Methoden van het wetenschappelijk onderzoek – Les 3:
Stap 3 van de empirische cyclus: bepalen hoe we variabelen gaan definiëren en meten
o Algemene hypothese vertalen naar specifieke onderzoekspredicties, deze kunnen
ondersteund of weerlegd worden door directe observatie
o Predictie past de hypothese toe op een concrete situatie
o Eén hypothese kan leiden tot verschillende predicties (en dus verschillende
onderzoeksdesigns)
Variabele definiëren en meten:
Wat is een variabele: kenmerken of condities die veranderen voor verschillende
individuen of situaties
o Doelen: impact van variabelen op andere variabelen meten OF nagaan of groepen
individuen verschillen m.b.t. bepaalde variabelen
o Onafhankelijke variabele (X) = predictor
Verwachte oorzaak
De voorspellende/verklarende variabele
Variabele die gemanipuleerd wordt (in experimenten)
o Afhankelijke variabele (Y) = outcome
Het verwachte effect
De variabele die voorspeld/verklaard wordt
Variabele die gemeten wordt, niet gemanipuleerd (in experimenten)
Constructen en operationele definities:
Er is een verschil tussen concrete en abstracte variabelen:
o Concrete variabelen: makkelijk te definiëren, direct observeerbaar, eenvoudig
te meten lengte, leeftijd, uren wiskunde, score op statistiek
o Abstracte variabelen: niet direct observeerbaar, complexer om te meten
motivatie, persoonlijkheid, leerstijl
Een slim kind presteert slecht op school omdat ze lage motivatie heeft:
Wat is motivatie? Hoe meten we dat? Wat is laag?
o = constructen: hypothetische entiteiten die het gedrag in een theorie helpen
verklaren en voorspellen
Kunnen dus niet direct geobserveerd worden, maar we kunnen de factoren
die het construct beïnvloeden (externe stimuli) & het gedrag dat door het
construct beïnvloed wordt (extern gedrag) meten
Externe stimuli (beloning = meetbaar) construct (motivatie)
extern gedrag (prestatie = meetbaar)
Constructen worden indirect gemeten
o Operationele definitie = procedure om indirect variabelen te meten en
definiëren die niet direct meetbaar zijn. Specifieert een manier om extern gedrag
te meten en gebruikt vervolgens dit gedrag als definitie en meting van het
hypothetisch construct
Intelligentie (construct) gaat extern gedrag beïnvloeden dat wel
observeerbaar/meetbaar is (prestatie op taken)
IQ test: meet extern gedrag (antwoord op vragen)
IQ test als operationele definitie van intelligentie, omdat de IQ test het
“intelligent gedrag” (extern gedrag) zal meten
,Validiteit en betrouwbaarheid:
Twee algemene criteria voor een goede meting:
1. Validiteit Hoe? Door de consistentie van de relatie of het verband
2. Betrouwbaarheid tussen 2 verschillende metingen te demonstreren
Aan de hand van een scatter plot, kunnen we de consistentie tussen 2 metingen nagaan
correlatie: varieert tussen -1
& + 1 (0 = geen relatie)
Validiteit:
“Meet onze meting wat het beoogt te meten?”
6 soorten validiteit:
o Indruksvaliditeit (face validitiy):
Lijkt het erop dat de meting meet wat het beoogt te meten?
Face value, oppervlakkig
Subjectieve beoordeling
Gewicht meten a.d.h.v. een weegschaal heeft hoge face validity
o Concurrente validiteit:
Vaak gebruikt voor nieuwe meettechnieken
Zijn de scores die we bekomen met de nieuwe meting direct gerelateerd
aan de scores die we bekomen met een gekende, gevalideerde methode?
Nieuwe IQ test meet echt intelligentie, aangezien de scores op de
nieuwe test individuen op dezelfde manier differentiëren dan de
scores op een standaard IQ-test
o Predictieve validiteit:
Aangetoond wanneer de metingen van een construct accuraat het gedrag
voorspellen (o.b.v. een theorie)
Kan de meting voorspellen wat het volgens de theorie moet kunnen
voorspellen.
Meting om kinderen die risico hebben op ontwikkelen van
dyscalculie al vroeg te identificeren. Later nagaan hoe accuraat de
voorspelling was.
o Construct validiteit:
Gedraagt onze meting zoals we verwachten dat het construct zich gedraagt
(o.b.v. wetenschappelijke literatuur)
Nooit absoluut!
Je hebt een meting voor agressie. Uit vorig onderzoek weten we dat
agressie gerelateerd is aan de buitentemperatuur hangt onze
meting ook samen met temperatuur?
o Convergente en divergente validiteit:
Convergente: verschillende metingen van hetzelfde construct convergeren,
produceren sterk gerelateerde scores
Divergente: metingen van verschillende constructen zijn weinig of niet
gerelateerd aan elkaar
Het construct dat we meten overlapt niet met andere constructen
,Betrouwbaarheid:
Een meetprocedure is betrouwbaar, wanneer ze bijna identieke resultaten oplevert
wanneer ze herhaaldelijk gebruikt wordt om hetzelfde individu onder dezelfde condities of
omstandigheden te meten
Consistentie van de metingen bekomen met een specifieke meetprocedure:
Gemeten score = ware score + fout
Foutcomponent:
o Varieert van de ene meting naar de andere
o Over een groot aantal metingen heen moet de som van de fouten 0 zijn
o Bij een grote foutcomponent (RT): verschillende keren de RT meten, en het
gemiddelde nemen over de trials
o Foutcomponent kan uit verschillende bronnen komen:
Proefleider: verwachtingen, menselijk oordeel
Omgeving: omstandigheden waarin individu gemeten wordt zijn nooit
identiek (tijdstip, seizoen, belichting…)
Participant: participanten veranderen tussen metingen (focus, aandacht,
honger, nachtrust, gezondheidstoestand)
3 types betrouwbaarheid:
1. Test-hertest betrouwbaarheid: in hoeverre geeft dezelfde meetprocedure dezelfde
resultaten bij dezelfde groep participanten op verschillende tijdstippen
o Correlatie tussen scores op moment 1 en scores op moment 2
2. Interbeoordelaarsovereenstemming: in hoeverre geeft dezelfde meetprocedure
dezelfde resultaten bij dezelfde groep participanten gemeten door verschillende
beoordelaars/proefleiders
o Correlatie tussen scores van beoordelaar 1 en scores van beoordelaar 2
3. Interne consitentie: in hoeverre is er consistentie tussen vragen/items die samen
1 construct meten?
o Split-half-betrouwbaarheid: items in 2 delen splitsen en correlatie tussen de
scores op beide helften berekenen
Relatie tussen validiteit en betrouwbaarheid:
o Betrouwbaarheid is een voorwaarde voor validiteit: een meetprocedure kan nooit
valide zijn als ze niet betrouwbaar is
IQ-test meting 1, IQ=75, IQ-test meting 2, IQ = 160 onbetrouwbaar
maar deze metingen zijn geen goede operationalisering van intelligentie
niet valide
o Een meting hoeft niet valide te zijn om betrouwbaar te kunnen zijn:
Intelligentie operationaliseren a.d.h.v. lengte is niet valide, maar wel
betrouwbaar (scores zullen zeer consistent zijn over metingen heen)
Meetschalen:
Meten is een procedure om individuen toe te wijzen aan categorieën, een set van
categorieën = meetschaal:
1. Nominale meetschaal
2. Ordinale meetschaal
3. Interval meetschaal
4. Ratio meetschaal
, Nominale meetschaal:
o Categorieën = kwalitatieve verschillen binnen de gemeten variabele
Categorieën hebben verschillende namen, maar geen systematisch
samenhang tussen categorieën
o Laat enkel toe om na te gaan of individuen gelijk zijn of verschillend (gelijkheid)
Zegt niets over de richting van verschillen tussen individuen (geen meer of
minder uitspraken)
Zegt niets over de grootte van de verschillen tussen individuen
o Sekse, beroep, studierichting, diersoort, hobby’s…
Ordinale meetschaal:
o Categorieën hebben verschillende namen en zijn georganiseerd i/e geordende
reeks Er bestaat een directionele relatie tussen de categorieën
o Laat enkel toe om na te gaan of individuen gelijk zijn of verschillend én wat de
richting is van verschillen tussen individuen (meer/minder uitspraken ; orde)
Zegt niets over de grootte van verschillen tussen inividuen
o Opleidingsniveau, kledingmaat, afstudeergraat (voldoende, onderscheiding…)
Interval meetschaal:
o Categorieën zijn sequentieel georganiseerd én alle categorieën hebben dezelfde
grootte
o Meetschalen bestaat dus uit een serie van identieke intervallen (cf.meetlat)
o Het is dus mogelijk om de afstand tussen 2 punten op de schaal te bepalen en dus
iets te zeggen over de grootte van de verschillen (verhouding van verschil) tussen
individuen
o Gelijke intervallen op de meetschaal representeren gelijke verschillen in de
gemeten variabele
o Vb. temperatuur: (39° VS 37° is identiek aan 25° VS 23°)
o MAAR geen absoluut nulpunt, het nulpunt is arbitrair, duidt niet de afwezigheid
van de gemeten variabele aan (e.g. 0° ≠ geen temperatuur)
Ratio meetschaal:
o Idem als interval meetschaal, maar absoluut, niet-arbitrair nulpunt
o Nulpunt duidt de afwezigheid van de gemeten variabele aan
Betekent dat we de afstand tot 0 kunnen berekenen (i.e., absolute
hoeveelheid van de variabele)
o Laat ons toe om metingen te vergelijken in ratio’s (verhouding)
o Vb. een score van 10/20 is de helft van een score van 20/20 op een examen
o Vb. score op examen, hoeveelheden in liter/meter, lengte, gewicht, RT
Meetmodaliteiten:
Zelfrapportage:
o Ja/nee vraag, beoordelingsschaal, vragenlijst…
o Voordeel: directe manier om het construct te bevragen, individu als expert over
zichzelf
o Nadeel: subjectief, sociale wenselijkheid, invloed van proefleider/instructies/
omgeving, verstoorde antwoorden op gevoelige vragen
Impact op validiteit