Ondernemingsfiscaliteit
Lessen en examen
Ondernemingsfiscaliteit bestaat uit twee delen, m.n. BTW en vennootschapsbelastingen. De
vennootschapsbelastingen zijn de kroonjuwelen van de fiscaliteit. De wetgeving zelf is vrij
complex neergeschreven. Waarom? Dit heeft te maken met het feit dat we niet graag
belastingen betalen en het grondwettelijke fiscaliteitsbeginsel. Door deze twee zaken te
combineren gaan verschillende specialisten kijken of er geen mogelijkheid is om inkomsten te
verkrijgen zonder belastingen te moeten betalen.
De lessen worden opgenomen, maar de opnames blijven slechts 2 weken online. In december
worden ze wel weer online gepost. De prof heeft graag dat op voorhand wordt gekeken naar
wat we in de les gaan doen. De cursus bestaat uit twee grote stukken, m.n. basisbegrippen btw
en basisbegrippen vennootschapsbelasting.
De vennootschapsbelasting wordt gedoceerd met het boek van 2017. Dit werd niet
geactualiseerd om verschillende redenen. Vennootschapsbelasting wijzigt heel vaak, zo wat
ieder jaar op een aantal punten. Het probleem dat zich vormt, moet worden bekeken vanuit het
juiste aanslagjaar. De fiscale hervormingen treden in werking, zowel in het aanslagjaar 2018,
als 2019 en 2020. Het tarief van de vennootschapsbelasting werd verlaagd maar in twee stappen
(2019 en 2021). De tweede belangrijke reden dat er geen nieuw boek werd gemaakt, is heel
snel erdoor gestemd. Hierdoor zijn verscheidene niet juist, waardoor ze continu worden
aangepast. Het boek moet wel worden gecombineerd met het addendum. Er staat ook een
concordantietabel in het addendum. Codex Fiscaal recht is toegelaten op het examen. Maar leer
er zeker mee werken. Op het examen hebben we 3 uur de tijd. De rode draad is terug te vinden
in de ppt’s. Deze worden voor elke les gepubliceerd. De eigen nota’s zijn ook zeker van belang.
Het examen moet alle leerresultaten valideren.
Het examen is een schriftelijk examen. Gewoon artikels letterlijk overschrijven mag niet, maar
aantonen dat u begrijpt waarom het van toepassing is op deze vraag. Het wetboek is toegelaten,
volgens de normale regels. Zelfafgedrukte exemplaren van wetgeving mag niet worden
meegenomen, behalve de wetgeving op Canvas. Het examen gaat voor 75% betrekking hebben
op de vennootschapsbelasting en voor 25% op de btw.
Deel I: Basisbegrippen vennootschapsbelasting
Hoofdstuk 1: Toepassingsgebied en algemene principes van de
vennootschapsbelasting
1.1. Toepassingsgebied
1.1.1. Inleiding
Wie of wat valt er onder de vennootschapsbelasting? Daarvoor hebben we de combinatie van
een aantal artikelen, m.n. art. 179, art. 179/1, art. 2,5° en art. 29, §2 WIB en art. 180, 181 en
1
,182 WIB. Het toepassingsgebied van de vennootschapsbelasting is m.a.w. uitdrukkelijk
afgebakend De wetgeving is van groot belang, maar de wetgeving moet worden gebruikt in
functie van hetgeen wordt bekeken in de vennootschapsbelasting.
Art. 179 WIB heeft het over binnenlandse vennootschappen, die onderworpen zijn aan de
vennootschapsbelasting en de instellingen voor bedrijfspensioenvoorzienningen sinds de wet
van oktober 2006.
Art. 2, §1, 5° WIB definieert de vennootschap. Er wordt verstaan onder vennootschap enigerlei
vennootschap, vereniging, inrichting of instelling die regelmatig is opgericht,
rechtspersoonlijkheid bezit en een onderneming exploiteert of zich bezighoudt met
verrichtingen van winstgevende aard. Het bevat eigenlijk de drie essentiële componenten om
over een vennootschap te kunnen spreken in de vennootschapsbelasting:
1. rechtspersoonlijkheid
2. in België gevestigd zijn (=fiscale woonplaats)
3. zich bezighoudt met een exploitatie of met verrichtingen van winstgevende aard
(=exploitatie onderneming)
Het artikel gaat verder en zegt daaronder een vennootschap is een vennootschap die haar
maatschappelijke zetel, haar voornaamste inrichting of haar zetel van bestuur of beheer in
België heedft, en die niet van de vennootschapsbelasting is uigesloten. De lichamen die naar
Belgisch recht zijn opgericht en voor de toepassing van de inkomensbelasting worden geacht
geen rechtspersoonlijkheid te bezitten worden niet als vennootschappen aangemerkt in de zin
van art. 29, §2 WIB. Dit artikel gaat een aantal instellingen met rechtspersoonlijkheid
omschreven, die gaan worden geacht geen rechtspersoonlijkheid te bevatten voor de toepassing
van de inkomstenbelasting.
Voorbeeld: Ring rond Antwerpen zal worden gesloten en daarvoor gaan een aantal
bouwbedrijven gaan samenwerken. Die gaan samenwerken, maar deze gaan geen vennootschap
daarvoor oprichten. Dus deze gaan een samenwerkingsverband gaan afsluiten en gaan een
feitelijke vereniging worden. En deze feitelijke vereniging gaat hopelijk winsten genereren.
Deze gaat niet belastbaar zijn in het kader van de vennootschapsbelasting, want deze bezit geen
rechtspersoonlijkheid. Maar ze zullen fiscaal transparant worden behandeld. We gaan zelf, al
gaat die feitelijke vereniging de winsten nog niet doorstorten aan de verschillende personen,
doen alsof dat wordt doorgestort en men gaat ze belasten in hoofde van de personen die die
vereniging vormen. Dit o.b.v. de afspraken die gemaakt zijn, en als deze niet werden gemaakt
o.b.v. gelijke delen. . Dit wil niet noodzakelijk zeggen dat die winsten worden belast in de
personenbelasting, want ook vennootschappen kunnen een feitelijke vereniging maken en als
vennootschappen een feitelijke vereniging maken dan gaan ze fiscaal transparant belast worden
in hoofde van de verschillende vennootschappen (en niet in hoofde van de feitelijke
vereniging).
1.1.2. Rechtspersoonlijkheid
Er is geen onderscheid tussen het begrip rechtspersoonlijkheid in het gemeen recht en het fiscaal
recht, behalve een aantal uitzonderingen. Noch de vorm van de rechtspersoonlijkheid, noch de
wijze waarop de rechtspersoonlijkheid ontstaat, hebben enig belang en er wordt geen
onderscheid gemaakt tussen rechtspersonen naar privaat- of publiekrecht, naar Belgisch of
buitenlands recht. Rechtspersoonlijkheid wordt toegekend door of krachtens een wet of decreet.
2
,De erkenning van de rechtpsersoonlijkheid dringt zich in beginsel op aan iedereen. Dit zelfs
aan de fiscus. Een vennootschapsgroep wordt niet erkend als een belastingsplichtigen,
aangezien het geen rechtspersoonlijkheid bevat. Er bestaat in België geen stelsel van fiscale
eenheid of fiscale consolidatie (gaat normaal binnenkort veranderen). Dit heeft o.m. tot gevolg
dat dividenden uit deelnemingen in dochterondernemingen in principe zowel in hoofde van de
u!itkerende als in hoofde van de ontvangende vennootschap worden belast. Dit is geen juridisch
dubbele belasting, omdat het verschillende rechtspersonen betreft. In het kader van de
vennootschapsbelasting is er een vorm van consolidatie, die wordt ingevoerd. Dit zal de
zogenaamde groepsbijdrage zijn (zie later).
Dat er geen fiscale consolidatie is, neemt niet weg dat er in de fiscale wetgeving weldegelijk
rekening zal worden gehouden met het feit dat een vennootschap deel uitmaakt van een groep.
Er zullen strengere regels worden toegepast, indien een venootschap deel uitmaakt van een
groep. Er zal worden gekeken naar de verrichtingen tussen de vennootschappen uit de groep,
en er zal gekeken worden of deze verrichtingen voldoen aan het arms length principe.
Voorbeeld: Audi is vandaag in Vorst elektrische auto’s aan het maken. Hiervoor hebben ze
batterijen nodig. Die Audi’s kostten 80 000 euro, waarvan 50 000 euro kosten zijn waar een
batterij inzit t.w.v. 20 000 euro. Die batterij wordt in Spanje gemaakt. De spaanse
dochtervennootschap verkoopt de batterijen aan de Belgische voor 20 000 euro. België heeft
een vennootschapsbelasting van 25%, 30 000 euro winst wordt belast. Spanje zegt dat ze hun
vennootschapsbelasting reduceren naar 10%. Wat gaat Audi Duitsland zeggen tegen de
fabrikant in Spanje? Verkoopt die batterijen maar 30 000 euro, waardoor er minder winst is in
België en meer in Spanje waar de belastingen lager zijn. Dit is een mooie besparing. Hiervoor
heeft men het arms length principe ingevoerd. Voor verrichtingen tussen verbonden
vennootschappen moeten we werken met cijfers en prijzen, zoals die normaal tussen
onafhankelijke personen zouden worden betaald. Er zal dus moeten worden gekeken naar de
kostprijs.
Verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid kunnen nooit worden onderworpen aan de
venootschapsbelasting. Hier geldt het principe van de fiscale transparantie. Dit houdt in dat de
opnemingen van de vennoten of leden en hun aandeel in de onverdeelde winst, beschouwd
worden als winst van de leden zelf en onderworpen aan de belasting die op henzelf van
toepassing is (PB, vennB of BNI). De vennootschappen die naar buitenlands recht worden
opgericht, moeten aantonen dat ze rechtspersoonlijheid bezitten in het land van hun oorsprong,
anders worden ze fiscaal transparant behandeld.
In art. 29, §2 WIB en art. 2, §1, 5°, a, tweede lid WIB worden de wettelijke uitzonderingen
vermeld.
1.1.3. Fiscale woonplaats in België
Het tweede component om aan de vennootschapsbelasting onderworpen te zijn, is de fiscale
woonplaats die in België moet zijn gevestigd. Hiermee wordt bedoeld dat men zijn hoofdzetel,
maatschappelijke zetel of plaats van administratieve leiding in België heeft. Het
doorslaggevend criterium is m.a.w. de vraag van waar uit wordt de vennootschap effectief en
feitelijk geleid. Dit betekent waar de voornaamste beheersorganen zich bevinden, waar de
boekhouding is gevestigd, waar de centrale directie is... Binnenlands heeft dus niets te maken
met de nationaliteit van de vennootschap.
3
, De maatschappelijke zetel is een feitenkwestie, waarvoor een weerlegbaar vermoeden geldt. En
dit zou de plaats zijn van waaruit de vennootschap effectief wordt geleid. Het vermoeden kan
worden weerlegd door aan te tonen dat de maatschappelijke zetel ergens anders is gevestigd.
Voorbeeld: aantonen dat de maatschappelijke zetel in Portugal is gelegen, omdat de belasting
daar lager is dan in het land waar de vennootschap effectief wordt geleid. De plaats van
werkelijke leiding van AB INBEV is in Leuven en de maatschappelijke zetel is in Brussel. Het
is functie van deze maatschappelijke zetel dat men gaat kijken of de vennootschap onder de
vennootschapsbelasting valt.
1.1.4. De exploitatie van een onderneming of verrichtingen van winstgevende aard
Als het gaat over een vennootschap onder handelsvorm is er geen probleem. M.a.w.
handelsvennootschappen of burgerlijke vennootschap, die gekozen hebben voor een
handelsvorm worden sowieso geacht om te zijn opgericht om winst te genereren (Cass.). De
vraag of een onderneming wordt geëxploiteerd en of er verrichtingen van winstgevende aard
worden gesteld, is van belang voor andere rechtspersonen.
Exploitatie van een onderneming zijn de activiteiten die in overeenstemming met art. 24 WIB
als winst belastbaar zouden zijn, indien de onderneming door een natuurlijke persoon zou
worden uitgevoerd. Voorbeeld: handel, ambacht, landbouwondernemingen...
Verrichtingen van winstgevende aard wordt door Cass. omschreven als het geheel van
verrichting dat voldoende talrijk en met elkaar verbonden is om te kunnen spreken over een
voortdurende en gewone bedrijvigheid met een professioneel karakter. Als die dus een
winstoogmerk hebben of een winstgevende aard hebben valt dat onder de definitie van
vennootschappen die onderworpen zijn aan de vennootschapsbelasting. M.a.w. het winstbegrip
is geobjectiviseerd. Onder dat begrip vallen dus zowel bezigheden met winstoogmerk, maar
ook winstgevende bezigheden zónder winstoogmerk vallen eronder. Dit wil zeggen er zijn veel
vzw’s. Ze hebben een lovenswaardig doel. Om dat doel te realiseren hebben de vzw’s geld
nodig en gaan ze soms verrichtingen stellen. Ze zeggen dat die verrichtingen zijn om hun
lovenswaardig doel te realiseren en vinden het niet nodig om onder vennootschapsbelastingen
te plaatsen. Is oké voor zover de winstgevende activiteit ofwel een bijkomende activiteit is
ofwel niet volgens normaal handels- en nijverheidsmethodes wordt toegepast. Als je
hoofdactiviteit wordt verricht volgens de normale nijverheids- en handelsmethodes, dan valt de
vzw onder de vennootschapsbelassting.
1.1.5. Wettelijk uitgesloten rechtspersonen
Er zijn een aantal rechtspersonen die zijn uitgesloten van de vennootschapsbelasting (art. 180-
182 WIB + organieke wetgeving). Art. 180 WIB heeft te maken met een aantal rechtspersonen
die met namen worden uitgesloten van de vennootschapsbelastingen. Tot voor kort waren alle
intercommunales uitgesloten in de vennootschapsbelasting ongeacht wat ze deden. Het gevolg
daarvan was dat vooral aan Franstalige kant van het land vrij veel intercommunales waren
opgericht, die dingen deden die patrimoniumvennootschappen zouden doen. De
intercommunales gingen hun boekje te buiten hierdoor. Ze gingen niet meer gezamenlijk het
gemeentebelang uitoefenen. Voorbeeld: afvalverwerkingsintercommunales, gingen ook
bedrijfsafval ophalen i.p.v. alleen het afval van de inwoners. Zij gingen dit veel goedkoper
doen, omdat zij geen vennootschapsbelastingen moesten betalen. Gevolg is dat de wetgever de
vrijstelling van de vennootschapsbelasting voor intercommunales op een bepaald moment
4