HBO-verpleegkunde scriptie geïntegreerde zorg - HAN - Cijfer 8,0
Tout pour ce livre (50)
École, étude et sujet
Saxion Hogeschool (Saxion)
Fysiotherapie
Onderzoeken
Tous les documents sur ce sujet (15)
Vendeur
S'abonner
sarahvanblanken
Aperçu du contenu
Onderzoeken Kwartiel 1
Onderzoeksdesign en steekproeven
Na afloop van het college en bestudering van de literatuur kan de student:
- De verschillende categorieën van klinische vragen te beschrijven en aan te geven welk onderzoeksdesign het
meest geschikt is voor het beantwoorden van een bepaalde klinische vraag.
- Beschrijven wat primaire en secundaire studies zijn en kan hier voorbeelden van geven.
- De kenmerken van de meest gebruikte onderzoekdesigns te beschrijven en kan aangeven welke designs een hoger
of lager risico op bias hebben, de levels of evidence.
Hoofdstuk 2: Theorie
In de meeste onderzoeksvragen zijn er variabele begrippen, de waarde verschilt per persoon. Onderzoeksvragen bij
beschrijvende onderzoeken bevatten slecht één variabele, vrijwel alle overige onderzoeksvragen bevatten twee variabelen.
Op basis van theorie wordt er een verband tussen twee variabelen verondersteld, waarbij de ene afhankelijk is van de
andere. In het voorbeeld ‘wat is de relatie tussen de hoeveelheid lichaamsbeweging en de gevoeligheid voor depressies
onder adolescenten?’ Is de gevoeligheid voor depressie dan afhankelijk van de hoeveelheid lichaamsbeweging. Nu kan het
zo zijn dat de onderzoeksvraag anders geïnterpreteerd wordt. Daarom is het belangrijk om te onthouden dat:
- Afhankelijke variabele; de uitkomstvariabele van het onderzoek.
- Onafhankelijke variabele; de oorzaakvariabelen in het onderzoek.
Bij de relatie die je onderzoekt kunnen meerdere variabelen een rol spelen, twee variabelen die een vertekend beeld van
het onderzoek kunnen gaan geven zijn:
1. Confounders/verstorende variabelen; variabelen die samenhangen met de afhankelijke én onafhankelijke
variabelen, waarbij het verband verstoord wordt.
2. Effectmodificatoren/moderende variabelen; variabelen die het verband dat je onderzoekt beïnvloedt, er treedt
interactie op tussen de onafhankelijke variabele en de effectmodificator.
De manier waarop variabelen volgens de theorie met elkaar in verband staan geef je weer in een conceptueel model of
onderzoeksmodel. Daarin staan alle variabelen die mogelijk een rol spelen bij het onderzoek afgebeeld in relatie die ze tot
elkaar hebben.
Hoofdstuk 3: De onderzoeksopzet
Observationele onderzoeken kunnen worden onderverdeeld op verschillende onderdelen zoals:
1. Wat je wil bereiken;
a. Definiërend onderzoek: kenmerken aangeven.
b. Beschrijvend onderzoek: eigenschappen in kaart brengen.
c. Vergelijkend onderzoek: richten op oorzaken en/of verbanden.
d. Voorspellend onderzoek: gevolgen bekijken.
e. Evaluerend onderzoek: interventies of maatregelen vergelijken.
f. Voorschrijvend onderzoek: maatregelen of richtlijnen opstellen.
2. Nogmaals op wat je wil bereiken maar algemener i guess;
a. Beschrijvende onderzoeken; het in kaart brengen van een onderwerp.
i. Hoeveel nieuwe coronabesmettingen zijn er vandaag gemeld?
ii. Hoeveel procent van patiënten met een besmetting worden er opgenomen?
b. Exploratieve onderzoeken; op zoek gaan naar verbanden en verklaringen.
i. In welke leeftijdscategorie komen de meeste besmettingen voor?
ii. Is er een verschil in het aantal besmettingen tussen mannen en vrouwen?
c. Toetsende onderzoeken; je wilt een theorie of verwachting toetsen over het effect van een bepaalde
interventie, de vragen worden duidelijk opgesteld via de PICO-methode. En het antwoord is altijd
kwantitatief.
i. Preventieve toetsing: wat is het effect van vaccineren op voorkomen van een IC-opname bij
iemand die besmet is met covid?
ii. Curatieve toetsing: wat is het effect van fysiotherapie bij patiënten met het post covid
syndroom op tijd tot terugkeer naar het werk?
3. Het soort gegevens dat je wilt verzamelen;
, a. Kwalitatief onderzoek: hierbij gaat het om gegevens over de beleving, ervaringen of verwachtingen van
de proefpersonen. Je wilt attitude en achterliggende oorzaken doorgronden en gaat diep op het
onderwerp in.
b. Kwantitatief onderzoek: hierbij zijn de uitkomsten makkelijk in cijfers uit te drukken.
Op basis van het tijdspad waarin het onderzoek wordt uitgevoerd twee verschillende indelingen mogelijk:
1. Er is sprake van slechts één meetmoment; dwarsdoorsnede, transversaal en cross-sectioneel onderzoek.
2. Een periode van dataverzameling op meerdere momenten; longitudinaal onderzoek waarbij er op één of
meerdere momenten later weer gemeten wordt tijdens een follow-up onderzoek. Soorten longitudinaal:
a. Prospectief onderzoek: je kijkt vooruit in de tijd, de uitkomst moet bij de start van het onderzoek nog
optreden.
b. Retrospectief onderzoek: je kijkt terug in de tijd om erachter te komen welke variabelen op de uitkomst
van invloed waren.
Experimentele onderzoeken onderscheiden zich van observationele doordat de onderzoeker bewust iets in de
onderzoeksgroep verandert, er wordt een interventie toegepast. Tot experimentele onderzoekdesigns behoren het
experiment, het quasi-experiment en het pre-experiment. In een experiment wordt de onderzoeksgroep verdeeld in een
experimentele en een controlegroep. De experimentgroep krijgt een bepaalde interventie toegediend en de controlegroep
krijgt er geen óf een placebo. Belangrijk bij een experiment is randomisatie: de toewijzing van proefpersonen aan één van
beide groep op basis van toeval, op deze wijze vermijd je selectie. Daardoor kun je vertekening voorkomen en wordt het
onderzoek betrouwbaarder. Een veelgebruikte term voor dit soort onderzoek is Randomized Controlled Trial (RTC). Er
bestaat ook een dubbelblinde versie van een RTC. Daarbij is het voor zowel de onderzoeker als de patiënt onbekend aan
welke groep er een interventie is toegepast. Variaties op een experimenteel onderzoek zijn:
- Quasi-experiment; wanneer er geen randomisatie mogelijk is, wordt er uitgegaan van bestaande groepen. Er is
minder controle mogelijk en meer kans op vertekeningen, omdat de groepssamenstelling het onderzoeksresultaat
mede bepaalt.
- Pre-experiment; soms is het niet mogelijk om een controlegroep samen te stellen, je kunt mensen namelijk niet
verbieden om iets te doen. Dan gaan we uit van een natuurlijk experiment/voor-en-na-vergelijking. Er bestaat
geen controlegroep, dus er valt niet met zekerheid te zeggen of de eventuele verandering daadwerkelijk komt
door de interventie. Een pre-experiment heeft geen of slechts één vergelijking.
Een opsomming van observationele onderzoekdesigns:
1. Cohortonderzoek: het volgen van een vaststaande groep mensen tijdens het onderzoek. Het onderzoek heeft vaak
pas functie in grote getallen, het is een observationele methode.
a. Voordeel: meerdere uitkomsten met elkaar te vergelijken en mogelijkheden om eventuele
vertekeningen te corrigeren.
b. Nadeel: ongeschikt voor zeldzame ziektes en kans op uitval, loss-to-follow-up.
2. Case control: retrospectief onderzoek met onderzoeksgroepen op basis van uitkomst.
a. Voordeel: geschikt voor zeldzame ziektes en efficiënt gezien korte volgtijd.
b. Nadeel: meespelen van andere variabelen en plaats vinding van gegevens in het verleden.
3. Cross-sectional onderzoek: het meten van onafhankelijke en afhankelijke variabelen op hetzelfde moment. Vaak
door middel van een vragenlijst of door verrichtingen van metingen op hetzelfde tijdstip.
a. Voordeel: snel en efficiënt en geen kans op uitval.
b. Nadeel: tijd wordt niet verwerkt en geen duidelijke oorzaak.
4. Case series: patroon proberen te vinden bij patiënten met eenzelfde aandoening.
a. Voordeel: geeft aanleiding tot nieuwe ideeën of theorieën voor vervolgonderzoek.
b. Nadeel: er ontbreekt een controlegroep.
5. Randomized controlled trial: een experimenteel onderzoek waarbij de toewijzing van proefpersonen aan één van
beide groepen op basis is van toeval. Kan gebruik gemaakt worden van een placebo.
a. Voordeel: geblindeerd mogelijk.
b. Nadeel: kan niet altijd helemaal geblindeerd.
Hoofdstuk 5: Onderzoekspopulatie
De mensen over wie je een uitspraak wilt doen op basis van je onderzoeksresultaten noem je de
theoretische populatie/doelpopulatie. Het is onmogelijk om alle patiënten die tot de doelpopulatie
behoren op te sporen, daarom wordt de doelpopulatie afgebakend in een feitelijke/operationele populatie. De feitelijke is
een afbakening tot een omschreven populatie waaruit een steekproef getrokken kan worden, omdat de feitelijke populatie
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur sarahvanblanken. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.