Hoofdstuk 7: GSR en de opsporing van brandversnellers
Gun Shots Residues (GSR)
Wanneer met een wapen gevuurd wordt, ontstaat er een wolk van kruitpartikels en hete
verbrandingsgassen die uit elke opening van het wapen ontsnapt. Deze wolk is zodanig verzadigd aan
deeltjes, wat aanleiding geeft tot talrijke deeltjesbotsingen waardoor deeltjes samensmelten.
Bovendien zullen door afkoeling en zwaartekracht de deeltjes zich gaan afzetten op al wat zich in de
nabijheid van de ontlading bevindt: het wapen zelf, de schutter (handen, kledij, …) en allerlei
voorwerpen (je kan deze deeltjes bijvoorbeeld ook terugvinden op een auto).
Opbouw van een munitiepatroon
Een kogel bestaat uit vijf elementen: (1) de kogel; (2) de huls; (3) het kruit; (4) de bodem; en (5) het
slaghoedje (het instrument waarmee het kruit ontstoken wordt).
De vorming van kruitsporen
Bij het afvuren, stuwen de hete kruitdampen de kogel uit de huls en uit de loop van het wapen. De
metallische elementen aanwezig in de huls worden door de hoge verbrandingstemperaturen
omgezet in metaaldamp. Deze dampwolk koelt snel af, te snel om te rekristalliseren, waardoor
condensatie zorgt voor de vorming van samengestelde kruitdeeltjes die zich afzetten.
Samenstelling van kruitdeeltjes
Een klassiek slaghoedje (bevat de primer ofwel de detonator – geeft de ontsteking aan het kruit)
bestaat uit loodstyphnaat (= lood trinitro diolaat), antimoonsulfide en bariumnitraat. Deze drie
elementen produceren de klassieke Pb-Ba-Sb-deeltjes. Deze klassieke deeltjes gaan we trachten
terug te vinden op de handen of op de voorwerpen die bij het incident betrokken zijn. De loodvrije
slaghoedjes kunnen Ti, Zn, Al, Si, K, Sr, Cu en Ni bevatten. Er zijn enkele problemen gekend:
Natuurlijk voorkomen (prevalentie): De Pb-Ba-Sb-deeltjes komen niet natuurlijk voor in de
natuur, dit is specifiek voor kruitresten. Maar, elementen als Zn, Al en K hebben wel een
natuurlijk voorkomen, dus hier moeten we op letten
Memory-effect van het wapen, dit is het contaminatie effect van het wapen op de
kruitdeeltjes. Het wapen herinnert zich een schot, want je kan het vuil zien zitten op het
wapen van het vorige schot
Monstername
De monstername gebeurt met koolstofstubs, deze bevinden zich in de GSR-kits. Dit zijn stempels die
een klevende koolstoflaag bevatten. Deze stempels worden op de handen van een mogelijke
verdachte gedrukt (ongeveer 50 keer) en men hoopt hiermee kruitdeeltjes te kunnen bemonsteren
en veilig te stellen voor verder onderzoek. Er bestaan verschillende plekken waar we een
monstername kunnen doen, denk hierbij aan de handen, andere lichaamsdelen, de kledij, interieur
van auto’s, wapens of op munitie zelf. GSR deeltjes zijn in principe chemisch stabiel doorheen de
jaren en blijven zitten op “niet-levende” materialen. Op het lichaam neemt men aan dat na 6 uur de
kans erg klein is om nog deeltjes terug te vinden (onder andere ten gevolge van transpiratie en
dergelijke). De vrijwaring van de kruitdeeltjes is erg moeilijk. Het is daarom ook belangrijk dat we de
handen of andere lichaamsdelen niet met plastic zakken gaan omwikkelen. In deze zakken zullen de
handen gaan zweten, waardoor de kruitdeeltjes zullen verdwijnen. Ook kan er een transfer van
kruitdeeltjes voorkomen, bijvoorbeeld bij het geven van handen of door het aanraken van de
lichamen. Wanneer de handen worden gewassen, zullen de kruitdeeltjes volledig verdwijnen. Dan
kan men ook nog denken aan de verspreiding van de kruitdeeltjes en of dit te maken heeft met de
schotafstand? Hoe ver vliegen de kruitdeeltjes? Dit hangt af van de munitie, het wapen, de
weersomstandigheden (regen, wind), of er deuren open of dicht zijn in de kamer, etc..
Pagina 1 van 6