METHODEN VAN HET WETENSCHAPPELIJKE ONDERZOEK
HC 1: INLEIDING
1.1 WAAROM EEN VAK METHODEN?
• Ik wil psycholoog worden, geen onderzoeker/wetenschapper!
• Maar: wetenschap is simpelweg de techniek die psychologen gebruiken om informatie te verzamelen
en interessante vragen te beantwoorden
• Indien je geïnteresseerd bent in menselijk gedrag, moet je ook geïnteresseerd zijn in de methoden die
gebruikt worden om menselijk gedrag te bestuderen
• Kennis over menselijk gedrag à hoe weet men dat?
• De meeste kennis die we hebben over menselijk gedrag kwam tot stand op basis van
wetenschappelijke onderzoeksmethoden
• Dus, hoewel niet ieder van jullie zélf onderzoek zal uitvoeren, zullen jullie allemaal gebruikmaken van
psychologische kennis
Wat is kennis? Volgens Wikipedia is kennis “dat wat geweten en toegepast wordt door de mens of door de
maatschappij als geheel, veel van de menselijke activiteit vereist specifieke kennis, ervaring en vaardigheid”.
Gezond verstand is iets anders dan wetenschappelijke kennis. Ze verschillen namelijk in HOE de kennis tot
stand kwam (i.e. methode).
Kritische denkers! Iedere psycholoog moet kennisclaims kritisch kunnen beoordelen! Kunnen evalueren van
hoe kennis tot stand is gekomen = cruciaal vb. 120 mensen voor 1 steekproef van een product is veel te weinig!
Tijdens de les werden 2 voorbeelden gegeven over agressie & videogames en depressie & sociaal netwerk.
Voor elke premisse waren er 2 artikels opgezocht. Hiermee wilde de docent aantonen dat je nog steeds kritisch
moet nadenken ook al zijn het wetenschappelijke artikels.
Waarom is er precies een vak ‘methoden’? Psychologen moeten interessante vragen kunnen beantwoorden.
Ze moeten de methode die gebruikt werd om interessante vragen te beantwoorden, om tot kennisclaims te
komen, kritisch kunnen evalueren. Een vak methoden is dus cruciaal in onze opleiding! Nu is het de vraag: ‘Hoe
kunnen we interessante vragen beantwoorden?’. Namelijk op basis van niet-wetenschappelijke methoden en
op basis van de wetenschappelijke methode.
1.2 METHODEN OM KENNIS TE VERGAREN
• Vasthoudendheid (tenacity)
• Intuïtie
• Autoriteit
• Rationalisme
• Empirie
à Niet-wetenschappelijke methoden
1.2.1 VASTHOUDENDHEID (TENACITY)
We accepteren informatie als waar, omdat het altijd al zo geweest is of omdat bijgeloof de informatie
ondersteunt. Vasthoudendheid is dus gebaseerd op gewoonte of bijgeloof. We geloven iets omdat we het altijd
al geloofd hebben, clichés (e.g., “tegengestelden trekken elkaar aan”) of omdat bepaalde overtuigingen
worden voorgesteld als feiten (e.g., “een spiegel breken levert 7 jaar ongeluk op”)
MAAR: info kan foutief zijn en het corrigeren is zeer moeilijk
,1.2.2 INTUÏTIE
We accepteren informatie als waar, omdat dit “juist aanvoelt”. Dit wordt dus gebaseerd op buikgevoel,
voorgevoel of instinct. Het is een snelle manier om vragen te beantwoorden en het wordt vaak gebruikt als we
over geen enkele info beschikken. Ethische vraagstukken of morele dilemma’s worden vaak opgelost met de
methode van intuïtie. E.g., “ik voel aan dat mijn vriend een slechte dag heeft”
MAAR: geen enkele manier om accurate en foutieve info te onderscheiden
1.2.3 AUTORITEIT
We accepteren informatie als waar, omdat de informatie afkomstig is van een expert rond dat onderwerp. Dit
is gebaseerd op vertrouwen in een autoriteit, expert. Men gaat dit doen a.d.h.v. het consulteren van een
expert, het werk lezen van een expert, “Google it”, boeken, TV, internet, etc.
Autoriteit is vaak een prima startpunt om kennis te vergaren en is snel & makkelijk. Autoriteit omvat ook de
methode van geloof: blind vertrouwen in een autoriteitsfiguur waardoor we diens info accepteren zonder
twijfel of toetsing.
MAAR: levert niet altijd accurate info op: experts kunnen gebiast zijn, info kan een subjectieve opinie
reflecteren, expertise wordt gegeneraliseerd naar andere domeinen, de expertise wordt niet in vraag gesteld,
expert is niet echt een expert vb. Als twee filmkenners een film gaan beoordelen, kunnen deze beoordelingen
sterk verschillen omdat subjectivieit altijd aanwezig is. Expertise in één gebied doortrekken naar ander gebied:
bv. acteur voor reclame parfum
1.2.4 RATIONALISME
Onder rationalisme verstaan we antwoorden zoeken door logisch te redeneren. We vertrekken van een set
gekende feiten of assumpties (= premissen) en gebruiken logica om tot een conclusie of antwoord te komen.
Premisse + conclusie = argument
Voorbeeld:
Indien de premissen waar zijn en de gehanteerde logica is correct, dan is de conclusie sowieso correct. Let op:
de rationale methode start pas NA de premissen. Geen info verzameld, geen observaties, geen evidentie, etc.
Vaak gebruikt om alternatieven logisch af te wegen, zonder alle mogelijkheden ook daadwerkelijk uit te
proberen (e.g., op de dag van een examen is je auto stuk: wat zijn mogelijke alternatieven om tijdig op het
examen te geraken?)
MAAR:
§ Alles valt of staat bij de juistheid van de premissen (e.g., een angstaanjagende ervaring met een hond
veroorzaakt angst voor honden in de toekomst)
§ Alles valt of staat bij de juistheid van het logisch redeneren, maar we zijn niet zo goed in logisch
redeneren
,! Je gaat niet ontroleren dat de premissen kloppen, je gaat er gewoon vanuit.
1.2.5 EMPIRIE
Empirie houdt in dat men antwoorden gaat zoeken door directe observatie of directe sensorische ervaring.
Men gaat ervan uit dat“Alle kennis wordt verworven door de zintuigen”. E.g., “in de zomer is het warmer dan
in de winter”. Veel antwoorden zijn beschikbaar door de wereld rond ons te observeren.
MAAR:
Onze waarneming en interpretatie van de wereld rond ons zijn niet altijd correct
§ Sensorische ervaring kan ons misleiden (e.g., visuele illusies)
§ Invloed van voorkennis, verwachtingen, gevoelens, overtuigingen op perceptie
§ Misinterpretatie van sensorische ervaring
§ Kost tijd: met de empirische methode ga je bij een probleem verschillende oplossingen uitproberen
(ß à rationele methode) = trial-and-error
§ Kan gevaarlijk zijn (e.g., zijn deze paddenstoelen eetbaar of giftig?)
Als twee mensen hetzelfde waarnemen, betekent niet dat ze hetzelfde zien. Dit is een probleem met
ooggetuigen verslagen want daar is vaak de beleving bij betrokken.
1.3 SAMENVATTING
1.4 QUIZVRAGEN
1) Een student gelooft dat zijn prestatie op een examen beter zal zijn als hij zijn gelukssokken draagt.
A. Methode van empirie
B. Methode van geloof
C. Methode van tenacity
D. Methode van autoriteit
2) Vooraleer je op restaurant gaat, zoek je het adres van het restaurant op via Google.
A. Methode van empirie
B. Rationele methode
C. Methode van autoriteit
D. Methode van intuïtie
3) Vorig jaar waren Tim en zijn vriend Jack beiden te klein om op de achtbaan te mogen. Jack ging dit jaar
terug en mocht wel op de achtbaan. Tim weet dat hij groter is dan Jack en hij weet dus dat hij er nu
ook op zal mogen.
A. Methode van autoriteit
B. Methode van empirie
C. Rationele methode
D. Methode van tenacity
, 2 HC 2: WETENSCHAPPELIJKE METHODE EN EMPIRISCHE CYCLUS (HOOFDSTUK 1)
2.1 DE WETENSCHAPPELIJKE METHODE
= Manier om kennis te vergaren waarbij specifieke vragen geformuleerd worden en er vervolgens systematisch
naar antwoorden gezocht wordt
Bevat verschillende elementen van de niet-wetenschappelijke methoden
Deze combinatie tracht de beperkingen van individuele methoden te vermijden
• Doel = zo accuraat mogelijke antwoorden bekomen
• Bevat verschillende stappen
Voorbeeld (dit wordt doorheen de stappen gebruikt): Als je pijn ervaart, heb je de neiging om te vloeken.
2.1.1 STAP 1
• OBSERVATIE van gedrag of andere fenomenen
• Trekt je aandacht, roept vragen op
• Vaak informeel, natuurlijk, niet gepland, niet systematisch
• Direct of indirect
Voorb: Stephens, Atkins & Kingston (2009) merkten op dat ze vloeken telkens ze pijn ervaren
• Vaak worden de observaties gegeneraliseerd à inductie: op basis van enkele observaties wordt een
algemene conclusie bereikt
Voorbeeld: vloeken is een gebruikelijke, bijna universele, reactie op pijn
2.1.2 STAP 2
• HYPOTHESES vormen
• Identificatie van variabelen die geassocieerd zijn met je observatie
• Variabelen: karakteristieken of condities die variëren binnen (bv. gemoedstoestand) en/of tussen
verschillende personen (bv. leeftijd) (e.g., leeftijd, gezondheidstoestand, persoonlijkheid, intelligentie,
etc.)
• Je observaties kunnen beïnvloed worden door verschillende variabelen en deze kunnen de observatie
(deels) verklaren
• Voorb: de geobserveerde relatie tussen pijn en vloeken kan beïnvloed worden door verschillende
andere variabelen (acute versus chronische pijn, alleen of in aanwezigheid van anderen,
persoonlijkheid, etc.)
• Selecteer één van de mogelijke verklaringen voor de observatie die je gaat evalueren in een
wetenschappelijke studie = HYPOTHESE
• Bevat een beschrijving/verklaring van een relatie tussen variabelen
• Andere mogelijke verklaringen worden niet ontkend, maar (voorlopig) niet opgenomen
• Geen definitieve verklaring, maar een mogelijke, voorlopige verklaring die getest en kritisch
geëvalueerd moet worden
• Voorb: vloeken is een gebruikelijke reactie op pijn omdat het vloeken de ervaring van pijn wijzigt en de
ervaren intensiteit van de pijn vermindert
2.1.3 STAP 3
• PREDICTIES vormen
• Hypothese toepassen op een specifieke, observeerbare situatie; hypothese verder onderzoeken
• Eén hypothese kan aanleiding geven tot verschillende predicties
• Elke predictie verwijst naar een specifieke situatie/gebeurtenis die kan gemeten en geobserveerd
worden