Operationeel management
Inleiding:
The silo view: bekijkt afdeling per afdeling, terwijl ze allemaal afhankelijk zijn van elkaar.
The (open) system view: bekijkt het bedrijf in het geheel.
Inditex heeft korte doorlooptijd dus geld komt sneller binnen dan andere ketens. Door snelle verkoop
minder geld nodig voor financiering. Doel is doorlooptijd zo kort mogelijk te maken.
Doorlooptijd is niet enkel in eigen bedrijf, je moet de hele supply chain bekijken.
Job shop: bepaalde job per shop enkel voor lage volumes.
Batch shop: per batch afwerken: nadeel: machines omstellen per batch. Omsteltijd kan lang
zijn en kost geld.
Assemblagelijn: iets zonder omsteltijd. Bv auto’s, deze kunnen geproduceerd worden in
verschillende kleuren zonder omsteltijd. Enkel omsteltijd bij nieuw model.
Continue stroom heel hoge volumes, alles gestandaardiseerd.
Inleiding cursus:
outsourcing: dingen die veel geld kosten. Core business niet outsourcen. Meestal laatste stap
productie in eigen land.
Apple gebruikt veel toeleveranciers om minder afhankelijk te zijn. Samsung is in begin supply chain
leverancier voor Apple en op het einde concurrent.
hoe korter de supply chain, hoe minder touch points en hoe minder er kan misgaan.
Hoofdstuk 2: voorraadbeheer
JIT-principe ziet voorraad als kwaad en moet herleid worden tot absolute minimum, in praktijk heeft
het toch voordelen (bv sneller inspelen op klanten).
dysfunctionele voorraad: voorraadvorming als gevolg van fouten, machinestilstanden etc. Deze moet
men elimineren. Functionele voorraden moeten niet per se geëlimineerd worden.
Grootste kost van voorraad = opportuniteitskost geld dat in de voorraad zit kan niet elders
gebruikt worden. Opportuniteitskost = rendement dat je zou realiseren als je het geld van voorraad
voor iets anders zou gebruiken.
Toegenomen complexiteit:
Variëteit: hoe meer producten, hoe meer controle, hoe meer verschillende soorten voorraad.
Product dat nog niet verpakt is in voorraad houden is beter dan eindproducten anders
moet je verpakkingen met verschillende hoeveelheden in voorraad houden
Kortere levenscyclus van producten.
Algemeen kost het 25% van de kostprijs van het product om het een jaar in voorraad te houden.
Voorraad: goederen die men in bewaring houdt voor later gebruik.
Soorten voorraad:
Grondstoffen
1
, hulpstoffen (=MRO): verbruiksgoederen die je niet direct terugvindt in het afgewerkte
product. MRO = maintenance, repair & operating supplies.
Goederen in bewerking (=WIP)
afgewerkte producten
Voorraden nodig omdat het fysiek onmogelijk is, economisch onverantwoord is of te risicovol is om
goederen te laten komen juist op de moment er vraag naar is. Zonder voorraad moet de klant
wachten. Waarom bestaan voorraden? Drie belangrijke factoren:
Fysische: tijd- en ritmeverschillen
Als je grondstoffen besteld heb je deze niet direct. Voorraad is een buffer tussen
verschillende ritmes van leveranciers, eigen productie en klanten.
Risico: onzekerheid en variabiliteit (bv file, slecht weer, personeelsstaking, ..)
Proberen onzekerheid en variabiliteit te vermijden.
o Reduceren: alles wat productie verstoord reduceren bv minder fouten
o Vermijden bv op order produceren: vraag is zo gekend
o Beschermen: hoe? voorraad aanleggen, klant is dan beschermd/ Extra capaciteit
Tijd als alles te vroeg klaar is ben je ook beschermd.
Economische motieven: het kan economisch nodig zijn om voorraad te hebben.
Bv in grote hoeveelheid bestellen om lagere prijs te betalen is een economisch motief dat
voor voorraad zorgt.
bv prijs kan bv stijgen en dalen: goederen inkopen als de prijs laag is, inflatie, deflatie,
kortingen door grote bestellingen, …
Voorraadkosten: Kapitaalkosten, ruimte, handling (opslaan, verplaatsen, .. ), veroudering, ..
Geen voorraad snelheid keten is snelheid van traagste schakel.
Kosten die aanleiding kunnen geven tot houden van voorraad:
Bestelkosten: Kosten gepaard met plaatsen nieuwe bestelling. bv transportkosten
(vrachtwagen, schip, ..), handling IN/OUT (order plaatsen, ontvangen). Kan bestellen in grote
hoeveelheden aantrekkelijker maken.
tekortkosten: Kosten door verloren verkoop ten gevolge van stockbreuk beïnvloed
toekomstig kooppatroon van klanten.
Wanneer uw leverancier iets niet kan leveren, stilleggen van productie, verlies aan
vertrouwen klant, schaden .. het zijn de kosten die je nu verliest en de toekomstige verliezen
omdat je klanten verliest.
Veiligheidsvoorraad: voorraad aangehouden om tekorten te vermijden
prijskortingen: bij aankoop grote hvlh kan leiden tot voorraad.
= speculatieve voorraad = resultaat van afweging tussen korting en kost van voorraad.
Forward buying: plots genoeg kopen voor een heel jaar door een bepaalde promotieactie.
Verband doorlooptijd en levertijd:
Make to stock: delivery lead time is gewoon de levering, want het is in voorraad
Engineer to order: volledig opnieuw beginnen, bv huis bouwen delivery lead time is hele
proces.
Assemble to order
Make to order
2
,Componenten van voorraadsysteem:
Vraagstructuur
Afhankelijke vraag: bv vraag naar componenten afhankelijk van het eindproduct.
vs onafhankelijke vraag.
Aanbodstructuur
Beperkingen
Kosten
service
Proberen voorraadkosten te minimaliseren en toch voldoen aan service niveau.
Hoe voorraad meten?
Statische maatstaven: Meten via momentopname of gemiddelde over bepaalde tijdsspanne.
Ratio’s:
o Voorraadwaarde/ jaaromzet aan kostprijs : bestudeert voorraad in relatie met
verbruik van product. Bv 25000/ 100 000 = ¼ = gemiddelde doorlooptijd.
de gemiddelde dollar blijft 1/4e jaar binnen de muren van het bedrijf voor hij het
magazijn van eindproducten verlaat.
o Jaaromzet aan kostprijs/ voorraadwaarde: geeft voorraadrotatie weer.
Dynamische maatstaven: voorraadevolutie doorheen de tijd bekijken.
o Voorraadprofiel
Vorderingen/ jaarlijkse omzet = klantenkrediet.
Schulden aan leveranciers/ aankopen bij leveranciers = leverancierskrediet.
Er is een verschil tussen fysieke voorraadrotatie en op vlak van geld.
waarde voorraad stijgt doorheen het proces.
Cost-to-cash = verschil tussen dat een kostendollar wordt geïnvesteerd en het
moment waarop een verkoopdollar wordt ontvangen.
gemiddelde doorlooptijd + klantenkrediet (beide in weken).
Cash to cash = hoelang duurt het voor uitgegeven dollar gerecupereerd wordt door
een ontvangen dollar? = cost to cash – leverancierskrediet.
doorlooptijd te betalen leveranciers = leverancierskrediet
Voorbeeld cursus niet op examen
Werkkapitaal: investering in voorraden + vorderingen op klanten – uitstaande
bedragen aan leveranciers.
o Input-outputgrafiek
Zie samen met p25 boek
Wanneer de productie start, komt er water in de trechter. Na zekere tijd is het order
verwerkt (onderste kraan).
Hoe lang blijft het order in het systeem (=doorlooptijd) en hoeveel voorraad bevindt
zich gemiddeld in het systeem? Vragen die we willen oplossen.
Zie p26: verschil tussen input en output is de voorraad.
De horizontale doorsnede = de tijd nodig om input om te zetten in output =
doorlooptijd = lead time.
Wet van Little:
gemiddelde voorraad = gemiddelde doorlooptijd X gemiddelde productie.
3
, Gemiddelde Input rate moet zelfde zijn dan gemiddelde output rate.
Als je 100 orders krijgt zou je er ook 100 moeten afwerken.
Gemiddelde productie kan je vervangen door gemiddelde input of gemiddelde output, deze formules
kloppen ook.
Hoe sneller de rotatie van voorraad, hoe sneller de lead time, hoe sneller de geldcyclus.
Zie boek p29 + 30
Voorbeeld:
Machine produceert 3 321 eenheden per dag (op 24 uur), doorlooptijd is 150 minuten, wat is de
gemiddelde voorraad?
3 321 eerst omzetten naar minuten 1 440 minuten per dag 3 321/ 1440 = 2.2368 eenheden
per minuut.
gemiddelde voorraad = gemiddelde doorlooptijd X gemiddelde productie
Gemiddelde voorraad = 150 * 2.2368 = 345.9 eenheden.
Lambda = process throughput rate = gemiddelde productie 2.2368 in dit voorbeeld.
een systeem is stabiel als in = out
Andere voorbeelden p32 boek.
gemiddeldes niet ideaal als je met variabele omgeving werkt.
Doorlooptijd = Cycle time: tijd tussen aankomst en vertrek van een “job”.
= tijd tussen input en output
In doorlooptijd zitten activiteiten die waarde toevoegen maar ook die geen waarde toevoegen. Bv
transporttijd, storage time, waiting time, ..
ABC-voorraadbeheer
A producten: klein deel van de producten die voor 80% van de voorraadwaarde en 80% van de omzet
zorgen.
B producten: goed voor 15% vd omzet.
C producten: laatste 5% aan producten
vooral focussen op A producten zegt men maar dit is voor veel bedrijven niet goed.
Deterministische modellen
EOQ: vaste bestelgrootte
EOI: vast bestelinterval: bv elke maandag bestellen. Niet per se zelfde hoeveelheid, bv kijken
wat er verkocht is en dan maandag bijbestellen.
We gaan uit van een constante vraag die met zekerheid gekend is hier (=deterministisch). In realiteit
is de vraag stochastisch (=onzeker).
EOQ: Economic order quantity
= bestelhoeveelheid die de totale kosten minimaliseert.
Zie assumpties p35
Bij het EOQ model besteld men zodra voorraad onder het bestelpunt zakt.
In een deterministische omgeving zijn de bestelregels van EOQ en EOI identiek, in een stochastische
omgeving niet.
4