Dit is een samenvatting voor basisboek bedrijfseconomie. Aan deze samenvatting heb ik zelf veel gehad. Zelf zit ik op de opleiding facility management. Ik heb op dit tentamen een 7.3 gehaald.
Hoofdstuk 2
2.9 omzetbelasting
Omzetbelasting is hetzelfde als belasting toegevoegde waarde (btw).
Omzetbelasting is belasting die consumptieve uitgaven treft. Ook wel dat de
eindafnemer van een product of dienst de belasting voor zijn rekening moet
nemen. Elke keer als een onderneming een verkoop verricht is zij omzetbelasting
verschuldigd. Elk land hanteert een eigen tarief. Door de EU opgestelde
basisregels zijn:
- Voor levering van goederen en diensten geld een standaardtarief van ten
minste 15%
- Voor een beperkt aantal gespecificeerde goederen en diensten mag een
lidstaat een of twee gereduceerde tarieven van tenminste 5% hanteren.
- De richtlijn staat ook vrijstelling toe, met name voor financiële diensten en
verzekeringen, medische zorg of maatschappelijke dienstverlening.
Het standaardtarief van de omzetbelasting is 21% in Nederland en een
gereduceerd tarief van 9% op voedingsmiddelen en sommige diensten. Het
percentage wordt toegepast op de verkoopprijs van het product of de dienst. Een
ondernemer mag de btw terugvragen bij de belastingdienst. Alleen als hij niet de
eindconsument is.
Omzetbelasting is geen kostenpost. Een keer per drie maand wordt de btw met
de belasting afgerekend. Er zijn ook prestaties die zijn vrijgesteld van
omzetbelasting. Bv banken, verzekeringen, medische diensten, onderwijs en
leveringen van onroerend goed. Een vrijstelling heeft twee gevolgen:
- De ondernemer is over de betreffende levering of dienst geen
omzetbelasting verschuldigd.
- De ondernemer kan de aan hem door leveranciers doorberekende
omzetbelasting niet terugvorderen.
Een vrijgestelde onderneming is in feite hetzelfde als een particulier.
Over goederen die vanuit Nederland verkocht worden naar het buitenland is in
Nederland geen omzetbelasting verschuldigd, maar wel in het bestemmingsland.
(voor zover die in dat land geheven wordt.) De goederen gaan ‘belastingschoon’
de grens over; dit wordt bereikt door nultarief toe te passen.
Een Nederlandse onderneming die goederen importeert uit het buitenland is bij
de invoer Nederlandse omzetbelasting verschuldigd.
Hoofdstuk 4
4.1
Productiemiddelen worden activa genoemd.
Vaste activa= iets wat langer mee gaat als 1 jaar (gebouwen, machines, auto’s)
3
, Vlottende activa= iets wat korter als een jaar meegaat. (debiteuren, voorraad)
(liquide middelen = kas en bank)
Eigen vermogen= Geld dat de eigenaren erin stoppen. Spaargeld van de
eigenaar of stortingen van de aandeelhouders. Dat geld is voor onbepaalde tijd.
Er zijn vooraf geen afspraken gemaakt over de terugbetaling. De beloning is de
winst. Ze kunnen de winst uitkeren of als aanvulling op het eigen vermogen te
gebruiken. Eigen risico is risicodragend vermogen.
Vreemd vermogen= ter beschikking gesteld door de schuldeisers. Het is
tijdelijk vermogen, want er worden van tevoren afspraken gemaakt over de
terugbetaling. Vreemd vermogen is risicomijdend vermogen. Risicoloos is het
weer niet.
4.2 balans en resultatenrekening
Balans= Een momentopname van bezittingen, schulden en eigen vermogen.
Twee vormen van een balans:
- Scontrovorm of T-vorm.
Linker kant debit recht kant credit kant.
- Staffelvorm of verticale vorm
De activa en het vermogen worden onder elkaar geplaatst.
Een balans moet altijd in evenwicht zijn. Je kan de winst bepalen door te kijken
naar de toe of afname van het eigen vermogen in een periode. Dat kan door
twee balansen te maken. Één aan het begin en één aan het einde van de
periode.
Resultatenrekening/ winst of verlies/ exploitatie rekening
Omzet/inkomsten/opbrengsten – kosten = winst of verlies
Eigen vermogen veranderd door uitkomst resultatenrekening
Kosten= afschrijvingskosten, rentekosten (aflossing is geen kosten)
Ontvangsten zijn alle bedragen die een onderneming gedurende een bepaalde
periode werkelijk ontvangt. (wat je krijgt)
Opbrengsten zijn alle bedragen waar de onderneming gedurende een bepaalde
periode recht op krijgt voor uitoefening van het bedrijf. (wat je er aan overhoud)
Kosten is een winstvermindering in een bepaalde periode (afschrijvingskosten,
rentekosten
Uitgaven bv aflossing
Aflossing op vreemd vermogen wordt niet in de resultatenrekening opgenomen,
omdat ze niet leiden tot een verandering in het eigen vermogen.
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur rosannevandenbos. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,96. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.