Dit document bevat alle antwoorden van de opdrachten/casussen behandeld tijdens vier werkcolleges (epithelia, weefselvernieuwing, bindweefsel en immuniteit) met betrekking tot het eerste tentamen van het vak 'Weefsels'.
Casus/Opdracht 1: Transportepitheel en bloed-hersen-barrière
Er zijn verschillende manieren waarop stoffen vanuit het bloed over het endotheel heen naar andere
cellen getransporteerd kunnen worden:
• Transcellulair transport is bijvoorbeeld om glucose uit het lumen, door de cel, naar het bloed te
transporteren. Aan de apicale zijde van de endotheelcellen wordt glucose actief de cel in
getransporteerd, waarna het aan de basale zijde door passief transport de cel verlaat.
• Paracellulair transport vindt plaats tussen cellen, door junctions. Paracellulair transport is voor
het transport van onder andere ionen en water tussen endotheelcellen door.
• Transcytose. Een deel van het celmembraan splitst zich af van de rest en vormt een blaasje. Dit
blaasje is gevuld met de te transporteren moleculen en zal zich door de cel bewegen. Aan de
andere kant versmelt het weer met het celmembraan en exciteert het blaasje zijn inhoud.
Transcytose dient om macromoleculen, zoals eiwitten, te transporteren. Met behulp van een
carrier. Een transporteiwit medieert het transport van kleinere moleculen.
a. Er zijn drie verschillende typen capillairen. Teken ze schematisch, benoem relevante structuren
en noem per type een voorbeeld van een orgaan, waar je dit type kunt aantreffen.
Er zijn drie verschillende capillairen: continueuze, gefenestreerde en discontinueuze capillairen
(sinusoïden). Capillairen bestaan uit een laag endotheelcellen, tot een buisje opgerold en omringd
door een basale membraan. Om de capillairen zitten enkele pericyten die de capillairen versterken.
• Continueuze capillairen bevatten tight junctions, waardoor uitwisseling van stoffen gereguleerd
is. Transport vindt plaats door middel van transcytose. Continueuze capillairen zijn onder andere
te vinden in spieren, bindweefsel en longen.
• Gefenestreerde capillairen bevatten wederom tight junctions. Echter lopen er in deze capillairen
perforaties door de endotheliale cellen waardoor er meer uitwisseling van stoffen mogelijk is. De
laag van het basale membraan over de endotheellaag heen, is wel volledig intact.
Gefenestreerde capillairen zijn te vinden in organen waarbij snelle uitwisseling van stoffen moet
plaatsvinden, onder andere de nieren en de darmen.
• Sinusoïden (discontinueuze capillairen) bezitten relatief weinig tight junctions. In het endotheel
zitten grote perforaties, waardoor de laag endotheelcellen niet continu is. Ook is het basale
membraan niet continu. Hierdoor is maximale uitwisseling mogelijk van macromoleculen en
cellen. Sinusoïden zijn onder andere te vinden in de lever, de milt en het beenmerg.
,b. In de hersenen is een zogeheten “bloed-hersen-barrière”
aanwezig. Welk type capillair is hierbij betrokken.
In de hersenen is een bloed-hersenbarrière aanwezig, waarbij
continueuze capillairen betrokken zijn. Deze barrière blokkeert de
toegang van stoffen zoals glucose. Het is daarom noodzakelijk dat er
gefaciliteerd transport plaatsvindt van glucose (GLUT1). Dit
transport is onafhankelijk van insuline.
c. Wat is de rangschikking van de endotheelcellen in een capillair (sub)microscopisch gezien?
Continue capillairen Gefenestreerde capillairen Sinusoïden
d. Zijn er junctions tussen de cellen aanwezig van een capillair?
In een capillair zijn verschillende junctions aanwezig afhankelijk van waar het capillair
zich bevindt. Dit zijn dan tight junctions of desmosomen.
e. In welke andere organen verwacht je een barrière aan te treffen?
Andere organen waarbij een barrière een rol speelt zijn de longen en de thymus. In de
thymus zitten thymische epitheelcellen gefuseerd aan elkaar middels desmosomen en
tight junctions. Dit zorgt ervoor dat de thymus niet ongereguleerd wordt blootgesteld
aan antigenen
f. De hersenen zijn grootverbruikers van glucose. Welk type transport is hierbij
betrokken? Zou dit transport afhankelijk of onafhankelijk van insuline zijn?
De hersenen zijn grootverbruikers van glucose. Het transport van ketonlichamen speelt hierbij een
grote rol. Dit gebeurt door middel van transporters. Het is dus actief transport. Dit proces is
onafhankelijk van insuline.
,Casus/Opdracht 2: Mucosa tractus digestivus (slokdarm, maag en dunne darm)
Exocriene klieren Endocriene klieren
Histologische Buizensysteem Clusters/blaasjes
kenmerken Bindweefsel Capillairen
Orgaan specifieke Hormonen
producten
Classificatie Sereus (eiwitten) Nvt
naar type Muceus
product (geglycolyseerde
eiwitten)
Sermomuceus (beide)
Classificatie Simpel (buis niet Nvt
naar aantal vertakt) of
cellen samengesteld (buis
vertakt -> meer cellen)
Voorbeelden Zweetklieren, Hypofyse,
speekselklieren, schildklier, bijnier
spijsverteringsklieren
a. Benoem de verschillende klassen van exocrien klierweefsel in onderstaande afbeelding.
b. Bestudeer het klierweefsel in de dunne darm. Welk type klierweefsel is hier aanwezig? Hoe
wordt het product door de kliercellen uitgescheiden? Wat is de functie van het klierweefsel?
In de dunne darm zijn cryptes aanwezig. Deze klieren zijn simpel en tubulair. In de crypte kan
weefselvernieuwing plaatsvinden. Je hebt ook bekercellen, die
mucines uitscheiden. Deze hebben een functie in het
beschermen van de darm. Verder zijn er ook nog paneth cellen.
Dit zijn exocriene cellen met secretiegranules in het apicale
cytoplasma. Ze scheiden defensines uit. Defensines breken
membranen van micro-organismen en bacteriële celwanden af.
Als laatste heb je nog de enteroendocriene cellen die
verschillende hormonen uitscheiden. De cryptes zijn klieren, de
rest zijn secretiecellen.
, c. Ook in de slokdarm wordt mucus geproduceerd dat naar het lumen wordt uitgescheiden. Zoek
op welke manier dit gebeurt.
De oesophagus transporteert het voedsel van de pharynx naar de maag en bestaat uit 4 hoofdlagen
(van binnen naar buiten): mucosa, submucosa, muscularis en adventitia. De mucosa van de
esophagus bestaat uit niet verhoornde meerlagig plaveisel epitheel. De submucosa bevat de klieren
(esophageal glands) die mucus uitscheiden voor de bescherming van de mucosa. De mucus wordt via
buizen uitgescheiden naar het lumen. Dichtbij de maag is er nog een andere groep van klieren
(esophageal cardiac glands) die ook mucus uitscheiden.
d. Zoek dit ook uit voor de maagwand. Welk klinisch verschijnsel kun je uiteindelijk zien bij een
overgroei van Heliobacter pylori in de maagmucosa?
Het voedsel komt vervolgens in de maag. De maag is
onder te verdelen in 4 delen: de cardia, fundus,
corpus en de pylorus. De cardia en pylorus zijn
voornamelijk betrokken bij de productie van mucus
en de fundus en corpus zijn betrokken bij het
uitscheiden van de maagsappen. Ook de maag
bestaat uit 4 lagen: de mucosa, submucosa,
muscularis en serosa. De mucosa en submucosa van
de maag hebben grote, longitudinale plooien; deze
plooien worden rugae genoemd. De maag heeft een
eenlagig cilindrisch epitheel met invaginaties naar
het lamina propria. Deze invaginaties vormen ‘’maagkuilen’’ (gastric pits) en elke kuil heeft een
opening dat naar het lumen van de maag toe gaat. Zij scheiden dikke laag van mucus uit. Hierin zitten
bicarbonaationen en zij beschermen de mucosa tegen het maagzuur.
Heliobacter pylori is een bacteriële infectie. Bacteriën gaan meestal dood door het maagzuur, maar
bij heliobacter pylori overleeft de bacterie het wel. Het beschermlaagje in de maag kan hierdoor
beschadigd raken waardoor er zweren kunnen ontstaan in de maag of dunne darm. Daarnaast kan er
ook een maagontsteking (gastritis) optreden.
e. De pancreas is een grote klier en betrokken bij de productie van verteringssappen die
uitgescheiden worden in de twaalfvingere darm. Aan welke eisen moet het epitheel van de
klierafvoerbuis/zen voldoen om het pancreassap te kunnen vervoeren?
Het buizensysteem die het pancreassap met de verteringsenzymen
naar de twaalf-vingerige darm transporteren moeten een hoge pH
hebben (door middel van HCO3) zodat de verteringsenzymen
inactief blijven en niet de stoffen van de pancreas zelf zullen
verteren. Verder moeten de protease-activiteit worden onderdrukt
en er moet een trypsine-inhibitor aanwezig zijn die samen in de
secretieblaasjes met trypsinogeen is verpakt, zodat het
trypsinogeen inactief blijft tijdens het transport en niet het epitheel
van klierafvoerbuizen zal aantasten.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur fleurheling. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.