Anatomie en fysiologie, met MyLab NL toegangscode 6e editie
Alle hoofdstukken die je moet kennen voor anatomie zijn samengevat. (sommige PDF's die we moesten lezen zijn hier ook in verwerkt) LET OP: ik raad je aan om de powerpoints ook goed te leren!
- Anatomie is de studie van inwendige en uitwendige structuren en de fysieke relaties tussen
lichaamsdelen.
- Fysiologie is de studie van de manier waarop levende organismen hun vitale functies
verrichten.
Anatomie:
1. Macroscope anatomie:
• Kenmerken die met het blote oog zichtbaar zijn
2. Microscopische anatomie:
• Kenmerken die niet met het blote oog zichtbaar zijn
1.3
Organisatieniveaus:
• Chemisch niveau (atomen en moleculen)
• Celniveau
• Weefselniveau
• Orgaanniveau
• Orgaanstelselniveau
• Organismeniveau
1.4
Organenstelsels:
1. De huid
2. Het beenderstelsel
3. Het spierstelsel
4. Het zenuwstelsel
5. Het endocriene stelsel
6. Het cardiovasculaire stelsel
7. Het lymfestelsel
8. Het ademhalingsstelsel
9. Het spijsverteringsstelsel
10. Het urinaire stelsel
11. Het voortplantingsstelsel
,1.5
Homeostase: bestaan van een stabiel intern mileu.
Een homeostatische regulering omvat meestal (1) een receptor die gevoelig is voor een bepaalde
verandering (prikkel); (2) een besturingscentrum dat informatie ontvangt en verwerkt; en (3) een
effector (cel of orgaan) die reageert op signalen van het besturingscentrum en waarvan de werking de
prikkel tegengaat of versterkt.
Milieu interieur= Intracellulaire ruimte, extraxellulaire ruimte, interstitiele vloeistof.
Milieu exterieur= de buitenwereld, binnenzijde maag-darmstelsel (mond tot anus), binnenzijde
ademhaingsstelsel.
1.6
Negatieve terugkoppeling: een variatie buiten de normale grenzen werkt een automatische reactie op
waardoor de situatie word gecorrigeerd.
Positieve terugkoppeling: de aanvankelijke prikkel brengt een reactie teweeg waardoor die prikkel
wordt versterkt.
(stolling, weeën)
1.7
VOORAANZICHT:
Cranium: schedel
Oculus: oog
Os: mond
Axilla: oksel
Brachium: arm
Articulatio cubiti: elleboog
Antebrachium: voorarm
Carpus: pols
Pollux: duim
Palma: handpalm
Digiti/phalanges: vingers
Patella: knieschijf
Tarsus: enkel
Phalanges: tenen
Hallux: grote teen
Pes: voet
Femur: bovenbeen/dij
Pubis: schaamstreek
Pelvis: bekken
Umbilicus: navel
Abdomen: buik
Mamma: borst
Thorax: borstkas
Cervix: hals/nek
Nasus: neus
Auris: oor
Bewegingen
Flexie: buigen
Antiflexie: naar voren buigen
Plantairflexie: op je tenen staan
Rotatie: draaien (endo- binnen) (exo- buiten)
,1.8
Het inwendige van een mens is onderverdeeld in drie gebieden:
- De borstholte/thoracale holte (wordt gescheiden van de rest door het middenrif)
- De buikholte
- De bekkenholte
Twee belangrijke functies van de holten:
1. Beschermen van kwetsbare organen.
2. Maken het mogelijk dat de inwendige organen aanzienlijk van omvang en vorm kunnen
veranderen.
De borstholte/thoracale holte bestaat uit drie compartimenten. Een enkele pericardiale holte en twee
pleurale holten.
• Het hart bevind zich in de pericardiale holte. Het sereuze membraan hier wordt
pericardium genoemd.
• Elk van beide pleuraholten omgeeft een long. De sereuze membranen heten:
pleurabladen.
- Viceraal: de buitenkant waar de sereuze membraan het orgaan bekleedt.
- Parietaal: de binnenkant waar de sereuze membraan het orgaan bekleedt.
• Het abdomen (buik) en pelvis (bekken) vormen samen een enkele holte.
De borstholte bevat:
- De lever
- De maag
- Het milt
- De dunne darm
- Grootste gedeelte van de dikke darm
De bekkenholte bevat:
- Het distale gedeelte van de dikke darm
- De urineblaas
- Een deel van de voortplantingsorganen
Ingewanden/viscera: de inwendige organen die zich in de holten bevinden.
De wanden van de holten zijn bekleed met een sereus membraan dat de oppervlakte van de omsloten
viscera/ingewanden bekleedt. Sereuze membranen produceren vocht dat de oppervlakten van de
viscera vochtig houdt en smeert, waardoor er bij beweging minder wrijving optreedt.
2.3.2 Typen reacties (HOOFDSTUK 2)
Afbraakreacties:
Bij deze reacties worden moleculen afgebroken naar kleinere fragmenten (atomen).
➔ Spijsvertering: voedingsstoffen worden afgebroken tot kleinere moleculen.
➔ AB → A + B
➔ Hydrolyse: afbraakreactie waarbij een complex molecuul wordt afgebroken en de onderdelen
van een watermolecuul (H + OH) zich binden aan de overgebleven fragmenten.
➔ Katabolisme: afbraakreacties van complexe moleculen in cellen. Hierbij komt energie vrij
(ATP), die wordt gebruikt voor processen in je lichaam.
Synthesereacties:
,Reactie waarbij grote moleculen worden opgebouwd uit kleinere moleculen.
➔ A + B → AB
➔ Condensatie: vorming van een complex molecuul onder afsplitsing van water.
➔ Anabolisme: synthese van nieuwe verbindingen in het lichaam. (Hier moet energie in)
Uitwisselingsreacties:
Reactie waarbij de onderdelen van de moleculen opnieuw worden gerangschikt. Het is een combinatie
van synthese- en afbraakreacties.
➔ AB + CD → AD + CB
Hoofdstuk 3
3.1
- Cellen zijn de bouwstenen van het menselijk lichaam.
Celtheorie:
1. Cellen zijn de bouwstenen van alle planten en dieren.
2. Cellen zijn de kleinste functionerende eenheden van het leven.
3. Cellen worden gevormd door de deling van eerder bestaande cellen.
4. In elke cel wordt de homeostase gehandhaafd.
Celleer/cytologie: bestuderen van de structuur en functie van cellen.
Soorten microscopen:
1. Lichtmicroscoop (LM: foto die met een lichtmicroscoop is gemaakt)
2. Elektronenmicroscoop (TEM: foto’s van zeer dunne plakjes waarin fijne details van
celmembranen en intracellulaire structuren zichtbaar zijn. ; SEM: maakt een driedimensionale aard
van celstructuren zichtbaar)
3.2
Algemene functies van de plasmamembraan:
- Fysieke isolatie.
- Reguleren van de uitwisseling met de omgeving.
- Gevoeligheid voor de omgeving.
- Structurele stabiliteit.
De fosfolipiden in een plasmamembraan liggen in twee afzonderlijke lagen, waarbij de hydrofiele
koppen aan de buitenzijde en de hydrofobe staarten aan de binnenzijde liggen.
Cytosol is de intercellulaire stof in de cel. Het bevat opgeloste voedingsstoffen, ionen, oplosbare en
onoplosbare eiwitten en afvalstoffen.
, De samenstelling van het cytosol vertoont verschillen met de extracellulaire vloeistof:
- Het cytosol heeft een hogere concentratie kalium-ionen en een lagere concentratie natrium-
ionen
- Het cytosol heeft een hogere concentratie opgeloste eiwitten
- Het cytosol bevat meestal kleine hoeveelheden koolhydraten en kleine reserves aminozuren en
vetten.
Het cytosol kan ook onoplosbare stoffen bevatten: inclusies
Organellen zijn belangrijk voor een normale bouw, onderhoud en stofwisseling van de cel.
- Deze organellen zijn onder meer:
Wel door een membraan omgeven:
• MITOCHONDRIËN (leveren energie voor de cel)
• ER (endoplasmatisch reticulum)
~ Het ER heeft 4 belangrijke functies:
1. Synthese van eiwitten, koolhydraten en vetten
2. Opslag
3. Transport
4. Detoxificatie
Het ER is verdeelt in twee stukken: Het ruwe ER en het gladde ER.
- Op het glad ER bevinden zich geen ribosomen. De hoofdfunctie van het gladde ER is synthese
van eiwitten, koolhydraten en vetten.
- Op het ruw ER bevinden zich ribosomen. De hoofdfunctie van het ruwe ER is een combinatie
van een werkplaats (vorming van eiwitten) en transportdepot.
• GOLGI-APPARAAT
Belangrijkste functies:
1. Modificatie en verpakken van klierproducten
2. Vernieuwing of modificatie van de plasmamembraan
3. Het verpakken van speciale enzymen voor gebruik in het cytosol
Het Golgi-apparaat vormt 3 soorten blaasjes:
1. Lysosomen: bevat verteringsenzymen, deze blaasjes blijven in het cytoplasma.
2. Klierblaasje: bevat klierproducten die buiten de cel worden afgegeven.
3. Derde type blaasje: versmelt met het celoppervlak om nieuwe vetten en eiwitten aan de
plasmamembraan toe te voegen. Tegelijkertijd worden andere gedeelten van de plasmamembraan
verwijderd en opnieuw gebruikt.
• LYSOSOMEN (zorgen voor opruiming en hergebruik van stoffen binnen de cel)
• PEROXISOMEN (nemen vetzuren en andere organische verbindingen op en breken deze af)
Niet door een membraan omgeven:
• CYTOSKELET (inwendig raamwerk van eiwitten met draadvormige filamenten en holle
buisjes, dat stevigheid en buigzaamheid verleent aan het cytoplasma)
De belangrijkste elementen van het cytoskelet zijn: microfilamenten, intermediaire filamenten en
microtubuli.
- Microfilamenten zijn de dunste strengen van het cytoskelet. Ze verbinden het
plasmamembraan aan het onderliggende cytoplasma.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur esraao. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.