Begrippenlijst Ontwikkelingspsychologie deel 1:
H1: Situering en Historiek
Ontwikkelingspsychologie Wetenschappelijke studie naar groei, verandering en
stabiliteit bij mensen, van conceptie tot ouderdom. Maar
met een accent op de jaren tot aan de volwassenheid
Cohort Een groep mensen die rond dezelfde tijd op dezelfde plaats
zijn geboren
Continuïteit Geleidelijke ontwikkeling, met kwantitatieve verschillen,
prestaties vloeien voort uit die op vorige niveaus
Discontinuïteit Ontwikkeling in aparte stappen/stadia, kwalitatieve
verschillen, elk gedrag in andere stadia is anders
Kritieke periode Bepaalde soorten omgevingsstimuli zijn noodzakelijk,
indien niet aanwezig = onomkeerbare gevolgen
Gevoelige periode Extra ontvankelijk voor bepaalde soorten omgevingsstimuli,
optimale periode om bepaalde vermogens te ontwikkelen
Stimuli: Prikkels, oftewel veranderingen in de uitwendige of
inwendige omgeving waarop een organisme reageert
Plasticiteit De mate waarin een zich ontwikkelend gedragspatroon of
fysieke structuur veranderbaar is (kneedbaarheid)
Normatieve Sommige factoren beïnvloeden grote groepen van
gebeurtenissen individuen op gelijkaardige wijze
Niet-normatieve Sommige factoren spelen specifiek een rol in het leven van
gebeurtenissen een bepaald persoon
Nature Ontwikkeling vooral het resultaat van het zich geleidelijk
ontvouwen van voorbestemde genetische informatie
(= maturatie)
Maturatie Het proces van zich geleidelijk ontvouwen van
voorbestemde genetische informatie (het rijp worden van)
Nurture Ontwikkeling vooral bepaald door omgevingsfactoren van
diverse aard (biologisch, sociaal, maatschappelijk)
H2: Theoretische perspectieven op ontwikkeling:
Psychodynamisch Benadering binnen de psychologie die ervan uitgaat dat
perspectief gedrag gemotiveerd wordt door innerlijke krachten,
herinneringen en conflicten, waarvan een persoon zich
nauwelijks bewust is en waarover hij weinig controle heeft
Psychoanalytische Theorie die ervan uitgaat dat onbewuste krachten bepalend
theorie zijn voor iemands persoonlijkheid en gedrag
ID Het primitieve, ongeorganiseerde, aangeboren deel v/d
persoonlijkheid dat opereert vanuit het genotsprincipe
Ego Het rationale en redelijke deel van de persoonlijkheid, dat
opereert vanuit het realiteitsprincipe
Superego: Het aspect van de persoonlijkheid dat iemands geweten
vertegenwoordigt en het onderscheid maakt tussen goed &
kwaad
Psychoseksuele Vijf fasen die kinderen volgens Freud doorlopen, waarin genot
ontwikkeling of bevrediging telkens gericht is op een andere biologische
functie en een ander van het lichaam
Fixatie Gedrag dat in een eerdere ontwikkelingsfase is blijven steken
als gevolg van een onopgelost conflict
Psychosociale De veranderingen in onze interacties met anderen en in hoe
ontwikkeling we aankijken tegen het gedrag van anderen tegen onszelf als
, leden van de maatschappij
Behavioristisch Benadering binnen de psychologie die ervan uitgaat dat je
perspectief moet kijken naar waarneembaar gedrag en externe stimuli in
de omgeving om de ontwikkeling van het individu te
begrijpen
Stimulus-respons leren Vormen van leren die we kunnen beschrijven in termen van
stimuli en responsen, zoals klassieke en operante
conditionering
Klassieke Een vorm van leren waarbij een organisme op een bepaalde
conditionering manier leert reageren op een neutrale stimulus die dat type
respons normaal gesproken niet uitlokt
Operante Een vorm van leren waarbij een vrijwillige respons versterkt
conditionering of verzwakt wordt, afhankelijk van de associatie met
positieve of negatieve consequenties
Gedragsmodificatie Een op het behavioristisch perspectief gebaseerde techniek
om de frequentie van gewenst gedrag te verhogen en de
frequentie van ongewenst gedrag te verlagen
Sociaal-cognitieve Benadering binnen de psychologie waarbij de nadruk ligt op
leertheorie leren door het gedrag van een andere persoon (een model) te
observeren en na te doen
Cognitief perspectief Benadering binnen de psychologie die zich richt op de
processen die mensen in staat stellen de wereld te leren
kennen, begrijpen en overdenken
Assimilatie Het proces waarbij mensen een nieuwe ervaring interpreteren
a.d.h.v. hun huidige ontwikkelingsstadium en denkwijze
Accommodatie Het proces waarbij bestaande manieren van denken of doen
veranderen in reactie op nieuwe stimuli of gebeurtenissen
Informatieverwerkings Benadering van cognitieve ontwikkeling die probeert te
-theorie achterhalen op welke manieren mensen informatie: coderen,
opslaan en terughalen (encoding, storage, retrieval)
Cognitieve neurowet. Benadering van cognitieve ontwikkeling die zich richt op de
invloed van hersenprocessen op cognitieve activiteit
Systemisch perspectief Perspectief waarbij men kijkt naar de relatie tussen
individuen en hun fysieke wereld, cognitieve wereld,
persoonlijkheidswereld en sociale wereld
Microsysteem Patroon van activiteiten rollen en interpersoonlijke relaties die
de zich ontwikkelende persoon ervaarvaart in een bepaalde
setting met bepaalde fysieke en materiële kenmerken
Mesosysteem De onderlinge relaties tussen twee of meer settings waarvan
de zich ontwikkelende persoon actief deel van uit maakt
Exosysteem Settings waaraan de zich ontwikkelende persoon niet actief
deelneemt maar die indirect toch een invloed hebbe,
Macrosysteem Cultureel-maatschappelijke factoren die vorm en inhoud van
micro- meso- en exosystemen mee bepalen
Chronosyteem Veranderingen over de tijd in systemen
Imprinting Proces waarbij een bepaalde stimulus tijdens een kritieke
periode wordt opgeslagen/ingeprent
Multideterminisme Een veelheid van factoren binnen het individu en die in de
context een rol spelen in ontwikkeling
Transacties Reeks van dynamische, reciproke interacties
Equifinaliteit Het eindresultaat kan op veel verschillende manieren bereikt
worden en is dus het resultaat van diverse beginsituaties
Multifinaliteit Één oorzaak kan verschillende eindresultaten boeken
Zone van naaste - Actuele ontwikkeling = wat het kind zelfstandig kan
ontwikkeling - Naaste ontwikkeling = wat het kind met behulp van
anderen kan
, Bio-ecologisch model (Bronfenbrenner): model dat uitgaat van 5 omgevingsniveaus
die elk organisme gelijktijdig beïnvloeden
Sociaal-culturele Benadering binnen de psychologie die het verloop van de
theorie cognitieve ontwikkeling ziet als het resultaat van sociale
interacties tussen de leden van een cultuur
Evolutionair perspectief Benadering binnen de psychologie die gedrag probeert te
identificeren dat het resultaat is van de genetische erfenis
van onze voorouders
Zelfdeterminatietheorie Theorie over menselijke motivatie uitgaande van de
(ZDT) kerngedachte dat er drie natuurlijke basisbehoeften zijn die
het functioneren, het welbevinden en de groei van mensen
beïnvloeden: autonomie, verbondenheid en competentie
H3: correlationeel en experimenteel onderzoek
Empirisch-wetenschappelijke Procedures om ideeën en vragen te toetsen met behulp
methoden van zorgvuldige, gecontroleerde technieken en
systematische dataverzameling gebaseerd op eigen,
objectieve waarnemingen
Hypothese Een voorspelling die toetsbaar oftewel weerlegbaar is
Operationalisering De vertaling van een hypothese in specifieke, toetsbare
procedures die gemeten en waargenomen kunnen
worden
Experimenteel onderzoek Onderzoek dat bedoeld is om causale relaties tussen
verschillende factoren te ontdekken
Correlationeel/ Onderzoek dat bedoeld is om vast te stellen of er
observationeel onderzoek tussen twee (of meer) factoren een verband of
correlatie bestaat (onderzoeker grijpt niet in)
Experiment Een onderzoeksmethode om een oorzaak-gevolg relatie
vast te stellen, waarbij de onderzoeker verschillende
ervaringen voor verschillende groepen participanten of
pp creëert
Experimentele conditie De procedure zoals een behandeling, die de
onderzoeker bestudeert en de omstandigheden
waaraan de experimentele groep wordt blootgesteld
Experimentele groep De groep die in een experiment wordt blootgesteld aan
de experimentele conditie
Controle groep De groep die in een experiment niet wordt blootgesteld
aan de experimentele conditie
O.V. De omstandigheid of factor die de onderzoeker onder
controle heeft of manipuleert
A.V. De variabele die de onderzoeker gaat meten en
waarvan hij verwacht dat deze beïnvloedt wordt door de
O.V.
Surveyonderzoek Onderzoek waarbij aan een grote groep mensen vragen
gesteld worden over attitudes, gedrag of denkbeelden
over een bepaald onderwerp
Natuurlijke observatie Onderzoek waarbij natuurlijk voorkomend gedrag wordt
geobserveerd zonder in te grijpen in de situatie
Casestudy Studie waarbij de toestand waarin één individu of een
groep individuen verkeert diepgaand en uitvoerig wordt
onderzocht
Veldonderzoek Onderzoek uitgevoerd in een natuurlijke omgeving
Laboratorium-onderzoek Onderzoek uitgevoerd in een gecontroleerde omgeving