1. Socialisatie en ontwikkeling van
het zelf
1.1 Van kindertijd naar volwassenheid
Biologische kenmerken die je overerfde en ervaringen uit de kindertjd worden
getransformeerd naar interesses, vaardigheden en het zelfeeld
Ontwikkeling is resultaat van
o Kanalisering: mogelijkheden en beperkingen in sociale en insttutonele omgeving
o Kiezen van paden die adolescent aantrekkelijk vindt (= selectee
o Omgaan met problemen en onverwachte gebeurtenissen (= coping/aanpassinge
o Door deze ervaringen ontwikkelt het besef van zichzelf (= refectee
Twee grote uitdagingen
o Producte: economisch onahankelijk worden
o Reproducte: relatevorming, gezin en kinderen
Veel variate, maar universeel over culturen
1.1.1 4 sleutelmechanismen
1.1.1.1 Kanalisering
Het opgroeien in veranderende omgeving kanaliseert de ontwikkelingstrajecten
o Socioculturele factoren creëren opportuniteiten die motvate, denken en gedrag
beïnvloeden
Er zijn diverse sociale verwachtngen van ouders, leerkrachten, leefijdsgenoten,
Gebonden aan leefijd en dus verschillen ahankelijk vd leefijd vh kind
Verschillend naargelang geslacht, sociale status, etnische achtergrond en
familiekenmerken
Theoretsche invalshoeken
o Ontwikkelingstaken (Havighurste: een taak die zich voordoet op of over een
bepaalde periode in het leven ve individu
Succesvolle uitvoering vd taak leidt tot zijn geluk en succes met latere
taken, terwijl mislukking leidt tot ongeluk in het individu, afeuring door
de samenleving en problemen met latere taken
Feedback van anderen is heel belangrijk, ahankelijk van hun wordt
je beoordeeld als succes of mislukking
1
, Deze taken worden mee bepaald door normen, maar ook door fysieke
ontwikkeling, persoonlijke waarden en verwachtngen
Bv: contact leggen met peers, sekse-rol identteit, voorbereiden op vaste
relate,
o Sociale beperkingen en roltransites
Er is een relatef vast tjdverloop van bepaalde verwachtngen (bv: gaan
studeren op 18 jaare en dit werkt als een vorm van sociale controle
Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen vroeg, op tjd en te laat
o Insttutonele loopbanen
Veranderingen eigen aan de leefijd zijn heel vaak verbonden met
insttutonele ontwikkelingen: scholing, maar ook werk
1.1.1.2 Selectie
Het individu is geen passief doelwit, maar selecteert omgevingen en trajecten
o Psychologische aspecten spelen daarbij een rol: moteven, interesses en
persoonlijke doelen
Een combinate van mogelijkheden en individuele beperkingen leidt tot een selecte van doelen
Psychologische mechanismen hierbij betrokken
o Doel constructe: motvate
Gebaseerd op meer abstracte individuele moteven
Hiërarchisch georganiseerde motvatestructuur
Cultureel gedefnieerde taak
Gerealiseerd door middel-doel structuren (= kan ik met dit middel mijn
doel bereikene
o Strategie constructe, planning en problemen oplossen
Door het oplossen van problemen, ontwikkel je nieuwe vaardigheden om
andere problemen op te lossen
MAW je doet ervaringen op door ermee geconfronteerd
geworden/door te doen
Cantor: 2 types succesvolle studenten
Optmistsche strategie: sterk streven naar succes en hoge
verwachtngen voor het resultaat (zichzelf competent ziene
Defensieve, pessimistsche strategie: lage verwachtngen, maar die
negateve verwachtngen worden geen self-fulflling prophesy, ze
vormen een beschermende atributonele dekking
Berglas & Jones: 2 soorten falende studenten
Self-handicappers: zijn bezorgd om te falen maar doen aan een
acteve taakvermijding (studeren niet en gebruiken dit als eccuus
voor falene
Aangeleerde hulpeloosheid: ervaren geen controle en ondergaan
alles passief en vermijden zo ook taken passief
o Ecplorate/zoeken naar info en engagement/persoonlijke beslissingen nemen
1.1.1.3 Aanpassing
Feedback over succes en mislukkingen en hoe je er mee omgaat
o Aanpassen van doelen, plannen, causale atributes en copingmechanismen
Bij falen of onverwachte gebeurtenissen: aanpassen van doelen, gedrag en cognites
Psychologische mechanismen hierbij betrokken
2
, o Coping: nieuwe manieren van omgaan ontwikkelen
Functonele coping: actef steun zoeken, concrete acte ondernemen,
refecteren over mogelijke oplossingen
Disfunctonele coping: ontkennen van problemen, vermijden om
oplossingen te zoeken, reguleren van emotes
Situatekenmerken bepalen mee copingmechanismen: veranderbare vs
onveranderbare situates
Dit kan leiden tot positeve of negateve ontwikkeling
o Reconstrueren van doelen
o Causale atributes
Succes aan jezelf toeschrijven
Falen aan anderen toeschrijven of situate
De functe is meestal zelfeschermend, maar ze kunnen ook negatef zijn
Depressieve mensen gebruiken deze zelfeschermende functe
minder vaak
Causale atributes zijn adaptef
1.1.1.4 Refectie
Refecte over zichzelf en hun leven
o Niet enkel op het einde vh proces, maar ook doorheen het proces
o Conceptualisates, verhalen en coherente persoonlijke identteit
Refecte leidt tot zelfconcept en identteit
Drie invalshoeken over identteitsvorming
o Identteit
Erikson’s psychosociale theorie
Marcia’s identteitsstatussenmodel
o Verhalen construeren
Bevordert zelfcoherente, positef zelfconcept en zelfwaardering
o Zelfconcept en zelfwaardering
Zelfconcept: relatef stabiel schema over zichzelf (cognitefe
Zelfwaardering: wijze van zelfevaluate tov normen (emotoneele
1.2 Erikson’s psychosociale theorie
In 1902 geboren te Frankfurt en psychoanalytsche training bij Anna Freud
Antropologisch onderzoek in VS + studie naar identteits- en gedragsproblemen bij adolescenten
3 belangrijke verschilpunten met Freud
o Ich veel belangrijker dan Es bij ontwikkeling van psychosociale identteit
Minder nadruk op onderliggende drifen
o Omgeving breidt hij uit tot socioculturele achtergrond
Aandacht voor de interpsychische dynamiek van zowel gezin als bredere
socioculturele achtergrond
o Meer optmistsche ontwikkelingsvisie: crisissen die opgelost worden bieden groeikansen
Typische fasentheorie
o Er zijn 8 ontwikkelingsfasen, waarvan de 1e 5 overeenkomen met Freud
Het gaat telkens over 2 polen die een ectreme houding uitdrukken
o Elke fase stelt nieuwe eisen en verwachtngen
3
, o In elke fasen wordt het ‘ik’ geherdefnieerd
o Elke fasen gaat samen met een nieuwe kwetsbaarheid, leidt tot een crisis en als
deze opgelost wordt zorgt dit voor groeikansen
o Bij oplossen vd crisis leidt dit tot meer persoonlijke eenheid en harmonieus
samenleven met de sociale buitenwereld
Oraal-sensorisch (0-1 jaare: basis-vertrouwen wantrouwen
Anaal-musculair (1-3 jaare: autonomie schaamte en twijfel
Locomotorisch genitaal (3-6 jaare: initatef schuld
Latentetjd (6-11 jaare: vlijt/ijver minderwaardigheid
Jeugdperiode: identteit identteitsverwarring
o Fysiologische revolute (lichamelijke veranderingene en onzekerheid over
volwassen rollen leiden tot een identteitscrisis
o Dreiging van identteitsverwarring kan leiden tot een overdreven preoccupate
met uiterlijk (= hier zeer fel mee bezig zijne
o Soms ontstaat er een ‘negateve identteit’ die gepaard gaat met houdingen en
gedragingen die niet geaccepteerd worden door de samenleving
Dit heef zelf ook gevolgen
Sociaal isolement en uitstotng
Sociale onaangepastheid of delinquente
o Grote vriendschappen en ecperimentele heteroseksuele bindingen en
verliefdheid is poging tot zelfdefnite
Dit gebeurt door projecte: je gebruikt de andere om te weten te komen
wie je zelf bent
Gevolg: deze leefijdsgroep kan zeer lang met elkaar praten, de
jongere wil namelijk uitvissen wat de andere van hem vindt
o Onverdraagzaamheid tegenover ouders en diegene die hun zelfverwerkelijking
inperken is een andere poging tot zelfdefnite
Jonge volwassenheid (20-30 jaare: intmiteit isolement
o Na het vestgen vd eigen identteit, kan het individu opgaan in een inteme relate
zonder je eigen identteit te verliezen (hiervoor was dat wel zoe, maar dit kan
mislukken (isolemente
Volwassenheid (30-65 jaare: scheppend stagnate
o Periode vd generatviteitscrisis: innerlijke drang naar verzorging en opvoeding van
kinderen en generatviteitsdrang die productef en createf gericht is
Leterlijk: kinderen grootbrengen
Bredere betekenis: sublimate via createve bijdrage aan economie en
cultuur (overdrachtelijke maniere
o Foutlopen vd crisis leidt tot stagnate: egocentrisme, verveling, intermenselijke
verarming (weinig menselijke goede contactene, overdreven zorg voor zichzelf
(wat kan leiden tot pseudo intmiteite, jezelf overdreven verwennen
Ouderdom (65+ jaare: ik-integriteit wanhoop
o Goedlopen vd crisis: besef vd zinvolheid vh eigen leven, mijn leven was de
moeite, tevreden terugblikken op eigen levenscyclus à leidt tot ik-integriteit
o Foutlopen: wanhopen, weinig tjd om nog een ander leven te gaan leiden à kan
leiden tot een negateve houding tov de medemensen en de samenleving
4