HOC 1: INLEIDING
LEERSTOF
Multiple choice examen met verhoogde cesuur
Eindcijfer: Examen 75% - Opdracht (WPO) 25%
ONTWIKKELINGSSTOORNIS
Leerstoornissen vaak eenzijdig beeld over, niet gestoeld over wat er in onderzoek gevonden is of welke diagnostische
criteria vooropgesteld worden. Komt vaak voor in de media en hoe mee omgaan.
Leerstoornissen behoren tot de categorie van ontwikkelingsstoornissen (containerbegrip).
Neurologische of psychische aandoening die ‘normale’ ontwikkeling verstoord (Wat is de normale ontwikkeling? Naar
de norm? Wat de meeste mensen doen? Een lichte variatie is niet perse een stoornis of direct problematisch)
- Breed begrip: continuüm van subjectieve impact
o Sommigen ondervinden een lichte impact zoals bij dyslexie, iets trager lezen, is dit meteen een
probleem?
- Treedt vroeg in kindertijd op
Voorbeelden
- Autisme
- ADHD (iemand leert minder goed dr gebrek aan concentratie, leerprobleem ontwikkelt zich hierdoor)
- Zwakbegaafdheid
- Leerstoornissen
LEERPROBLEMEN VERSUS LEERSTOORNISSEN
Vaak gaan ontwikkelingsstoornissen gepaard met leerproblemen, maar duidelijk onderscheid is nodig (ook naar
oorzaak toe)
Leerproblemen veel breder (niet altijd een leerstoornis)
- Gebrek aan motivatie (geen/ weinig interesse waardoor er ook problemen ondervonden worden)
- Invloed sociale context
‘Stoornis’ specifieke criteria opgesteld (zie oa DSM-V) moeten afgevinkt worden om van een stoornis te kunnen
spreken
Specifieke leerstoornis: specificiteit in verminderde mogelijkheden
- Specificiteit paradox: quid comorbiditeit
o Mensen met dyslexie voldoen vaak aan criteria van dyscalculie
o Specifieke leerstoornis, maar toch aanwezigheid van comorbiditeit dus breder (oorzaken zijn vaak
breder)
- Bv specifieke leerstoornis ih domein van leren zoals lezen = dyslexie
DSM-V CRITERIA
,1-4: specifieke leerstoornis dyslexie, op gebied van leren zoals schrijven, afzonderlijke aspecten te bespreken
5-6: specifieke leerstoornis dyscalculie
B voor interpretatie vatbaar, schoolse vaardigheden
C wanneer veel diagnoses/ onderzoek ernaar? Als volgende stap ih onderwijs wordt gezet zoals bv overgang nr het 1 e
leerjaar, overgang lager nr secundair
D kijken naar situatie, extreem voorbeeld iemand die slecht ziet/ blind zal ook problemen hebben met lezen, belangrijk
om het breed te bekijken en andere oorzaken niet uit te sluiten
DSM-V CRITERIA: OPMERKINGEN
- ‘Ondanks interventie’ (subjectief, want wat wordt er onder verstaan?)
o Hoeveel verbetering nodig?
o Wat is een goede interventie?
o Wat is er nodig?
o Belangrijk in schoolcontext, daar gaat het over geïnstitutionaliseerde hulp, welke interventie pakketten
worden gekozen en door wie worden die uitgevoerd? Dorpsschool heeft niet alle middelen zoals
scholen uit grootstad
- ‘Niet beter verklaard door ….’:
o Bij verstandelijke beperking
IQ < 70: geen dyslexie/dyscalculie
Laagbegaafdheid: mensen hebben moeite met leren, maar kan zijn dat er ook sprake is
van een leerstoornis, diagnose wordt niet gesteld door te laag cognitief functioneren
70 < IQ < 85 IQ in rekening genomen bij effect interventie
Diagnose kan wel gesteld worden
o Andere stoornissen
Het niet goed kunnen lezen van rekenopgave (dyslexie) is geen dyscalculie
Soms moeilijk om goed onderscheid te maken
o Psychosociale tegenslagen
- ‘Significant negatieve invloed’
o Sterke leerlingen kunnen (lang) compenseren (hebben geen hulpvraag of probleem)
Dit vraagt veel energie dus kan ook een gevaar vormen, vaak covert gedrag, niet altijd even
duidelijk
o Bvb hoogbegaafde gaan ondanks dyslexie/dyscalculie nog steeds (meer dan) gemiddeld presteren
Er wordt ook een onderscheid gemaakt tussen licht, matig en ernstig:
Vooral de lichte categorie zorgt voor moeilijkheden, de vraag stelt zich of een diagnose dan wel nodig is? Als iemand
goed kan functioneren, is er dan een diagnose nodig? Ook al kunnen de criteria afgevinkt worden
Ook vaak discussie over te veel diagnosticeren
DYSLEXIE EN DYSCALCULIE
- Verklarende versus beschrijvende benadering
o Vooral beschrijvend (zoals DSM criteria)
o Maar poging naar meer verklarende benadering: wat is de oorzaak specificiteitsparadox (zie later)
Deze benadering is moeilijk, want wat is voldoende/noodzakelijk om een persoon stoornis
dyslexie toe te kennen?
Geen duidelijke oorzaak, echte oorzaak nog niet volledig gekend
Als verklarende benadering gegeven, dan snel botsen tegen de limiet, omdat er veel algemene
verklaringen zijn die breder waren dan bv enkel dyslexie
- Specifieke leerstoornissen met betrekking tot
o Lezen en/of schrijven
o Wiskunde/rekenen
- Stoornis of ‘gewoon’ de zwakkere leerlingen?
o Lees/schrijf en rekenvaardigheden zijn normaal verdeeld
o Verwachten we andere verdeling?
, o Hoe dyslexie/ dyscalculie begrijpen? Onderzoeken geweest die mensenverdeling vonden. Dit zorgde vr
ondersteuning vr het effectieve bestaan ervan. Men dacht eerst dat het linker scenario de waarheid
bevatte, maar na replicatie vond men een gewone normaal verdeling. Hierdoor ontstond het debat of
dyslexie weldegelijk bestaat of niet?
o Erover eens dat het bestaat, wel iets wat arbitraire keuze om diagnose van dyslexie te stellen.
- Vanuit praktijk moeite met opdeling ‘licht’, ‘matig’, ‘ernstig’.
o Is het een stoornis als iemand dit zelf kan compenseren?
- Discussie over diagnostische criteria/definities
o Van belang voor correcte/tijdige toegang tot hulpverlening
o Al dan niet krijgen van een diagnose brengt 2 gevolgen met zich mee:
Stigmatiserend, niet leuk om diagnose te krijgen, iedereen gaat er met zijn/ haar manier mee
om
Maar diagnose geeft toegang tot bepaalde maatregelen dus belangrijk om er tijdig bij te zijn
- Ook nog dyspraxie
o Developmental coordination disorder (DCD)
o Verstoorde (fijne en grove) motoriek
Moeite met schrijven, motoriek probleem
(LEER)STOORNIS, BEPERKING EN HANDICAP
Verschillende oorzaken mogelijk: genetica en omgeving spelen beide een rol, nature/nurture
Een verlies of afwijking van een anatomische structuur of een fysiologische of psychologische functie,
in vergelijking met leeftijdsgenoten
Een verlies of afwijking in kwantitatieve/kwalitatieve zin van het vermogen om activiteiten te verrichten
of gedrag te vertonen, overeenkomstig, leeftijd, geslacht en sociaal culturele context (beperking vanaf
subjectieve negatieve impact)
Een nadelige situatie van een persoon als gevolg van een stoornis of beperking, die de normale
rolvervulling van de betrokkene begrenst of verhindert (bv iemand met dyslexie, heeft niets met school
dus vermijdt dit, creëert omgeving waarin hij/ zij er geen last meer van heeft)
PERSOONLIJKE IMPACT
DSM criteria zijn heel belangrijk, maar er hangt ook een sterke persoonlijke kant aan.
- Stilstaan bij het voorkomen van taal en cijfers in dagelijks leven
o Instructies lezen
o Kloklezen: iedereen heeft klok leren lezen, maar bij volwassenen die dit niet kunnen, zorgt dit voor een
grote persoonlijke impact
o Dienstregelingen openbaar vervoer
- Ervaren zelf ook discrepantie tussen eigen ‘kunnen’ en resultaten
o Faalangstig doordat ze het moeilijker hebben
o Verminderde motivatie
o Voor sommigen lukt het, voor anderen niet, maar er wordt wel veel moeite in gestoken
- Soms schaamte door sterke nadruk op geletterdheid
, IMPACT ONDERWIJS
- Schoolse prestaties belangrijk
o Cognitief
o Sociaal: moeilijker hebben op school, zorgt eventueel voor pestgedrag
- Klachten manifest wanneer vaardigheden zwaarder belast worden
o Belangrijke momenten om ‘mee’ te zin
o Belang van snel en adequaat te handelen
- Hoe gaat onderwijs hiermee om? Meestal tweestaps:
o Remedial teaching
Alledaagse ondersteuning, extra oefeningen, leerkracht die wat meer langs gaat, iets meer tijd
besteden aan de persoon -> indien geen verbetering -> overgang naar gespecialiseerde hulp
o Gespecialiseerde hulp (orthodidactiek)
Diagnostisch onderzoek om na te gaan op welke aspecten het moeilijk loopt
REMEDIAL TEACHING EN BEHANDELING
- In elkaars verlengde met diagnostisch onderzoek als scharnierpunt
- Remedial teaching
o Extra ondersteuning
o (Binneschoolse) leerlingenbegeleiding
o Gericht op brede leerproblemen
o Gebruik van (al dan niet bewezen effectieve) programma’s
- (Orthodidactische) behandeling
o Gespecialiseerd
o Diagnostiek als vertrekpunt
o Gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek
Zaken evolueren doorheen de tijd dus van belang om iemand te hebben die dit opvolgt
REMIDIAL TEACHING
- Continuüm van ondersteunende onderwijspraktijken
o Traject afgestemd op individu
o Gaat van beperkte extra aandacht dr leerkracht id klas tot extra ondersteuning door externe
volwassene (remedial teacher)
- Er bestaan aantal programma’s/ structuren
o Afhankelijk van school, zij hebben dit in handen, kunnen beslissen hoe ze dit toepassen
o Is er een remedial teacher
- Inhoudelijke aandachtspunten
o Wetenschappelijke basis
Oudere leerkrachten willen hun aanpak die ze vroeger aanleerden, behouden, maar dit is soms
in strijd met nieuwe inzichten
o Past het in schoolcontext
o Nood aan tussendoelen
Moeten k zien of er verbetering is en zonder tussendoelen kun je dit moeilijker checken
Een gewone leerkracht die dit op zich neemt, zal hier misschien wel aandacht voor hebben,
maar zal dit misschien niet volledig gaan meten
- Praktische aandachtspunten die een belangrijk verschil maken in hoe het wordt opgevat
o Financieel (school en ouders)
Als er problemen zijn, zijn er weinig ouders die twijfelen om bijles/ondersteuning te vragen
MAAR financiële kant, dit kost veel geld dus niet iedereen kan dit betalen
o Individueel/groep
o Binnen/buiten klas
Binnen: jongere krijgt meer mee
Buiten: jongere met deze problemen gaan meestal al niet graag nr school dus vragen om
langer te blijven na school, zorgt voor problemen
BEHANDELING
- Timing individueel
o Iemand die moeilijk kan lezen, welk protocol gebruiken we?, hoe intensief passen we het toe?
- Gericht op specifieke leerstoornis
o Basis in diagnostiek
- Strikter protocol