MODULES AMP
Table of Contents
Module 1: cultuur en sociale ongelijkheid ...................................................................................................... 2
Piketty’s (kapitaal in de 21ste eeuw) ............................................................................................................................. 2
Wat leren we hieruit? .................................................................................................................................................. 3
‘Benen van de rede ontveld’ (2000) ............................................................................................................................. 5
Basisideeën Bourdieu .................................................................................................................................................. 5
Bourdieu aan het woord ......................................................................................................................................................................................... 6
Sociale ruimte ......................................................................................................................................................................................................... 7
Habitus.................................................................................................................................................................................................................... 8
Latente dimensies in sociale ruimtes ..................................................................................................................................................................... 8
Symbolische strijd ................................................................................................................................................................................................... 8
Module 2: vrijwilligerswerk - determinanten van deelname aan vrijwilligerswerk ...................................... 10
Begripsbepaling ......................................................................................................................................................... 10
Maatschappelijke relevantie/ problematisering van vrijwilligerswerk........................................................................ 14
Een sociologische theorie van vrijwilligerswerk.......................................................................................................... 16
Module 3: onderwijs en sociale ongelijkheid – ze beginnen met een achterstand en halen die niet in .......... 23
Module 4: migratie en integratie ................................................................................................................. 32
Tekst/ quotes overlopen ............................................................................................................................................ 32
Consequenties van de tekst?...................................................................................................................................... 39
Waarom is etnicisering (nu) succesvol? ...................................................................................................................... 41
Module 5 – Mentale gezondheid en stigma ................................................................................................. 43
Intro .......................................................................................................................................................................... 43
Algemene Belgische cijfers ................................................................................................................................................................................... 43
Algemene Europese cijfers ................................................................................................................................................................................... 44
Tijdlijn: geschiedenis van de psychiatrie..................................................................................................................... 45
Wat is mentale gezondheid? definities en omschrijvingen ......................................................................................... 47
Categorisch versus dimensionele benaderingen .................................................................................................................................................. 47
Positieve versus negatieve benaderingen ............................................................................................................................................................ 51
Stigma en mentale gezondheidsproblemen ............................................................................................................... 53
Destigmatisering ................................................................................................................................................................................................... 57
1
,Module 1: cultuur en sociale ongelijkheid
TEKSTEN:
- Laermans: Bourdieeu voor beginners
- Culture of distinction or culture of openness
- Relatie tss cultuur en publiek, omnivoriteit
Sociale ongelijkheid wordt overgenomen door de economie. Onze toolbox als sociologen gaat verder.
2 foto’s:
1. Politici, Vlaamse regering
2. Mijnwerkers
Bespreek de 10 verschillen, en waarom zou dit een gevisualiseerd plaatje zijn van ongelijkheid?
1. Beroepsbezigheid: arbeiders vs politici
2. Uiterlijke kenmerken: gecostumeerden, netjes in pak vs werkmanspak en vuil
3. Gevaarlijke werkomstandigheden: zitten op de grond, het is fysiek werk vs propere jobs
4. Andere werkomstandigheden: handenarbeid vs hoofdarbeid
5. Verloning: politici verdienen veel meer
Allemaal aspecten van ongelijkheid.
Sociale differentiatie: kenmerken waarin we kunnen verschillen vb krullend haar, plat haar; blauwe
ogen, groene ogen…
Sociale ongelijkheid: sociale verschillen waar ook verschillen in gelijkwaardigheid, hoe ze behandeld
worden.
De groepen zijn niet gelijkwaardig. Afhankelijk van de positie waarin je zit/ die je inneemt. De privileges
hebben niets te maken met hun persoonlijke kenmerken, wel met hun positie in de hiërarchie. De
rollen in de posities die je inneemt, de reden waarom je in die posities zit is belangrijk.
Hoe kijken economen naar dit soort ongelijkheden?
Piketty’s (kapitaal in de 21ste eeuw)
Ongelijkheid bekijken bij inkomen.
Economen kijken naar de verdeling van rijkdom.
2
,Simon Kuznets (nobelprijswinnaar economie in jaren 50). Inzicht: Kuznets-curve: X-as = economische
ontwikkeling, Y-as = inkomensongelijkheid. Curve toont optimistische visie op ongelijkheid en
verdeling van rijksom.
X-as: verloop in tijd, voor de economische ontwikkeling in tijd, hoe sl zich economisch ontwikkelen. De
economie ontwikkelt als de jaren verstrijken.
y-as: indicator voor ongelijkheid (inkomensongelijkheid): economische wetmatigheid: naarmate de
economie ontwikkeld, (in 19e E, productiviteit stijgt). Naarmate de economie groeit, stijgt de
ongelijkheid. Het bereikt een maximum. Naarmate de economie zich verder ontwikkeld (1940-1960) –
de ongelijkheid daalt = voorspelling. We moeten de economie blijven voeden, dit zorgt voor grote
ongelijkheid. Als we dit blijven voeden, daalt uiteindelijk de ongelijkheid. Kreeg voor deze boodschap
een nobelprijs.
Piketty: vanaf jaren 60-70 maakt hij gebruik van fictie, er was nog geen data. Pikkety analyseert
hetzelfde met data.
Pikkety-Kuznits curve revised
De 10% rijksten, hoeveel bezitten ze in totaal? Hoe meer de rijksten bezitten, hoe hoger de
ongelijkheid.
Eerste piek: inkomens stijgen, 10% rijksten bezit de helft van alle vermogen.
De proportie van bezit neemt af, dieptepunt in jaren 1940 = meest gelijkheid.
Tss jaren 50 en 80: blijft op zelfde ‘laag’ niveau: de dertig superjaren, waarin ongelijkheid het laagst
was, de economie komt voor iedereen te goede.
Vanaf jaren 70: aandeel stijgt sterk, hoger dan in 20ste eeuw, de ongelijkheid is toegenomen, met
toegenomen economie.
Hoe komt dat de gelijkheid daalt na de jaren 70?
Formule: r > g = als r groter is dan g, groeit de ongelijkheid.
- R=rente uit kapitaal, als de opbrengsten die je hebt uit kapitaal, groter zijn op macro economisch
vlak
- G = groei vd economie. Als de interesten op kapitaal groter zijn dan de groei in de economie dan
krijg je ongelijkheid.
- Evolutie van r = rente neemt af van kapitaal,
- G = groei, economie groeit, en groeit daarna minder snel.
Wat leren we hieruit?
Mensen met veel bezit komen er rijker uit. Conclusie: zoek een rijke partner.
De econoom focust enkel op inkomen en vermogen. Focus op evolutie van inkomen. = heel eenvoudig
systeem. 2 variabelen r en g. Iedereen spreekt over Pikkety omdat het zo simpel is, met maar 2
variabelen. Werk heel demografisch, als hij spreekt over de groei van de economie spreekt demografie
3
, (meer mensen), en productiviteit (meer mensen verdienen meer). Dus groei bevolking en
productiviteit.
Er staan 2 zaken centraal: wat mensen sparen, en wat mensen erven.
Sociologie van de erfenis is bijna onbestaand. Erven is de ene manier om een ongelijke sl over te geven
aan de volgende.
Hoe legitimeert onze sl ongelijkheid? Waarom krijgt de bezetter van de ene job meer dan de andere?
Waarom verdien je wat je verdient? Hoe legitimeren we dat politici zo veel verdienen? Vb lang
studeren, lastige job = veel inzet vertonen, verdient obv inzet en werkkracht, talent. Mensen die niet
veel verdienen ‘hadden maar meer moeten studeren’.
Wat doe je met de groep mensen die 10 miljoen meekrijgen van hun ouders = doen geen moeite, dus
waarom verdienen die wel veel geld?
Erven staat daar haaks op, je krijgt het gewoon cadeau. Daar gaat Pikkety op in (sociolgen gaan daar
bijna nooit op in). Er staan veel belastingen op erfenissen, om de ongelijkheid meer tegen te gaan.
Pikkety bakent ook de klassen af: zeer arbitrair. Soms over top 1%, soms over top 5% of 10%. >
accumulatie gebasseerd: hangt af vanw wat hij wil zeggen over de groep.
Er is een relationele orde aan de gang, men wil de oorsprong van het verschil in bezit of inkomen
kapteren.
SOCIOLOGIE
Oervaders van de sociologie: Marx, Weber, Giddons, Wright, Bourdieu
Verschillen allemaal in visie, maar gaan allemaal uit van dezelfde redenering.
Sociale positie à verdeling schaarse goederen/behadeling à levenskansen
Hierarchien zijn gebaseerd opverdeling van schaarse goederen en middelen, de plek die je hier in
neemt toont aan wat je levenskansen zijn: wat je kan doen in je leven: met wie je kan trouwen, wat je
kan kopen..
Wat je hebt bepaalt wat je kan doen, en bepaalt wat je kan doen om nog meer te hebben. Als je al veel
hebt is het makkelijker om nog meer te hebben.
Sociologen hebben het ook over levenskansen, wat je denk, doet. Insteek van sociologen is veel breder.
Sociolgen zien ook andere bronnen van ongelijkheid. Bij economen is de bron kapitaal, bij sociolen zijn
de bronnen, resources van ongelijkheid veel diverser.
Andere bron van ongelijkheid (typisch Bourdieu):
4