Samenvatting SOCIOLOGIE VOOR DE PRAKTIJK - Sociologie
7 vues 0 fois vendu
Cours
Sociologie
Établissement
NHL Stenden Hogeschool (NHL)
Book
Sociologie voor de praktijk
Volledige en uitgebreide uitwerking van hoofdstukken 1, 3, 4, 5 en 6 van het boek 'Sociologie voor de praktijk', voor het vak Sociologie van de studie Social Work. Het boek is geschreven door Klaas J. Hoeksema en Siep van der Werf. Het betreft de 9e editie, jaar 2021. Zelf heb ik dit in jaar 2 van ...
Sociologie samenvatting, onderdeel van 2e jaar SW, semester D&I
Sociologie voor de praktijk begrippen! 2023
Tout pour ce livre (5)
École, étude et sujet
NHL Stenden Hogeschool (NHL)
Social Work
Sociologie
Tous les documents sur ce sujet (12)
Vendeur
S'abonner
hadjartaha
Aperçu du contenu
Samenvatting sociologie voor de praktijk
Hfd 1, 3, 4, 5, 6 van het boek Sociologie voor de praktijk, 9e druk (2021). Hoeksema, K. J. & Werf, S.
van der. Bussum: Uitgeverij Coutinho BV.
Hoofdstuk 1: Inleiding
Sociologie probeert antwoord te geven op de vraag: hoe slagen mensen erin samen te leven? In de
sociologische context slaat ‘sociaal’ op menselijke betrekkingen, en omdat mensen te allen tijde deel
uitmaken van een samenleving, kunnen zij in een sociologische context als het ware niet niet-sociaal
zijn.
Sociologie= het verklaren van het gedrag van individuen en groepen van mensen op basis van de
maatschappelijke invloeden die ze ondergaan. De groep beïnvloedt het individu en het individu
beïnvloedt de groep.
1.2 Wat ‘doet’ sociologie?
Functies
Franse filosoof Auguste Comte benadrukte dat het de belangrijkste taak van de sociologie was om
ongefundeerde 'geloven' over de werking van de samenleving door te prikken en te vervangen door
wetenschappelijke inzichten.
Sociologie laat zien dat menselijke betrekkingen binnen de samenleving niet door de natuur of God
zijn opgelegd, maar het resultaat zijn van menselijk handelen zelf.
Ideologiefunctie van sociologie: de bijdrage die de sociologie levert door het zichtbaar maken van
bestaande (machts)verhoudingen tussen menselijke betrekkingen in de samenleving. Deze functie
maakt de sociologie niet altijd populair en vormt de reden waarom socioloige een omstreden tak
binnen de wetenschap is.
Beheersfunctie van sociologie: de bijdrage die de sociologie levert aan het bestuur en beleid van de
samenleving. Sociologie geeft inzicht in menselijk gedrag vanuit samenlevingsverbanden, en is
daarmee goed bruikbaar om de samenleving te besturen. Mensen die op welke wijze dan ook
betrokken zijn bij bestuur of management kunnen hierop hun beleid baseren. Om deze reden wordt
sociologie bekritiseerd als instrument van machthebbers.
Ordenende functie: de bijdrage die de sociologie levert door het overzichtelijk en begrijpelijk maken
van een onoverzichtelijke werkelijkheid. Probleem wat betreft deze functie is dat begripsvorming
betrekking heeft op dagelijkse leefsituaties, waar ieder mens wel een beetje verstand van heeft.
Sociologie wordt gedwongen haar maatschappelijke relevantie en betekenis voortdurend te
bewijzen.
Wat maakt iets tot een sociologisch issue?
Individuen denken dat de beslissingen die ze maken en de stappen die ze nemen uniek zijn, maar
vanuit maatschappelijk perspectief gezien zit er achter individuele ontwikkelingen en beslissingen
een maatschappelijke 'logica'.
Sociologisch relevant= de mate waarin een probleem van betekenis is voor de sociologische
wetenschap.
,Sociologische verbeeldingskracht - Wright Mills - koppeling tussen individuele belevingswereld en de
maatschappelijke logica. Mensen moeten persoonlijke ervaringen, situaties en problemen leren zien
in het licht van de manier waarop de maatschappij functioneert. Pas dan kun je adequaat met deze
ervaringen omgaan.
Private troubles veranderen in public issues - persoonlijke moeilijkheden worden sociale problemen,
wanneer voor het ontstaan bovenpersoonlijke oorzaken en sociale processen zijn aan te wijzen
(Mills).
De socioloog Schuyt geeft 6 criteria om een probleem als sociologisch relevant probleem te
identificeren:
1. Er moet sprake zijn van een aanzienlijk aantal getroffenen.
2. Het moet gaan om persoonlijk letsel van die getroffenen (de ‘private troubles’ van Mills).
3. Het moet samenhangen met andere problemen.
4. Het probleem is niet van tijdelijke aard, maar structureel en van lange duur.
5. Het moet bovenpersoonlijke oorzaken hebben.
6. Het moet tegen serieuze waarden ingaan.
Integratie paradox: dat mensen zich gaan afzetten tegen de samenleving.
1.3 Sociologie voor de praktijk
Nadruk van dit boek ligt op de beroepsvaardigheid van het toepassen van kennis om betekenis aan
situaties te kunnen geven. Het dagelijks leven is voortdurend in ontwikkeling, daarom moet je een
dynamische in plaats van statische kijk op de werkelijkheid ontwikkelen.
1.4 Individu en samenleving
Mensen onderscheiden zich van dieren doordat ze kunnen abstraheren van situaties en zich
daardoor inzicht en overzicht verschaffen.
Kind komt als onbeschreven blad ter wereld. Er zijn wel allerlei karaktertrekken of
persoonlijkheidskenmerken erfelijk en dus individueel bepaald, maar sociologisch gezien zijn vooral
zaken als historische fase, geografische plek van geboorte en het milieu van de familie belangrijk.
Mensen worden door hun samenleving gevormd, maar vormen op hun beurt ook weer de
samenleving. Het vermogen om iets aan de samenleving te veranderen, heeft te maken met macht:
Macht: het vermogen om vorm te geven aan de eigen toekomst/ vermogen om iets aan de
samenleving te veranderen. Drie elementen:
1. Het vermogen om doelstellingen in de toekomst te formuleren. Dit kan pas als je kunt
abstraheren van het bestaande: als mensen in voldoende mate onderscheid weten te maken
tussen de werkelijkheid zoals die is of zoals zij die waarnemen en de werkelijkheid zoals die
zou kunnen worden. Afhankelijk van cultuur en sociale betekenisgeving (mechanismen die
bewustzijn bepalen/beïnvloeden).
2. Het vermogen om daarvoor middelen aan te wenden (om doelen te realiseren). De ene
mens beschikt over meer middelen dan de andere. Heeft te maken met posities in en
opbouw van de samenleving. ‘Maatschappelijke structuren’, ‘sociale ongelijkheid’ en ‘sociale
identiteit’.
3. Het vermogen om via die middelen invloed uit te oefenen (en dus anderen te beïnvloeden).
Geen doelstellingen zijn realiseerbaar onafhankelijk van anderen. Sociale verandering en
conflict.
,Hoofdstuk 3: Cultuur
3.2 Wat is cultuur?
Cultuur: het geheel van voorstellingen, opvattingen, kennis, waarden en normen dat mensen als lid
van een samenleving overdragen en verwerven door middel van leerprocessen. Gaat om het boek
om immateriële zaken: om wat mensen kunnen.
Cultuur verwijst naar een samenstelsel van normen en waarden dat bij de mensen in een
samenleving hoort en dat ze in de opvoeding en andere socialisatieprocessen aan elkaar doorgeven
en leren.
De cultuur van mensen is het resultaat van ervaringen die zij en hun voorouders hebben met het
leven in een gebied.
Enculturatie: kinderen die in die samenleving de ervaringen, ofwel cultuur, moeten aanleren.
Cultuur is niet statisch, want doordat de situatie in een gebied verandert, worden de ervaringen ook
weer anders. Deze nieuwe ervaringen zullen weer in die cultuur verwerkt worden.
Cultural lag: cultureel achteropraken; tegenstrijdige elementen van bijvoorbeeld moderne
technologische mogelijkheden enerzijds en verouderde ideeën over die mogelijkheden anderzijds.
(Google: Vertraging in de ontwikkeling van het ene cultuurelement ten opzichte van het andere,
waardoor er spanningen tussen kunnen ontstaan.)
Niet alles in cultuur is functioneel.
3.3 Cultureel kapitaal
Hogere cultuur: de cultuur van de klassieken, die speelt in het concertgebouw, het museum, de
stadsschouwburg. Voor de sociologie is dit een te beperkte omschrijving, sinds kunst slechts een van
de cultuuruitingen is.
Lagere cultuur: het omgekeerde van hogere cultuur. Een begrip uit het dagelijkse taalgebruik
waarmee wordt aangeduid dat het gaat om cultuurgoederen die niet bijdragen aan het
civilisatieproces.
Cultureel kapitaal (cultural capital): de beheersing van de culturele competenties die horen bij hoge
sociale posities: weten hoe het hoort, de goede bagage hebben om mee te kunnen doen (Bourdieu).
Sociale reproductie
Sociale reproductie: een persoon erft kapitaal en daarmee de sociale positie van zijn ouders.
Families bevinden zich daardoor vaak generaties lang in dezelfde sociale klasse. Hierdoor wordt de
sociale mobiliteit beperkt: moeilijk voor iemand om hogere sociale positie te bemachtigen.
Het bezit van cultureel kapitaal bepaalt het succes in het onderwijs (zie hfd 6.12). Bordieu en
Passerson beargumenteren dat onderwijs een mechanisme is dat klassenongelijkheid legitimeert.
Gezonken cultuurgoederen: iets dat ooit gereserveerd was aan de elite in de maatschappij, in de
loop de jaren door steeds meer mensen, ook van lagere stand, wordt gebruikt en algemeen
aanvaard wordt, bijv nette eetgewoonten, privacy, beleefdheidsfrasen. De afstand tussen de hogere
en lagere cultuur is kleiner geworden.
Boerenbonteffect: normen dringen van beneden door naar boven (dus het omgekeerde).
Bijvoorbeeld dat spijkerkleding ook populair werd bij hogere klasse.
, Dergelijke opwaardering van bepaalde normen lijkt voorbehouden aan de hogere klassen. Iemand
uit een hogere klasse kan wel een norm uit de lagere klassen overnemen zonder aan status of
zelfvertrouwen in te boeten, maar doorgaans zal iemand uit de lagere klassen omgekeerd niet
kunnen winnen aan status of zelfvertrouwen door zelf die norm op te waarderen.
Worden we minder beschaafd?
Dalrymple ziet een spiraal waarbij via media en betuttelende instanties lowerclass culture
beschermd of zelfs gepromoot wordt, waardoor mensen nauwelijks nog verantwoordelijk gesteld
worden voor de gevolgen van hun gedrag.
Met de welvaart die nieuwe generaties als vanzelfsprekend ervaren, lijkt de noodzaak om aan de
normen van de middenklasse te voldoen steeds meer afhankelijk te worden van de situatie waarin
iemand zich bevindt.
Dat we blijkbaar minder beschaafd worden en dat onze normen verschuiven, is te zien als een gevolg
van het feit dat brede lagen in Nederland wennen aan de welvaart. Vroeger moesten de burgers van
de middenklasse zich strikt aan de normen houden om hun positie te behouden en niet terug te
vallen tot de lagere klasse. Maar nu Nederland geen standenmaatschappij* meer is waar streng
onderscheid tussen hoog en laag wordt vastgehouden, is ook de noodzaak om je aan normen te
houden komen vervallen. Doordat het in de middenklasse in het algemeen zo goed gaat, verdampt
de krampachtige deftigheid die voortkwam uit angst voor armoede.
*Standenmaatschappij: de wijze waarop sociale groepen in het feodale tijdperk zich onderling
verhielden en waarin vooral afkomst bepalend was voor de groep waartoe iemand behoorde: adel,
boeren, geestelijkheid en burgers.
Civilisatieproces: het proces waarin de westerse samenleving in de loop der eeuwen meer verfijnde,
meer gevarieerde gedragsregels ontwikkelde. Mensen die aan dit proces deelnemen zijn zich er niet
van bewust: proces loopt ongepland en onvoorzien. Het is het gevolg van de veranderingen in de
mate van afhankelijkheid tussen mensen.
Informaliseren: we worden niet onbeschaafder, juist omdat we ons wel weten te gedragen, gaan we
steeds soepeler met de regels om.
Het lijkt erop dat criminlaiteit meer opvalt, juist omdat er minder criminaliteit en overlast is.
3.4 Cultuur is minder vanzelfsprekend dan het lijkt
Veel dingen in onze cultuur lijken voor ons zo vanzelfsprekend, dat we eerst met andere culturen of
onze geschiedenis geconfronteerd moeten worden om te beseffen dat iets niet natuurlijk is. Cultuur
is aangeleerd (nurture) en niet aangeboren (nature).
Sekseverschillen en genderverschillen
De verschillen tussen mannen en vrouwen zijn niet eenvoudig tot biologische verschillen terug te
brengen, maar hangen samen met hoe in een samenleving met het kleine verschil tussen de
geslachten wordt omgegaan.
Om onderscheid te kunnen maken tussen de biologische en culturele verschillen tussen mannen en
vrouwen worden begrippen sekse en gender gebruikt. Sekse refereert aan het lichamelijke verschil;
gender aan de wijze waarop mannelijkheid en vrouwelijkheid cultureel worden ingevuld.
Fysieke kenmerken
De stijgende welvaart (met betere voeding en meer gezondheidszorg) bewerkstelligt grote fysieke
veranderingen. Nederlanders zijn de afgelopen honderd jaar bijvoorbeeld flink langer geworden.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur hadjartaha. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €8,39. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.