Een samenvatting van 18 pagina's van het keuzedeel: Jeugd- en opvoedhulp. het is een complete samenvatting waarin paginaverwijzingen staan en waarin alles concreet benoemd wordt, waardoor je alleen je boekje erbij hoeft te houden om te leren. Dit betreft een keuzedeel van de LOI van de opleiding So...
Jeugd- en opvoedhulp:
Hoofdstuk 1: Gezondheids- en gedragsproblemen bij jeugdigen.
De begrippen ‘’probleem’’ en ‘’stoornis’’ worden veelal door elkaar gebruikt. Het begrip probleem is
subjectief: wat voor de ene opvoeder als probleem wordt benoemd, is voor de andere opvoeder
misschien niet meer dan aandacht vragen.
Men spreekt van een stoornis wanneer de oorsprong van het gedrag zich in het lichaam bevindt, dus
in de aanleg van de persoon. Bij een stoornis kan het probleem niet weggenomen worden, de
jeugdige moet worden geleerd er op de juiste manier mee om te gaan.
- Gedragsproblemen kunnen we onderverdelen in internaliserend gedrag ( gedrag waar in
eerste instantie vooral de jongere zelf last van heeft) en externaliserend gedrag ( een
jongere laat gedrag zien dat juist door anderen als storend kan worden ervaren).
DSM:
DSM (1952) staat voor Diagnostic and Statistic Manual of Mental Disorders. Dit systeem wordt
wereldwijd toegepast om stoornissen te kunnen classificeren. Om met zekerheid vast te stellen of er
sprake is van een stoornis bij een jeugdige wordt een diagnose gesteld. Een diagnose is het
vaststellen van een stoornis. Daarbij gaat het om het achterhalen van mogelijke factoren die het
vertoonde gedrag verklaren en in stand houden. Vaak is er sprake van meer dan één oorzaak en
versterken of beïnvloeden die elkaar. De DSM is ingezet zodat iedere arts, psycholoog, psychiater etc.
dezelfde criteria hanteert voor het diagnosticeren van een stoornis.
DSM-V:
DSM-V is de meest recente versie, waarvan de Nederlandse editie sinds januari 2017 leidend is in de
classificatie. In de DSM wordt een 5tal hoofdgroepen (assen) onderscheiden waarbinnen stoornissen
gerangschikt zijn.
AS-I
Op As-I worden alle klinische stoornissen genoemd. Voor wat betreft de stoornissen van jeugdigen
kan het gaan om:
a. Leerstoornissen
b. Aandachttekortstoornissen
c. Communicatiestoornissen
d. Stoornissen in de motorische vaardigheden
e. Voedings- en eetstoornissen
f. Tic stoornissen
g. Stoornissen in de zindelijkheid
h. Gedragsstoornissen.
AS-II
As-II beschrijft diverse persoonlijkheidsstoornissen en verstandelijke beperkingen.
AS-III
Op As-III zijn somatische aandoeningen weergegeven die belangrijk zijn voor het begrijpen of
behandelen van de psychische stoornis.
,AS-IV
Op As-IV worden de omgevingsfactoren vastgelegd die van invloed kunnen zijn op het psychisch
functioneren. Dit kunnen zowel invloeden vanuit gezinssituatie zijn, alsook algemenere belangrijke
gebeurtenissen
AS-V
In As-V wordt een oordeel gegeven over het algemeen niveau van functioneren.
Aandachtsstoornissen en hyperactiviteit:
Als er een combinatie van overbewegelijkheid met een tekort aan gerichte aandacht op een niveau
dat niet meer bij de leeftijd hoort zichtbaar wordt, kan er mogelijk sprake zijn van een stoornis.
ADHD:
ADHD staat voor: Attention Deficit Hyperactivity Disorder. ADHD is een neurologische stoornis die
zich uit in aandachts- en concentratieproblemen. Jongeren met ADHD vertonen impulsief en over
beweeglijk gedrag. De regelfuncties van de hersenen werken niet optimaal, waardoor er in het
functioneren van het werkgeheugen problemen ontstaan. De jongere ervaart moeite met het
reguleren en organiseren van taken.
ADD:
ADD staat voor: Attention Deficit Disorder. Jeugdigen met ADD hebben een stoornis met
aandachttekort, waarbij het hyperactieve aspect ontbreekt ten opzichte van kinderen met ADHD.
Jeugdigen met ADD lijken meer moeite te hebben om aan de slag te gaan met hun taak. Benodigde
informatie wordt wel opgenomen, maar de verwerking hiervan verloopt trager.
ODD:
ODD betekend: Oppositional Defiant Disorder. Wanneer opstandig gedrag of ongewenst gedrag zoals
niet luisteren, brutaal of driftig gedrag vertonen niet overgaat bij jeugdigen, kan er sprake zijn van
een gedragsstoornis, zoals ODD. Kinderen met ODD hebben moeite met impulsbeheersing. Ze
reageren vanuit de primaire emotie en kunnen daardoor norm overschrijdend gedrag laten zien.
Jeugdigen met ODD zijn vaak meer op zichzelf, omdat ze buitengesloten worden doordat hun gedrag
door anderen als ongewenst wordt ervaren.
Autisme:
Autisme is een stoornis die is bedacht door Leo Kanner en betekend letterlijk: in zichzelf zijn of in
zichzelf bekeerd zijn.
Kanner omschreef de stoornis autisme aan de hand van de volgende kenmerken:
In extreme mate in zichzelf gekeerd zijn.
Moeite met taal en gebruik van symbolen.
Bizar gedrag.
De voornaamste gedragskenmerken van autisme zijn beperkingen in de sociale interactie,
tekortkomingen in de communicatie en stereotiepe en repetitieve gedragingen, interesses en
activiteiten. Deze kenmerken zijn veelal voor het 3 e levensjaar te herkennen.
Autisme is aangeboren, het is dus geen gevolg van een bepaalde opvoeding. De verwerking van het
zien, ruiken, horen enz. wordt door mensen met autisme op een andere manier verwerkt. Zo hebben
mensen met autisme bijvoorbeeld een goed oog voor detail, zijn ze eerlijk, analytisch en
hardwerkend, maar is er ook sprake van moeite hebben met het houden van overzicht en het
onderhouden van sociale contacten.
, Door jongeren met autisme sociale vaardigheden in herkenbare situaties aan te leren, kunnen zij
hierin positieve ervaringen opdoen. Jongeren leren bijvoorbeeld ‘dank je wel’ te zeggen wanneer ze
iets krijgen of ze leren te vragen ‘hoe het met iemand gaat als die binnenkomt’. Ook ontbreekt het
mensen met autisme vaak aan de flexibiliteit en het inlevingsvermogen die nodig zijn om gebaren,
oogcontact, lichaamstaal en specifieke gezichtsuitdrukkingen op de juiste manier een rol te laten
spelen in de sociale interactie.
De spraakontwikkeling komt over het algemeen laat op gang bij jeugdigen met autisme. Ze kunnen
bepaalde woorden of zinnen repeterend herhalen, waarbij de communicatieve betekenis hiervan
onduidelijk blijft. Het komt regelmatig voor dat kinderen over zichzelf blijven spreken in de tweede of
derde persoon. Het begrip en het gebruik van het woord ‘’ik’’ treedt pas laat op en dat onderstreept
de trage en geringe ontwikkeling van het zelfbesef.
Beeldspraak en gezegden zijn voor jongeren met autisme niet duidelijk. Ook een heldere en concrete
tijdbepaling is van belang. Woorden als ‘straks’ en ‘later’, zijn voor een jongere met autisme niet
duidelijk en kunnen juist zorgen voor onrust of onzekerheid.
Alles moet precies kloppen voor een autist. Bijna dwangmatig wordt vastgehouden aan vertrouwde
gewoonten, regels, routines, volgorden en rituelen. Een verandering of aanpassing kan ertoe leiden
dat het gevoel van veiligheid en beheersbaarheid volledig verdwijnt.
Vormen van autisme:
Met betrekking tot de diagnose autisme heeft er een verandering plaatsgevonden in de DSM-V. de
huidige diagnoses: PDD-NOS, asperger en klassiek autisme zijn samengevoegd onder één noemer:
Autisme Spectrum Stoornis (ASS). De term spectrum geeft aan dat er sprake is van diversiteit waarin
het autisme zich uit; het gaat dan om een milde of ernstige mate van ASS.
Voortaan worden 2 domeinen onderscheiden:
Beperkingen in de sociale communicatie en interactie.
Repetitief gedrag en specifieke interesses.
De NVA (Nationale Vereniging voor Autisme) benoemt zowel voor- als nadelen van de nieuwe
diagnose ASS voor hun achterban. Enerzijds wordt de term ASS als een verbetering ervaren ten
opzichte van de vorige editie van het handboek. Zo wordt duidelijk dat verschillende vormen in de
kern op elkaar lijken. Het onderscheidt dat nu wordt gemaakt tussen een milde of ernstige vorm van
ASS draagt ertoe bij dat meer op basis van individuele behoeften wordt gekeken als persoon. Een
mogelijk nadeel kan zijn dat specifieke hulp voor autisten met het stempel ‘milde mate’ zal afnemen,
vanwege bijvoorbeeld kostenbesparing of het prioriteren van hulp aan autisten met het stempel
‘ernstige mate’.
De meest voorkomende kenmerken bij stoornissen (zie pagina 1.8 en 1.9 voor voorbeelden
bij ADHD, ADD, ODD en autisme)
Verslaving:
Jongeren met een verslaving zijn in de klas vaak stil en ze ogen afwezig of ergens anders met hun
gedachten. Ieder moment gebruikt een gameverslaafde om achter zijn of haar spelcomputer te
zitten. Vaak zorgen jongeren met een verslaving niet goed voor hunzelf, eten nauwelijks of ongezond,
bewegen te weinig en verwaarlozen sociale contacten. Vaak zien verslaafden niet in dat recreatief
gebruik is omgeslagen naar obsessief gebruik. Dat noemt men ook wel de ontkenningsfase. Een
behandeling werkt pas effectief als de verslaafde zelf heeft in gezien dat hij hulp nodig heeft en er
zonder hulp zelf niet uit komt.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur luukvanarkel. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,08. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.
