Samenvatting - Fysiologie Periode 4 Jaar 1 (GZFT16F4)
17 vues 0 fois vendu
Cours
Fysiologie Periode 4 Jaar 1 (GZFT16F4)
Établissement
Avans Hogeschool (Avans)
Dit document bevat een samenvatting van fysiologie periode 4 jaar 1. In dit document moeten de volgende onderwerpen aanbod: motorisch leren (sensorische geheugen, werkgeheugen, lange termijn geheugen, impliciete en expliciete leerstrategieën, foutenarm leren, dubbeltaak leren, analogie leren), pir...
Classificaties motoriek
− Precisie
o Fijn/klein motorisch
o Grof/groot motorisch
▪ Locomotisch (van A naar B ALLEEN HORIZONTAAL)
▪ Manipulatief
• Propulsief (werpen, schoppen)
• Receptief (vangen)
• Stuiten
▪ Niet-locomotorisch
• Transfers (gaan zitten en omrollen in bed)
• Postures (omdraaien, hurken, omkijken)
• Grotures (zwaaien naar manel)
• Dus ook springen is niet-locomotorisch.
− Didactisch
− Mate van definiering begin + eind
o Discreet (hinken, springen, worp)
o Serieel (auto starten, hink-stap-sprong)
o Continu (cyclisch) (rennen, lopen)
− Mate van cognitie
o Meer motorisch (gewicht tillen)
o Meer cognitie (schaken)
o Hier tussenin zit bv volleybal
− Voorspelbaarheid
o Gesloten taak (self paced, omgeving stationair, zelf stilstaan, geen object manipulatie,
geen variatie in context)
o Open taak (externally paced, omgeving in beweging, zelf in beweging, wel object
manipulatie, veel variatie in context)
Algemene observatie
− Mate beheersing
o Cognitief → fase waarin een beweging aangeleerd wordt. Er moet dus veel nagedacht
worden bij het uitvoeren van deze vaardigheid en daarom zit deze persoon dan in het
cognitieve leerstadium. Er is veel closed-loop om via feedback te kunnen corrigeren.
o Associatief → hier moet je nog wel denken aan aanpassingen. Het doel is wel bereikt maar
een vloeiende uitvoering ontbreekt evenals het kunnen aanpassen aan een andere
omgeving, het gebruik van visuele focus en asymmetrie.
o Autonoom → dit verloopt automatisch → je weet welk motorprograma. Je kunt
dubbeltaken uitvoeren.
− Haalt intentie/actiedoel
− Kwantiteit (= meetbaar)
− Vloeiendheid
Tweede driehoek
− C → interne constraint (lengte, gewicht, geslacht, leeftijd)
o Inperkingen ten aanzien van medische diagnose (ROM, kracht, stabiliteit, evenwicht etc)
o Voorbeeld → iemand heeft een bril op, weinig bewegingsmogelijkheid door kleren of mee
materiaal in de ruimte.
− S → strategie = oplossings procedure, oplossings ruimte
o Kan bad habit zijn of compensatie.
o Praat in vaktaal
o Voorbeeld → iemand gooit en doet een stap naar achteren in de voorbereidingsfase ipv
een stap naar voren (wat je zou verwachten)
− P → Onderliggende processen.
o Schmidt → heterarchisch model van motorische controle ( en serieel top down en
parallelle informatieverwerking)
Model van Schmidt (heterarchie model) → bewegen zijn al bekend
− Intentie → waarom wordt de vaardigheid uitgevoerd?
− Stimulus identificatie
o Anticipatie
▪ Wat = je gebeurtenis
▪ Waar = ruimte (spatieel)
▪ Wanneer = temporeel
▪ Bovenste 3 = lezen cues + ervaring = opslag in langetermijngeheugen. Hier is feed-
forward sturing mogelijk = open loop (top down optimale commandos naar
efferenten)
o Monitoring → in de gaten houden van het systeem tijdens bewegen.
o Feedback → corrigeren systeem als het fout gaat.
▪ M1 → Monosegmentale myotatische reflex (30-50 ms)
▪ M2 → multisegmentale myotatische reflex (50-80 ms)
▪ M3 → Top down model Schmidt (120-180 ms)
▪ Het maximale is 3x M3 per seconde.
▪ Al bovengenoemde punten: Bij zeer snelle bewegingen van korte duur
(ballistische bewegingen) kun je niet corrigeren tijdens het maken van die
beweging. Omdat de feedbackloops te traag zijn om effectief te worden. Dus er is
dan feed forward sturing. Als je een snelle beweging onvoldoende beheerst, maak
je veel fouten (iets missen bij mikken of passen).
− Respons selectie → nemen van beslissing
o Bepaalt keuze reactietijd. Hoe meer complexer de keuze hoe langer het duurt voordat je
de informatie verwerkt hebt. Vergelijk een slagman. Deze heeft de keuze slaan of wijd.
Met ontvangen van de bal als middenvelder bij voetbal heb je veel opties om uit te kiezen.
− Respons programmering → volgorde van handelen in de tijd (scenario).
o VH1 – VH2 x VH3 – VH4 (in de tijd)
o Organiseren en plannen van respons. Wat eerst en wat dan?
o Zodra er een dubbeltaak wordt gevraagd, ligt de nadruk op respons programmering!
2
, − Gegeneraliseerde motorische programma
o Ophalen (retrieval) → techniek uit lange termijn geheugen.
o Invariante kenmerken
▪ Volgorde deelpatronen → heel strike – foot flat – mid stance etc.
▪ Relatieve timing (de duur van de stance ten opzichte van de swing bij gaan)
▪ Relatieve kracht (schop tegen bal vs. Tegen ballen)
− Parameterisatie
o Variabele kenmerken:
▪ Krachtschaling (absolute force (hoe hard schop ik))
▪ Snelheidsschaling (absolute speed (hoe snel schop ik)
▪ Amplitude (bewegingsuitslag)
▪ Richting (bv. In welke richting schiet ik de bal)
▪ Het is van buiten zichtbaar
− Spierinitiatie
o Muscle selectie
▪ Welke
▪ Hoe veel
▪ Volgorde
▪ Welk moment
▪ Hoe lang
▪ Bovengenoemde: coordinatie en vloeiendheid
o Posturale controle
▪ Regulatie Fz bv in een steunvlak.
▪ Co-contractie
o As van bewegen
▪ Bv bukken uit knie (inhurken), bukken uit bekken/rug (vooroverbuigen)
o Biomechanica
▪ Torques (kracht op gewicht)
▪ Moment (draaipunt en lastarm)
▪ Massa/traagheid
▪ Actie-reactiekracht (grondreactiekracht)
▪ Laatste 3 is NEWTON.
− Perifere zenuwtransmissie
o Prikkel wordt doorgegeven van de hersenen naar de spieren, via de zenuwen
− Kracht generatie
o Het zichtbaar aanspannen van spieren. Geef hierbij aan om welke spieren het gaat.
Hierarchische model → als je de bewegingen nog niet kent
Specifieke observatie
− Bewegingspatronen
o Structuur
o Criteria
o Bovengenoemd → hoe = motoscopie en beschrijvend
o Bv werpen → bovenhande strekworp
▪ Fases:
▪ 1. Wind up
• Criteria → staat de werper ingedraaid?
o Zo nee: frontaal stand
o Zo nee: deel ingedraaid
• Gaat de bal cirkelvorming onder trochantor major door?
o Zo nee: bal gaat terug omhoog tot boven schouder
o Zo nee, bal gaat niet cirkelvormig maar via zijwaarts.
▪ 2. Early cocking (stap)
3
, • Criteria → wordt er een stap gemaakt?
o Zo nee, werper staat met voeten naast elkaar
o Zo nee, werper staat in homolaterale schredestand
o Zo nee, werper staat in heterolaterale schredestand
• Is dat het heterolaterale been
o Zo nee, homolateraal → stapt naar achteren
• Is de stap groter dan ½ keer lichaamslengte
o Zo nee, kleiner
o Zo ja, vooral als iemand al in schredestand begint
▪ Late cocking (vanaf voetgrond contact tot max. Exorotatie humerus)
• Vindt er een gedifferentieerde rotatie plaats?
o Zo ja, rotert dan en pelvis en bovenste romp.
o Zo nee, alleen bovenste romp → bekken blijft in frontaal positie
o Zo nee, en blok rotatie (dus niet gedifferentieerd)
o Zo nee, de werper staat in frontaalstand.
▪ Acceleration (horizontale adductie + endorotatie)
• Beoordeel op moment schouders in frontaalvlak.
o Humerus: Is er vetraging (humerus in verlengde schouder as)
▪ Zo nee, elleboog wijst omhoog of omlaag
▪ Zo nee, elleboog wijst of naar naar voren
o Onderarm: Blijft de onderarm achter?
▪ Zo nee, onderarm wijst omhoog en niet naar achter.
Welke spieren en hoe heet contractie
− Late cocking in art humeri:
o Actief exorotatoren (concentrisch)
▪ Infraspinatus, teres minor
▪ Deltoideus pars spinalis
o Stabilisatoren (anders humerusknop in sub luxatiestand)
▪ Subscapularis
▪ Pectoralis major
▪ Lattisimus dorsi (teres major)
▪ Deltoideus pars clavicularis
o Humerus in horizontale abductie
▪ Supraspinatus
▪ Deltoideus pars acromialis
− Acceleration:
o Stabilisatoren (worden de prime movers concentrisch in acceleration)
▪ Subscapularis
▪ Pectoralis major
▪ Lattisimus dorsi
▪ Deltoideus pars clavicularis
▪ Coracobrachialis
o Stablisatoren (de prime movers uit late cocking worden stabilisatoren (excentrisch) in
acceleration.
▪ Infraspinatus
▪ Teres minor
▪ Deltoideus pars spinalis
o Horizontale adductoren (elleboog zijwaarts leeg)
▪ Supraspinatus
▪ Deltoideus pars acromialis
− Decceleration (remmen beweging, arm gaat naar adductie/endorotatie en schuin dus remmen
door antagonisten)
▪ Infrapinatus
▪ Supraspinatus,
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur joellavandenberg56. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,96. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.