500+ vragen gesorteerd per eindterm om te oefenen voor de farmacotherapie-eindtoets.
Veel van de vragen worden herhaald op het eindtentamen van de vorige tentamens en de app.
Ik had 60/60 door met name te oefenen. Veel succes!
Gigavatting – Farmacotherapietoetsbundel
Dit is een bundel van de vragen van de oefententamens en de plexus-app gecategoriseerd op basis
van hoofdstuk. Op het einde van het hoofdstuk staan de antwoorden. De oefententamenvragen en
plexusvragen zijn gescheden.
Veel succes!
1. Opiaten oefenen hun werking uit op verschillende receptoren in het lichaam en hebben
hierdoor onder andere een pijnstillend en sederend effect. Wat is JUIST ten aanzien van het
werkingsmechanisme van opiaten?
A. Ze verminderen de gevoeligheid van perifere nociceptoren.
B. Ze remmen de prikkeloverdracht van neuronen in het ruggenmerg.
C. Ze remmen prostaglandinesynthese in het brein.
D. Ze remmen zenuwgeleiding van A- en C-vezels.
2. CYP2D6 metaboliseert verschillende geneesmiddelen. Er is een grote genetische variabiliteit
in de populatie. Sommige mensen zijn ‘poor CYP2D6 metabolizers’ en andere ‘ultrarapid
metabolizers’. Welke van de volgende pijnstillers schrijft u liever NIET voor omdat de
werkzaamheid onder andere afhankelijk is van activering door CYP2D6, waardoor niet te
voorspellen is of het bij patiënten überhaupt zal werken?
A. Methadon.
B. Codeïne.
C. Fentanyl.
D. Morfine.
3. Een 40-jarige patiënte, bekend met een nefrotisch syndroom en chronische nierinsufficiëntie
(eGFR: 45 ml/min per 1,73 m2), gebruikt enalapril en furosemide. Ze wordt naar de
Spoedeisende Hulp gebracht in verband met een gebroken been na een val. Welke pijnstiller
heeft bij deze patiënte de MEESTE voorkeur?
A. Naproxen.
B. Diclofenac.
C. Oxycodon.
D. Amitriptyline.
4. Een 40-jarige patiënte, bekend met een nefrotisch syndroom en chronische nierinsufficiëntie
(eGFR: 45 ml/min per 1,73 m2), gebruikt enalapril en furosemide. Ze wordt naar de
Spoedeisende Hulp gebracht in verband met een gebroken been na een val. Welke pijnstiller
geeft de patiënt de MEESTE kans op nierfunctieverlies
A. Diclofenac
B. Fentanyl
C. Paracetamol
5. Er zijn verschillende preparaten beschikbaar van oxycodon. Wat is het GROOTSTE klinische
verschil tussen OxyNorm en OxyContin?
A. De mate van orale beschikbaarheid.
B. De route van eliminatie.
C. De grootte van het analgetisch effect.
D. De duur van het analgetisch effect.
2
,6. U ziet 4 verschillende patiënten op uw spreekuur die allen diclofenac gebruiken. Bij welke van
onderstaande 4 patiënten dient u een maagbeschermer voor te schrijven?
A. Een 59-jarige vrouw bekend met diabetes mellitus type 2.
B. Een 42-jarige man die clopidogrel gebruikt vanwege een doorgemaakt
myocardinfarct.
C. Een 71-jarige vrouw met een blanco voorgeschiedenis.
D. Een 52-jarige man die amitriptyline gebruikt vanwege migraine.
7. Welke van de volgende aandoeningen is geassocieerd met een GROTERE kans op het
ontwikkelen van een maagzweer bij gebruik van een NSAID?
A. Ziekte van Alzheimer.
B. COPD.
C. Hartfalen.
D. Nierinsufficiëntie.
8. Een 54-jarige patiënt heeft erge hoofdpijn. Hij is bekend met alcoholabusus. Welke maximale
dosering paracetamol wordt aanbevolen bij patiënten die chronisch alcohol gebruiken?
A. Maximaal 0,5 g per dag.
B. Maximaal 2 g per dag.
C. Maximaal 4 g per dag.
D. Maximaal 6 g per dag.
9. Welk geneesmiddel VERHOOGT het risico op obstipatie bij gelijktijdige behandeling met een
opiaat het MEEST?
A. Amitriptyline.
B. Enalapril.
C. Naproxen.
D. Simvastatine.
10. en 22-jarige vrouw presenteert zich op de SEH na een paracetamolintoxicatie. Zij heeft een
uur geleden 40 tabletten paracetamol van 500 mg ingenomen. Welke van de volgende
antidota is geschikt als behandeling van deze intoxicatie?
A. N-acetylcysteïne.
B. Naloxon.
C. Flumazenil.
D. Ascorbinezuur
11. Dhr. Van den Broecken (54 jr) is opgenomen in verband met een electieve verwijdering van
zijn galblaas (operatie 1 dag geleden). Op dit moment heeft hij matig tot ernstige post
operatieve pijn, ondanks de paracetamol 4dd 1000mg die hij gebruikt. Hij is bekend met
hypertensie waarvoor hij chloorthalidon 1dd 12,5 mg en lisinopril 1dd 10mg gebruikt. Hij
heeft een verminderde nierfunctie (eGFR is 40ml/min). Welk aanpassing in de pijnmedicatie
is het meest aangewezen bij deze patiënt met deze comorbiditeit en comedicatie?
A. Ophogen paracetamol tot 8dd 1000mg
B. Start Diclofenac 3dd 50mg
C. Start Morfine s.c. 5mg zn max 6dd J
D. Start Amitriptyline 2 dd 25mg
3
, 12. Fentanyl kan in verschillende vormen gegeven worden. Wat is het belangrijkste verschil
tussen nasale een transdermale toediening? Ten opzichte van transdermale toediening werkt
nasale toediening:
A. Sneller en korter
B. Sneller, maar niet korter
C. Niet sneller, maar wel korter
D. Niet sneller en niet korter
13. Welke bijwerking op een klassiek NSAID doet zich niet voor bij een COX-2 selectief NSAID?
A. Hartfalen.
B. Nierfalen.
C. Trombocytopathie
14. Welke van onderstaande mogelijkheden is een contra-indicatie ten aanzien van het
voorschrijven van een NSAID?
A. Parkinson.
B. Hartfalen.
C. Hyperthyreoïdie
D. Eerste trimester zwangerschap
15. De heer Jansen is 74 jaar. Vanwege gemetastaseerd prostaatcarcinoom start hij met een
morfine tablet met gereguleerde afgifte. Welke patiëntfactor/comorbideit vergroot de kans
dat hij ademdepressie krijgt als gevolg van de morfine?
A. Bedlegerigheid
B. COPD.
C. Hartfalen.
D. Verwardheid.
16. NSAID’s kunnen nierfunctieverlies uitlokken. Welk geneesmiddel vergroot de kans op
nierfunctieverlies bij gelijktijdig gebruik van NSAID’s het meest?
A. Amlodipine
B. Enalapril
C. Metformine
D. Metoprolol
17. Een 65-jarige patiënte met in de voorgeschiedenis een depressie waarvoor zij paroxetine
gebruikt, heeft een contusie van de enkel. De huisarts wil naast paracetamol ook een NSAID
voorschrijven. Welke toevoeging is hierbij geïndiceerd?
A. Geen.
B. Protonpompremmer.
C. Laxans.
D. Ruime vochtintake
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur friso-quint. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.