Hoofdstuk 1: Perfusie
1.1 Inleiding
Interprofessionele zorg
Observeren van de circulatie en omgaan met perfusiematerialen, perfusievloeistoffen en IV-katheters
1.2 Observatie van de circulatie
a) Observatie perifere circulatie
= bloedvaten oppervlakkig, aan de ledematen
Waarom liever IV-katheter niet in de voeten:
o Bewegingsvrijheid
o Risico voor DVT (katheter is de hoofdreden voor infectie trombus schiet los en komt in de
bloedbaan terecht = embool)
Vullingstijd of capillaire refill
o = snelheid waarmee leeggedrukte capillairen zich opnieuw vullen met bloed
o Is kort 0.5 -1 sec
o T.h.v. nagelbed, sternum (kinderen)
Huidtemperatuur
o Naarmate de perifere circulatie slechter wordt, daalt de huidtemperatuur
Perifere kleur
o Lichtroze
o Hoe slechter de perifere circulatie, hoe meer kleurverandering
o Cyanose: bij > 5gr onverzadigde Hb per 100ml in capillaire circulatie
Plethysmografie
o Info ivm vulvolume en zuurstofsaturatie (= hoeveel hemoglobine gebonden is aan zuurstof) (SpO2
pulse- oxymetrie), in een grafiekje
o Normale waarde: 95-100%
o Vpl aandachtspunten
Extremiteit stilhouden
Geen nagelak
Invloed van vasoconstrictie
Invloed van hypothermie, medicaties
Niet aan kant RR-machet
b) Centrale circulatie observeren
= dicht bij het hart, v. subclavia & jugularis
Voelen van de pols
o Zegt iets over de polsfrequentie, regelmaat, polsvulling
o T.h.v. elke slagader, meest
A. radialis
A. femoralis
A. carotis
Hartritmebewaking
o Normaal sinusritme
P: samentrekken van de atria
QRS: samentrekken van de ventrikels
T: hart ontspant en maakt zich klaar voor volgende cyclus
Pagina 1 van 31
, Bloeddrukmeting
Vocht en elektrolytenbalans
o Intravasculair: vocht buiten de cellen is in de bloedvaten
o Interstitieel: vocht tussen de cellen
o Trans cellulair: lymfe, hersenvocht, speeksel, maagvocht, darmvocht,…
o Compartimenten gescheiden door semipermeabele wand
o 3 transportmechanismen: diffusie, osmose, filtratie
Osmose: watermoleculen verplaatsen zich naar de kant met de hoogste concentratie
opgeloste stoffen
Diffusie: deeltjes verplaatsen zelf van hoge naar lage concentratie
o Osmolaliteit plasma = 285mmol/l
o Natrium, Glucose, Ureum: kristalloïde osmolariteit
o Plasmaeiwitten: colloïdale osmulariteit
o Constant houden van vochtbalans gebeurt door evenwicht tussen opname en afgifte van vocht
o Nieren, longen, huis en gastro-intestinaal stelsel
o Elektrolytenbalans moet ook in evenwicht zijn
Elektrolyten zijn stoffen die in een waterige oplossing in ionen kunnen splitsen
Belang voor osmolaliteit en zuur-base evenwicht (direct verband met nieren en longen)
VERPLEEGKUNDIGE TAAK I.V.M. VOCHTBALANS IS:
Klinische observatie en anamnese
o Klinische observatie gebeurt door herkennen van
Dehydratatie = uitdroging door vocht en elektrolytenverlies dat niet gecompenseerd wordt
Hyperhydratatie: overvulling door overdreven vocht, gedaalde uitscheiding
o Anamnese:
Voorgeschiedenis i.v.m. pathologieën als nierfalen, hartfalen,…
Opname van de IN-OUT balans
o IN: per os, enteraal, parenteraal, rectaal
o OUT: urine, feaces, braken, transpiratie, AH, sputum, bloedverlies, wondvocht, drainagevocht,
punctievocht
o Loopt over 24u – stiptheid begin- en eindduur
o Nauwkeurig noteren
o Goede samenwerking en uniform werken
CVD-meting (OLF3)
Bloedafname elektrolytenbepaling/Hb &Ht/ zuur-base
o Dehydratatie leidt tot hemoconcentratie (verhoogde concentratie rode bloedcellen)
o Hyperhydratatie leidt tot hemodilutie (verlaagde concentratie RBC)
o Elektrolytenbepaling
o Zuur-base evenwicht (OLF3)
Pagina 2 van 31
,1.3 Intraveneuze perfusietherapie
1.3.1 Definitie
Een perfusie is het toedienen van bepaalde hoeveelheden vocht langs de parenterale weg
1.3.2 Doel
Volumeafwijkingen voorkomen en/of herstellen
Inwerken op de samenstelling van het lichaamsvocht.
o Het vocht bevat al of nie Oligo-elementen (Ca, F, Mg, Cu, Cr, I, Fe, Mn, Mb, Se, Zn), elektrolyten (Na,
K, Cl, Mg, Fe), voedingsstoffen lipiden, proteïnen, koolhydraten, vitaminen, oligo-elementen),
geneesmiddelen.
1.3.3 Wetgeving
B1-handeling: plaatsen van een intraveneuze katheter in een perifere vene, bloedafneming en intraveneuze
perfusie met een isotonische zoutoplossing, eventueel met gebruik van een debietregelaar (K.B., 2007).
B1-handeling: plaatsen van een intraveneuze perfusie met een isotonische zoutoplossing via een
subcutaan poortsysteem dat verbonden is met een ader, bloedafneming en gebruik van een debietregelaar
(K.B., 2007).
B2-handeling: voorbereiding, toediening van en toezicht op intraveneuze perfusies en transfusies eventueel
met technische hulpmiddelen (K.B., 2007).
B2-handeling: assistentie bij het plaatsen van een CVK, afname kathetertipcultuur, verwijderen van een
CVK (K.B., 2007).
1.3.4 Patiëntveiligheid
Hygiëne en steriliteit correct toepassen
Correcte identificatie uitvoeren
Gebruiksklare medicaties en perfusies aanwenden
Degelijke verpleegkundige kennis en kunde
Dubbel check
Nauwkeurig en helder labelen
Uniformiteit nastreven
Nagaan vervaldata en bewaartijd
Noodzaak van katheters en vochten per patiënt dagelijks in vraag stellen
Te allen tijde lucht vermijden in leidingen bij perfusietherapie!
Nauwkeurige administratie
Registratiesysteem voor het registreren van katheter-gerelateerde infecties, alsook een laagdrempelig
systeem voor foutenregistratie.
1.3.5 Indicaties voor I.V. perfusie
Orale vocht-of voedselinname is onmogelijk of ontoereikend
Herstellen van overmatig vochtverlies
Keep vein open: waakinfuus of traagdruppelinfuus
Herstel elektrolytenbalans of zuur-base
Toedienen van IV medicatie: via infuus; via bolusinjectie
Verhogen van het circulerend vochtvolume
Bij intoxicatie
Bij contrastinfuus en radiografische onderzoeken
Bij drukmeting
Pagina 3 van 31
, 1.3.6 Indeling van de perfusievloeistoffen
Begrippen:
o Osmolariteit: concentratie van osmotisch actieve stoffen in een oplossing, uitgedrukt in osmol per
liter (of milliosmol)
o Isotoon: een oplossing waarvan het aantal opgeloste deeltjes per liter gelijk is aan die van een
andere oplossing
Geen vochtverplaatsing tussen extracellulair en intracellulair
o Hypertoon: oplossing met een grotere hoeveelheid opgeloste stoffen dan in het bloedplasma
Vochtverplaatsing van intracellulair naar extracellulair met verschrompeling van de cel tot
gevolg
Mag centraal veneus gegeven worden omdat je snel verdunning hebt
o Hypotoon: oplossing met een kleinere hoeveelheid opgeloste stoffen dan in het bloedplasma
Vochtverplaatsing van extracellulair naar intracellulair met zwellen van de cel tot gevolg
cellen kunnen openbarsten
o Kristalloïd: in deze vloeistoffen hebben zowel water of de aanwezige elektrolyten (micromoleculen)
de mogelijkheid om de semipermeabele membranen van de vaatwand te passeren
o Colloïd: perfusievloeistof die macromoleculen bevat (eiwitten), die door hun grootte het capillair
membraan niet kunnen passeren en daardoor binnen het intravasculair compartiment blijven
1.3.7 Complicaties bij I.V. perfusie
LOKALE COMPLICATIES
Hematoomvorming
o Bloed in de weefsels en rond de punctieplaats
o Oorzaken:
Perforatie van de venewand bij het inbrengen van de katheter
Onvoldoende nadrukken bij het verwijderen van de katheter
Stollingsstoornissen
o Symptoom: blauwkleurige zone, ev. Pijnlijk
o Actie preventief:
Vakbekwaamheid
Navragen stollingsstoornissen
Geschikte vene en geschikte punctieplaats kiezen
Zorg voor gestuwde vene
3 à 4 minuten nadrukken bij verwijderen katheter, langer bij anticoagulantia gebruik
o Actie therapeutisch:
Infuus verwijderen en voldoende nadrukken, ev herplaatsen
Drukverband
Hoogstand van het lidmaat
Ev. Resorberende zalf
Flebitis met risico op veneuze trombose
o Belangrijkste complicatie bij I.V. therapie
o Lokale inflammatie van een vene met rubor, dolor, calor en tumor (symptomen)
o Aanleiding tot thromboflebitis (vorming van trombussen op basis van de ontsteking)
o Flebitis kan aanleiding geven tot pus t.h.v. de insteekpunt, tot bacteriëmie, tot sepsis en sympatische
reflexdystrofie (atrofie van zenuw en botweefsel)
Pagina 4 van 31