snellere afvoer en de toegenomen verharding van de ondergrond ervoor
dat het water onvoldoende tijd heeft om weg te zakken in de bodem. Om in de toekomst Nederland van
voldoende zoet water te voorzien, moeten we zuiniger omgaan met zoet water en water opslaan in
waterbekkens voor droge tijden.
4.6 Waterproblemen wereldwijd
Er zijn drie soorten waterproblemen. De oorzaken zijn divers, evenals de oplossingen.
1. Te veel water
- Vooral in Midden-Amerika en Zuid- en Zuidoost-Azië
- Diverse oorzaken:
o Orkanen brengen grote hoeveelheden regen mee waardoor huizen, bruggen, wegen en
spoorwegen wegspoelen/onder een dikke laag modder belanden.
o Versnelde waterafvoer door
▪ grootschalige ontbossing (water wordt minder lang vastgehouden)
▪ verhoogde slibafvoer van de rivier
▪ kanalisatie van beken en rivieren
▪ snelle ontwfatering en afwatering in de landbouw door drainage en sloten
▪ verdichting van de grond door zware landbouwmachines
▪ de verstedelijking en verstening
o minder ruimte voor de rivier (bedijkte floodplains in gebruik genomen door mensen;
steden aan de rand van de gebieden, bewoond door armste bewoners)
o klimaatverandering (hoge temperatuur leidt tot meer verdamping, meer wolken en meer
neerslag; vaker extreem veel neerslag in bepaalde periodes en gebieden)
2. Te weinig water
- 2,5 % is zoet water en daardoor in principe bruikbaar voor mens
en dier, 99% hiervan is onbruikbaar omdat het opgeslagen ligt in
de ijskappen of te diep in de ondergrond zit (0,3% zoet water is
in theorie bruikbaar, maar in de praktijk is dat minder)
- watergebruik door huishoudens, industrie en landbouw
- vergrote waterschaarste (of zelfs droogte) door bevolkingsgroei
- mogelijke conflicten omdat steeds meer landen
gemeenschappelijke waterbronnen zullen moeten delen
, Geowijzer Wereldoriëntatie 2
3. Vervuild water
- watervervuiling vergroot wereldwijd de waterschaarste
- alleen waar veel welvaart is, is er voldoende geld voor sanitatie (zaken zoals waterzuivering)
- de huishoudelijke en industriële vervuiling concentreert zich door de enorme verstedelijking
- ziektes zoals tbc, bilharzia, malaria en gele koorts
- verzilting van het grondwater door verkeerde irrigatietechnieken
Sinds 1997 vindt om de drie jaar het Wereld Water Forum plaats. Doel: ervoor zorgen dat in 2025
iedereen op de wereld beschikt over voldoende schoon water. Honderden waterdeskundigen en politici
buigen zich elke drie jaar over de aanpak van het dreigende mondiale gebrek aan zoet water.
HOOFDSTUK 6: BEVOLKING EN RUIMTELIJKE INRICHTING
6.1 Bevolkingsaantallen
Het tempo van de bevolkingstoename in Nederland is niet altijd gelijk geweest. Tegenwoordig is de
groeisnelheid sterk afgenomen.
Demografie is de wetenschap die zich bezighoudt met het bestuderen van de veranderingen in de
omvang, de samenstelling en de ruimtelijke verdeling van de bevolking. Demografen bestuderen de
ontwikkeling van de bevolking door te kijken naar geboorte, sterfte en migratie. Hierbij wordt vanuit
verschillende invalshoeken gekeken. Demografen werken ook samen met geografen omdat de
ontwikkeling van de bevolking invloed heeft op de inrichting van een land.
Het aantal mensen in een land verandert door natuurlijke factoren en door sociale factoren. Een
geboorteoverschot zorgt voor bevolkingsgroei, een sterfteoverschot voor het krimpen van de bevolking.
Sterfte en geboorte vormen samen de natuurlijke bevolkingsgroei (= geboorte – sterfte). Het
geboortecijfer geeft het aantal levendgeborenen per 1.000 inwoners per jaar aan. Het sterftecijfer is het
aantal sterfgevallen per 1.000 inwoners per jaar. De zuigelingensterfte is een leeftijdsspecifiek
sterftecijfer. Het geeft het aantal kinderen weer per 1.000 levendgeborenen dat in een kalenderjaar
overlijdt voordat de leeftijd van één jaar is bereikt.
Migratie is de verandering van woonplaats van mensen. Er worden twee vormen onderscheiden:
- binnenlandse migratie: er wordt binnen en land verhuisd
- buitenlandse migratie: migratie waarbij de landsgrens wordt overschreden
Emigratie is het verlaten van een land. Immigratie is het binnenkomen van een land. Vestiging en vertrek
zorgen voor een vestigingsoverschot of een vertrekoverschot. Samen zijn ze verantwoordelijk voor de
sociale bevolkingsgroei (= immigratie – emigratie). Vestiging en vertrek bij elkaar opgeteld, vormen het
migratiesaldo.
De ontwikkeling van de geboorte- en sterftecijfers wordt weergegeven in een model: het demografisch
transitiemodel. Het model toont in vier fasen de overgang van hoge geboorte- en sterftecijfers naar lage.
Fase 1: slechte hygiëne, gebrekkige medische
voorzieningen en geen voorbehoedsmiddelen.
Fase 2: betere hygiëne, meer medische kennis
(penicilline) en jong gehuwden.
Fase 3: betere medische voorzieningen en
voedsel, minder kerkelijk controle en veel
kinderen hebben werd minder aantrekkelijk
(verbod op kinderarbeid; invoering leerplicht).
Fase 4: hoog niveau voedselvoorziening en
gezondheidszorg, pil beschikbaar als
voorbehoedsmiddel, carrière van de vrouw.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur knoopsanne. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.