1. Defnities van opvoeden
1.1 Ter Horst
Opvoeding = het bevorderen vd dialoog vh kind met de volle werkelijkheid, opvoeding
heef - als het leven zelf - een dialogishh karakter
o Ahhent ligt op de dialoog en de ontmoetng
o Het perspehtef is een toenemende zelfstandigheid vh kind en een afnemende
afhankelijkheid vd opvoeders
o Wanneer deze dialoog verstoord is moet hulpverlening worden geboden om deze
te herstellen
o Bij een beoordeling van deze dialoog moet de hele omgeving in beshhouwing
genomen worden niet alleen het kind
o De hulpverlening moet er voor zorgen dat er perspehtef wordt gehreëerd, dat de
betrokkenen weer weten hoe ze verder moeten
1.2 Kok
Opvoeding = is het in relate staan van opvoeder(s) en opvoedeling(en), waarin de
opvoeder zihh als persoon, als zijn wijze van mens -zijn presenteert, een klimaat hreëert
dat persoonlijkheidsgroei bevordert en leefsituates zo hanteert dat deze optmale
kansen bieden op zelfontplooiing. Dit dynamishhe prohes heef een funhtoneel karakter
Componenten van opvoeding: prohesoptmalisering van ontwikkeling
o Opvoedingspresentate (relate)
Wederzijdse verbondenheid
Prohesverantwoordelijke is opvoeder
o Klimaathreate
Langdurige en struhturele maatregelen/regels
Totale materiële en immateriële omgeving
o Situates hanteren
Inhidentele gebeurtenissen/ahtviteiten gerihht
aanpassen en gebruiken zodat ze
ontwikkelingsbevorderend kunnen zijn
Componenten van ontwikkeling
o Affehtef
Ingebed zijn in menselijk hontaht is een vd pijlers om
sohiaal te worden
Veilige gehehhtheid is een fundament voor verdere ontwikkeling
Later blijf ook een psyhhologishh welbevinden een belangrijke hondite
voor ontwikkeling
o Cognitef
Struhturen leren: taal, tjd, sohiale struhturen
Pedagogishhe paradox: onderwerpen aan struhturen om er nadien hreatef
mee te kunnen omgaan
Van lihhamelijk weten → benoemen → verstandelijk weten
Leren heef funhtes: kennis verwerven en leren kennis verwerven
1
, Vage gewaarwordingen moeten worden gedifferenteerd
Analytshh vermogen stmuleren maar ook synthese, integrate en
fexibiliteit
o Conatef
Unieke, eigenheid, …
Fahtor aanleg (niemand groeit buiten zijn aanleg)
Het betref elementen als: temperament en lihhamelijke/biologishhe
mogelijkheden
1.3 Van de Meulebroecke
Opvoeding = een vorm van interahte waarin de betekenisoriëntate vh handelen wordt
gehonstrueerd door het samenspel van beide betrokkenen
o 3 aspehten
Finaliteit: waar moet deze relate toe leiden (doelen voor zihhzelf en
anderen)
Positebepaling (hoe deze fnaliteit realiseren)
Situatonele hontext (ruimere leefwereld die betekenisgehelen en
regelsystemen omvat die de relate mee bepalen)
1.4 Nakken
Opvoeding = het handelen van personen dat zihh rihht op het voorbereiden ve kind of
jeugdige op een zelfstandig bestaan in een gemeenshhap
o Gerihht op een nader in te vullen doel
o Gekleurd door idealen/normen vd opvoeders
o In een voor opvoeders bekende samenleving (dus passend voor die samenleving/
hultuur)
o Rekening houdend met de eigenheid vh kind
Opvoeders moeten verantwoording afeggen over opvoeding en kunnen opvoeding
delegeren/delen (kind heef rehht op opvoeding)
o Door te verzorgen, affehte en geborgenheid te bieden en kennis en vaardigheden
over te dragen
o Maar
Kind en opvoeder moeten onderling leren hommuniheren
Het kind moet kunnen en willen openstaan voor de opvoeding
De sohiale omgeving moet de nodige voorwaarden en ondersteuning
bieden maar hontroleren ook
Elementen vd opvoedingssituate waar je op kan ingrijpen
o Het kind
o De opvoeder(s)
o De dialoog tussen opvoeder en kind
o De direhte omgeving van opvoeder en kind
o De relate vh gezin met zijn omgeving
Deze elementen beïnvloeden elkaar wederzijds
,1.5 De Ruyter
Opvoeding = in het samenleven van ouderen en jongeren dat de ouderen hun handelen
rihhten op het leren aan de jongeren om beter te gaan handelen
Opvoeding = het zodanig delen vh leven ve oudere met een jongere dat de jongere
doeltreffender kan omgaan met de door hem betekenende volle werkelijkheid
o Opvoeding ontstaat wanneer ouderen bereid zijn zihh te engageren met het kind
met het oog op een voor het kind noodzakelijk opgave: (beter) gaan handelen
o Ouderen leven op zo'n wijze samen met jongeren in het alledaagse leven dat
jongeren daardoor de mogelijkheid ontvangen beter te gaan handelen
o Ouderen leven op zo'n wijze hun eigen leven dat jongeren daardoor de
mogelijkheid ontvangen beter te gaan handelen
o Ouderen leven zodanig vanuit een verhaal over de reis vh leven dat jongeren in
de gelegenheid zijn de zin van hun leven te ontdekken
o Ontbreekt 1 van bovenstaande dan is er sprake ve POS
8 regels (het ontbreken van 1 vd regels leidt tot opvoedingsproblemen)
o Opvoeden begint bij een wilsbesluit van mensen om een kind op te voeden
o Opvoeden is een ahtviteit die geleerd moet worden opvoeden is regel -geleid
o Het kind vraagt om opvoeding waardoor het zihh kan ontwikkelen
o De opvoeder is doelgerihht: de jongere laten deelnemen aan een zingevend
geheel (streefrihhtng)
o Opvoeding is een samenlevingsprohes met uitbreiding van opvoedingsinhoud (hoe
leven wij samen → hoe leven anderen samen → hoe wil ik leven) en verandering
van manier van samenleven (nadoen, meedoen, zelf doen en honsulteren)
o Opvoeders handelen tevens doeltreffend en doelmatg in andere
verhoudingsgebieden binnen primaire samenlevingsverband (huishouden,
partner en eigen interesses)
o Opvoeders handelen doeltreffend en doelmatg buiten het primaire
samenlevingsverband (werken, honsumeren, burger zijn, …)
o Opvoeders staan kritshh ten opzihhte vd moderne westerse beshhaving waarin zij leven
1.6 De Fever
Opvoeden = een dialogishh, transahtoneel prohes tussen een volwassene en een
onvolwassene waarin de eerste de verantwoordelijkheid op zihh neemt om de tweede op
weg te helpen naar (de eigen) volwassenheid
o Verantwoordelijkheid vd volwassene voor de niet -volwassene
o Dialoog (meer dan hommunihate) het verwijst naar verbondenheid
o Transahtoneel prohes (wederzijdse beïnvloeding)
o Optmaliseren van prohes met doel als rihhtngaanwijzer
o Doel: zelfrefehte, autonomie en hreatviteit (is nogal vaag)
3
, 1.7 Rink: 4-variabelenmodel
Opvoeden wordt ook vaak handelen genoemd
o Handelen is intentoneel: doelgerihht
o Handelen is persoonlijk: verantwoording
o Handelen is regel -geleid, gebonden aan normen
Regel -geleid handelen en vrijheid (dwang van buiten of van binnen)
Kennis van regels
Rol vh milieu
o Handelen vereist kennis van zaken
Kind -variabele (K)
o De persoonlijke eigenshhappen of kenmerken, ze zijn als resultaat vd
ontwikkeling vh kind tot -nu -toe geïntegreerd in diens persoonlijkheid
Cogniteve, affehteve, honateve, fysieke, gedragskenmerken,
temperamentskenmerken
o Kenmerken die betrekking hebben op de reahtes vh kind op de wijze waarop de
volwassene hem in de ahtuele situate opvoedt
Communihate, dagelijkse opvoedingsstjlen, hantering van situatetypes,
hantering van situatonele hontext
Ouder -variabele (O)
o De persoonlijke kenmerken vd ouder
Cogniteve, affehteve, honateve, fysieke, gedragskenmerken,
temperamentskenmerken
o Kenmerken vd manier waarop de volwassene opvoedt
Communihate met het kind, de opvoedingsstjlen, de manier van
hanteren van situatetypes, hanteren van situatonele hontext
Situatetype -variabele (St)
o Opstaan en naar shhool gaan, middagmaaltjd, van shhool thuiskomen, spelen,
spelletjes doen, gebruiken van honsumptes, avondmaaltjd, verrihhten van
huishoudelijke taken, TV -kijken, lihhamelijke en uiterlijke verzorging en naar bed gaan
o We ondershheiden deze omdat ze een bepaalde struhtuur hebben, dit gebeurd op
een bepaalde manier
Er worden dingen gedaan die vaak herhaald worden, die ofwel
ontwikkelingsstmulerend of ontwikkelingsbelemmerend zijn
o Kenmerken van situatetypes
Situatehantering: de ahtviteiten die er tjdens een situatetype worden
verrihht of aangehouden
Kunnen kinderen ervaringen opdoen en zijn het
ontwikkelingsbevorderende situates?
Klimaathreate: de regels of sohiale
verwahhtngen die er in een situatetype gelden
Bieden van zekerheid door struhtuur
4