METHODOLOGIE – KWALITATIEF DEEL
1. HOOFDSTUK I – Inleiding tot kwalitatief onderzoek
1.1. Kenmerken van kwalitatief onderzoek
Heel veel verschillende definities omdat er veel verschillende perspectieven zijn op kwalitatief onderzoek
Verzameling benaderingen met onderlinge familiegelijkenissen, eerder dan een perfect afgelijnde categorie
o Kenmerken zijn vaak aanwezig, maar niet noodzakelijk altijd allemaal
1.1.1. ONDERZOEKSDOELEN EN -VRAGEN
Complexe thema’s en/of sociale processen (vb. van betekenisgeving)
Dagelijkse werkelijkheid van subjecten staat centraal
Eerder inductief van deductief
(Eerder “emic” dan “etic” perspectief
1. Etic = de onderzoeker heeft vooraf bepaald schema (vb. gestandaardiseerde vragenlijst) en trekt
daarmee naar de onderzoekssubjecten
2. Emic = schema’s komen van de onderzoekssubjecten)
Cf. infra
OEFENING
Zijn dit kwalitatieve of kwantitatieve onderzoeksvragen?
Wat is de incidentie van winkeldiefstal in winkelstraat X? Kwantitatief
Hoe sterk is het verband tussen geslacht en jeugddelinquentie bij Vlaamse jongeren? kwantitatief
In welke mate heeft dadertherapie een impact op de spijtgevoelens van wie die therapie volgt? OV: het
volgen van dader therapie, AV: spijtgevoelens
het kan zowel kwantitatief als kwalitatief (interviews, …) onderzocht worden
Hoe beïnvloedt dadertherapie de spijtgevoelens van wie de therapie volgt?
Hoe beleven leden van jeugdbendes in Vlaanderen de interne hiërarchie en regels? kwalitatief
Hoe denken Vlaamse burgers over de politionele slachtofferbejegening in het geval van zedendelicten?
kwalitatief
1.1.2. ONDERZOEKSDESIGN
Design is flexibel : Iteratieve onderzoekscyclus doorheen het onderzoek
Design is gericht op studie in natuurlijke omgeving
o Dicht bij de ervaring van de respondenten participerende organisatie
o Veel aandacht voor de specifieke context
VS gestandaardiseerde vragenlijsten waarbij doorgaans verondersteld wordt dat de context
constant is
o De onderzoeker maakt zelf deel uit van de context niet altijd neutraal
Design is gericht op “holistisch” begrijpen van de context (de mens en situatie bekijken in het geheel)
o Onderzoek focust niet enkel op vooraf bepaalde elementen, maar blijft open voor de gehele context
o Je bekijkt de persoon en de gebeurtenis in zijn geheel: bv: een politieagent die je al lang volgt, en dus
goed kent maakt een racistische opmerking waardoor je ‘begrijpt’ waarom deze dat doet
MAAR
o Ook in kwalitatief onderzoek (met een “emic” perspectief) dat dicht bij de leefwereld van de
onderzoekssubjecten ligt, blijft het de bedoeling om tot algemenere uitspraken (theorie) te komen
1.1.3. DATAVERZAMELINGSMETHODEN
Uitgebreid gamma aan methoden
1
, Vaak meerdere methoden in 1 onderzoek
o Vb. interviews, documenten en enkele observaties
o Vaak wel 1 methode dominant
Het gebruik van methoden is flexibel
Vaak intens en/of langdurig contact met het veld
o Belangrijk voor een holistisch beeld (en “emic” perspectief)
1.1.4. DATA-ANALYSE
Eerder o.b.v. teksten (en soms beelden) dan o.b.v. cijfers
o Ontbreken van cijfers betekent niet automatisch kwalitatief onderzoek
Kan ook gewoon slecht onderzoek zijn
o Soms worden wel cijfers gebruikt
Vb. om de context te schetsen
Vb. als de onderzoekssubjecten zelf cijfers gebruiken in hun proces van betekenisgeving
Doel van analyse is betekenis achterhalen, interpreteren
Processen staan centraal
o Bv. Wat is een typische politieambtenaar, of hoe verloopt het proces naar het worden van een
moordenaar of drugsdealer, we gaan kijken naar het proces, of hoe stopt een criminele carrière?
De analyse is flexibel, weinig gestandaardiseerde procedure
Diepgang
o In de diepte begrijpen = heel belangrijk bij kwalitatief onderzoek, eerder dan representatief
beschrijven
1.1.5. RAPPORTAGE
De onderzochten worden vaak betrokken bij de (lezing van de) resultaten
De rapportering handelt ook over de context
o Het materiaal moet “spreken”
o Vb. door citaten of gedetailleerde beschrijvingen van gebeurtenissen
Rapportering is vaak langer
Er wordt expliciet rekening gehouden met de invloed van de onderzoeker
1.2. De geschiedenis van kwalitatief onderzoek
1.2.1. DE KLASSIEKE PERIODE (1900-1945)
Pre-klassiek: reisverslagen
o Geen echt wetenschappelijk onderzoek wegens geen antwoord op onderzoeksvraag noch ambitie
tot theorievorming
Participerende observatie in de sociologie
o Vb. Le Play (eind 19de eeuw) casestudies naar arbeidersfamilies in Europa
o Sterk beschrijvend, veel gebruik van statistische gegevens
Participerende observatie in de antropologie
o Lange observaties van “primitieve volkeren” om inzicht te krijgen in de cultuur
o Vb. Bronislaw Malinowski
Kritiek op antropologen die zich vooral op secundaire bronnen baseren; benadrukt belang
van veldonderzoek
Max Weber: “Verstehen”
Proberen te begrijpen hoe processen verlopen
“Chicago School”
Chicago als studieobject
2
, Robert Park: “get the seats of your pants dirty”
Bestuderen van deviante groepen in hun natuurlijke omgeving
Introduceren studie van cultuur d.m.v. participerende observatie (typisch antropologie) in de sociologie
Typisch: gevalstudies met grote nadruk op participerende observatie
Florian Znaniecki
Kwalitatieve analyse van hoofdzakelijk geschreven bronnen positivistische invalshoek (om causale relaties
vast te stellen) niet evident
“Analytische inductie”:
vaststellen van causale relaties in kwalitatief onderzoek
Veel nadruk op de procedure van bewijsvoering
Je vertrekt van de empirische observatie (inductie) maar je wil iets meer algemeen zeggen over waarom
mensen doen wat ze doen (analytisch)
1.2.2. VERDRUKKING & VERNIEUWING (JAREN ’50 tot ’70)
Vanaf eind jaren ’40: dominantie van (neo-) positivisme en kwantitatieve benaderingen
o Veel geloof in gestandaardiseerde surveys
o Steeds minder vertrouwen in kwalitatief onderzoek
o Door zijn oorsprong in antropologie denkt men verkeerdelijk dat kwalitatief onderzoek vooral
bedoeld is voor ideografische onderzoeksvragen
i.e. de beschrijving van de eigenheid van marginale en beperkte fenomenen
VS streven naar meer algemene inzichten
o Toch twee kiemen van vernieuwing: focusgroepen & Grounded Theory
De geboorte van de focusgroep
Ontstaan jaren ’20 en ’30: als alternatief voor soms directieve interviewstijl
Tijdens WOII: veel onderzoek door Lazarsfeld & Merton
Tussen WOII en de jaren ‘80: Vooral in de marketing
o Onderzoek naar motivaties van consumenten
o Gespecialiseerde marketingbureaus: infrastructuur, databestanden van klanten, etc.
De “ontdekking” van Grounded Theory
Ontwikkeld om de geloofwaardigheid van kwalitatief onderzoek tegenover kwantitatief onderzoek te
versterken
Sterke inspiratie voor onze manier van analyseren, maar wij werken deductiever (zie methodologie deel 3)
Glaser & Strauss (1967) “The discovery of grounded theory”
Hun uitspraak: er wordt nog neergekeken op kwal onderzoek, maar dat hebben we aan onszelf te denken
(minder structuur gebruiken,…) … dus moeten we het ook zelf oplossen => oplossing = grounded theorie
Strauss: gevormd in de Chicago School
o Veel aandacht voor veldwerk als basis om tot theorie te komen
o Was goed in kwalitatief onderzoek
Glaser: gevormd in Columbia University, beïnvloed door Lazarsfeld
o Veel aandacht voor systematische procedures, kwantitatief onderzoek
o Hij was opgegroeid in die kwantitatieve logica: veel aandacht voor de vaste procedures van dat
kwantitatief onderzoek
Breng die twee samen en je krijgt de grounded theorie
Een theorie ontwikkelen uit empirische data!
Uitgangspunt
Ontwikkelen van theorie (inductie)
3
, o Opmerkelijk is de manier waarop ze data verzamelen: ze gebruiken in kwalitatief onderzoek een
vaste procedure
theorie wordt “gefundeerd” in de empirie
Veel aandacht voor procedure: cf. infra
Strauss & Corbin vs. Glaser : S en G zijn later uit elkaar gegroeid
Glaser: dicht bij het origineel, veel nadruk op inductie
Strauss & Corbin (1990): meer open voor deductie (zeggen dat ze ook wel gebruik kunnen maken van
theoretische schemas: gebruik makend van een “coding paradigm” dat al vooraf structuur kan geven aan de
codes die zullen worden gevonden)
o Veel bekender geworden dan Glaser
Twee rententere stromingen
Charmaz: Constructivistische benadering die nadruk legt op het handelen
1.2.3. DE HEROPSTANDING (JAREN ’70 en ’80)
Hernieuwde interesse in kwalitatief onderzoek, het werd terug wat serieuzer genomen, bijvoorbeeld
Birmingham school for “cultural studies”
o Aandacht voor populaire cultuur, massamedia, subculturen bij jongeren, etc.
o Werd vaak geïnspireerd door het marxisme
o (Theoretisch: link tussen structuralisme, semiologie en neomarxisme)
Feministisch geïnspireerd onderzoek
Postkolonialisme: kritische kijk naar wat onze voorouders hebben uitgespookt, welke schade hebben we
aangericht,… aandacht voor etniciteit
Methodologisch
Ze doen alsof wat ze doen helemaal nieuw is, maar het zijn klassieke technieken van kwalitatief onderzoek
(maar dan met een hip jasje) : Veel technieken die als nieuw worden voorgesteld, maar vaak klassieke
kwalitatieve technieken die gekoppeld worden aan nieuw theoretisch kader
Zet zich sterk af tegen de dominantie van kwantitatief onderzoek (past bij de counter culture van de jaren 60
1.2.4. POSTMODERNISME EN CONSOLIDATIE
Kwalitatief onderzoek is twee richtingen uitgegaan: aan de ene kant postmodernisme en aan de andere kan
consolidatie
A. Postmodernisme
o Een beweging die kritiek heeft op het modernisme (de verlichting): Doorgedreven pluralisme = geen
enkele benadering is beter dan de andere, het hangt gewoon af hoe je er naar kijkt
o “Onbepaaldheid” van begrip : Geen vaststaande betekenissen/ begrippen. De invulling van alle
begrippen hangt af van persoon tot persoon
Geen grote verhalen of ideologieën: niet meer geloven in bv het marxisme
Geen vaste waarden en normen (ethisch relativisme): het ene is niet beter dan het andere,
niet geloven in maar één benadering
Het is een heel relativistische stroming (moeilijk om onderzoek te doen want vaste
begrippen bestaan niet)
o Leent zich tot kwalitatief onderzoek, maar radicale versies hiervan maken ook kwalitatief onderzoek
onmogelijk
Immers: Het feit dat er geen vaststaande betekenissen meer zijn, impliceert ook dat er geen
bruikbare concepten en definities meer zijn
B. Consolidatie, brede aanvaarding van kwalitatieve onderzoeksmethoden (wat we in dit vak ook gaan
volgen)
4