Begrippen
● Membraan van Reissner
= membraan in foramen ovale tussen trommelholte (middenoor) en scala vestibulum
(perilymfe) van het binnenoor, geeft trillingen van de stijgbeugel (stapes) door aan
perilymfe
● Fissura transversa cerebri
= fissura telediencephalica = fente de Bichat = spleet tussen diencefalon
(commissuurplaat) en dak van tele-/mesencephalon
● Membrana tectoria
= membraan boven orgaan van Corti die signalen amplificeert en gevoeligheid verhoogt,
vormt scharnier met limbus spiralis (verderzetting van periost van lamina spiralis ossea),
in scala media (endolymfe)
● Netrines
● = chemotropines die groeiconus van axon aantrekken en zo de richting van
axonogenese mee bepalen
● Semaforines
= chemotropines die groeiconus van axon afstoten en zo de richting van axonogenese
mee bepalen, bekend vb is slit (roboR)
● Modiolus
= benige kegel waarrond de cochlea (deel van binnenoor) 2.5x wordt opgerold
(rechtsdraaiend)
● Neuroplasticiteit
= vermogen van de hersenen om te adapteren, veel groter bij kinderen dan bij
volwassenen, zeer hoog in kritische periode
● Saccus endolymphaticus
= zakje met endolymfe aan uiteinde van ductus endolymphaticus die vertrekt uit de
sacculus en utriculus (binnenoor)
● Lamina choriocapillaris
= binnenste laag van choroidea in het oog, tussen lamina vasculosa en membraan van
Bruch (pigmentepitheel van retina rust hierop), niet bij corpus ciliare (want daar geen
pigmentepitheel), bevat 1 laag gefenestreerde capillairen die afkomstig zijn van
arteriolen
● Kritische periode
, = tijdsvenster in ontwikkeling waarin een bepaald systeem de meeste neurale plasticiteit
vertoont, dit is anders voor bv visueel en auditief systeem
● Neurale lijst
= crista neuralis = cellen die bij de neurulatie (embryonale ontwikkeling) ‘overblijven’
achter de nieuwgevormde neurale buis en zeer belangrijk zijn voor verdere ontwikkeling;
plaatselijk vormen ze de sensibele ganglia en elders in het lichaam vormen ze de
viscerale ganglia, paraganglia, Schwanncellen, melanocyten, bot- en spiercomponenten
van hoofd/hals gebied
● Perilymfe
= vloeistof in het binnenoor (tussen benig en vliezig labyrint + scala vestibulum en
tympani) waarvan de samenstelling erg lijkt op die van CSV, trillingen kunnen zich
hierdoorheen transporteren, geproduceerd door stria vascularis
● Annulus tendineus communis
= verdikking van peri-orbita (periost van oogkas) rondom canalis opticus en mediale deel
van fissura orbitalis superior waardoor n. opticus, a. ophtalmica, n. oculomotorius, n.
abducens en n. nasociliaris lopen; de rechte oogspieren hechten hier ook aan
● Lamina alaris
= dense dorsale & sensorische celmassa’s neuronen (grijze stof) in mantelzone
(middelste laag van ontwikkelend RM) die gescheiden worden van de ventrale &
motorische celmassa’s van lamina basalis door ontwikkelende sulcus limitans (binnenste
ventriculaire zone), gaat uitpuilen naar binnen, wordt sensorische cornu posterior van
H-vormige grijze stof van matuur RM
● Limbus spiralis
= verderzetting van periost van lamina spiralis ossea, in scala media (endolymfe), rust
op lamina spiralis membranassea, vormt scharnier met membrana tectoria
● M. stapedius
= 1 van de 2 kleine spiertjes in trommelholte (middenoor) die de gehoorbeentjes fixeren
en zo overmatige trilling voorkomen, m. stapedius zit vast aan de stijgbeugel (stapes),
bezenuwd door n VII (n. facialis), bij verlamming van het spiertje treedt er hyperacusie
op (geen demping, intensere beleving van geluid)
● Marginale zone
= buitenste zone van ontwikkelend RM, rondom mantelzone, wordt witte stof matuur RM
● Rhombencephalon
, = 1/3 oorspronkelijke hersenblaasjes van het encefalon (naast mesencefalon en
prosencefalon) die zich tijdens de neurulatie vanuit de neurale buis ontwikkelen, meest
caudaal, rostraal van medulla spinalis, ontwikkelt in 2 aparte hersenblaasjes
metencefalon en myelencefalon, tekening:
● Ganglionheuvel
= onderdeel van ontwikkeling van telencefalon, primair jonge neuronen tussen insula en
thalamus die later het corpus striatum zullen vormen, secundair wordt deze verdeelt
door de dikke capsula interna in een centraal deel (putamen grijze kern) en een perifeer