Samenvatting thema 1: onderwijskunde, een gestructureerde kijk op
actoren, processen en variabelen
-formeel: geregeld door decreten en wetten
-informeel: niet streng geregeld, niet verplicht
-Onderwijskunde als wetenschap heeft als object van studie leren en instructie.
1.1. Advance organizer (pg41)
Actoren: personen, vertegenwoordigers organisaties, organisaties
Processen: ontwikkelingen die te maken hebben met leren en instructie
Variabelen: kenmerken, componenten, factoren die verschillende ‘waarden’ kunnen
aannemen.
1.2. Aggregatieniveaus: een eerste organisatiedimensie in het
onderwijskundig referentiekader (pg45)
Actoren= stakeholders (belangroepen): stakeholders zullen zich bij een probleem, afhankelijk
van de belangen die op het spel staan, anders opstellen.
3 aggregatieniveaus:
-microniveau: concrete leer-instructiesituatie directe interactie lerende(n) en IV
-mesoniveau: school, faculteit, instelling, organisatie, bedrijf, scholengemeenschap
-macroniveau: beïnvloedt een compleet systeem
1.3 andere organisatiedimensies in het onderwijskundig referentiekader
(pg 48)
Belangrijke dimensies in het onderwijskundig referentiekader
Actoren: al dan niet georganiseerde of geïnstitutionaliseerde personen (actoren zijn
stakeholders die bepaalde rollen op zich nemen zoals bv. De rol van IV, lerende, ontwerper,
…) geen neutrale spelers in het referentiekader; beïnvloeden dit.
Aggregatieniveaus
Organisatie: de impact van actoren, variabelen en processen zijn beïnvloed door
organisatieaspecten zoals bv. Tijd, fysieke ruimtes, beschikbare budget, infrastructuur,…
Didactisch handelen: concrete activiteiten die actoren, meestal de IV, opzetten om
leeractiviteiten uit te lokken. = Instructieactiviteit.
<< 5 componenten van didactisch handelen (doelstellingen, leerstof,
instructieactiviteiten/didactische werkvormen, media, toetsing)
Leeractiviteiten: men verwacht dat leerlingen bepaalde gewenste leeractiviteiten tonen die
aansluiten bij het didactisch handelen. (impliciet of expliciet uitlokken)
Context: alle invloeden die buiten de instructiesetting staan maar rechtstreeks of
onrechtstreeks onderwijskundige thema’s beïnvloeden.
dimensies hangen samen maar verschillen aan de hand van het aggregatieniveau.
,1.4.Het referentiekader (pg50)
referentiekader= een bril om naar de complexe realiteit van leren en instructie te kijken
+ is een model om keuzes te maken bij het ontwerpen van onderwijs.
1.5.Een evidence-based referentiekader (pg51)
elementen uit referentiekader zijn onderbouwd met wetenschappelijk onderzoek: meta-analyses
(studies die resultaten van andere studies samenvatten, of elementen effect hebben of niet)
vooral meta-analyses van Hattie (<<kritiek: niet alle leerlingen ondervinden dezelfde effecten)
1.6. Effect sizes als onderzoeksindicatoren relevante actoren, processen en
variabelen. (pg 54)
effect size: d
d =.40 = benchmark = dan pas doet het onderzoek ertoe
positieve effect size: meer lerenden halen een hoger gemiddelde score (schuiven naar rechts op)
1.7. Het onderwijskundig referentiekader op MICROniveau. (pg 57)
Bespreking van actoren, variabelen en processen:
-leren en instructie als een concrete, direct observeerbare activiteit
Instructieverantwoordelijke:
-de beliefs van de IV kan heel veel beïnvloeden (vb. leraar die bang is voor wiskunde
& slechte resultaten leerlingen)
-verwachtingen van leerkrachten kunnen ook leerprestaties leerlingen beïnvloeden
(slecht denken over zwarte leerling bv.)
-begeleiding: professionalisering & begeleidingsplatformen.
Lerende:
-beliefs over hoe instructieproces opgezet zal worden.
-kenmerken van lerenden hebben directe invloed op het eigen leerproces. (bepaalt
door externe (contextfactoren) en interne factoren (motivationele variabelen zoals
beliefs, zelfvertrouwen,..))
-persoonlijke (interne) variabelen, omgevingsvariabelen en intellectuele variabelen
hebben alle drie invloed op prestaties leerling.
-motivatie: geven van cijfers heeft hier slechte invloed op
De context:
-lerenden brengen ‘rugzakje’ mee naar instructiecontext. (taal, waarden, …)
-fysische setting heeft ook invloed op lerenden; bv. Onveilige buurt school
Leeractiviteiten:
-concreet gedrag lerenden
-dikwijls als gevolg van instructieactiviteit
-nadruk kan ook liggen op zelfgestuurd leren.
Organisatie:
, -betrekking op sociale aspecten (vb. afspraken) , fysieke aspecten (bv. Infrastructuur)
en tijdsaspecten (bv. Inplannen rooster, duur activiteit)
Didactisch handelen/instructieactiviteiten:
-leerdoelen: in concrete observeerbare termen (behaviorisme gedrag en inhoud
-leerinhouden/leerstof: leerstof helpt gedrag en inhoud leerdoelen te bereiken
Bv. What works clearninghouse (WWC): evidence-based instructieaanpakken &
leerstof
-didactische werkvormen/instructiestrategieën: concrete acties van IV om
leeractiviteiten uit te lokken bij lerenden. afhankelijk visie IV; andere didactische
werkvormen.
Bv. Cooper en huiswerk: hoe jonger leerlingen, hoe minder effect huiswerk heeft op
leerprestaties
-media: gematerialiseerde vorm van leerstof en of tools die men gebruikt bij de
didactische werkvorm. (boeken, bord, computers,…)
geen belangrijk effect
-toetsing: manier waarop men doelstellingen controleert
hoe hangen de componenten van het didactisch handelen samen?
niet lineair, afhankelijk van gekozen visie kan men een component voorop
plaatsen
1.8. het onderwijskundig referentiekader op MESOniveau
Context:
-bundelt personen/organisaties op lokaal niveau
-stakeholders hebben belang bij instructie bv. Toegankelijkheid, kostprijs, duur
opleiding...
-alle lerenden samenbrengen hun ‘rugzakjes’ mee. Bv. SES, scholen in achtergestelde
buurten hebben lagere leerresultaten, …
Organisatie:
-bv. Infrastructuur school, schoolreglement, aantal IV, budget
Actoren:
-teams, groepen, geïnstitutionaliseerde eenheden (bv. Ouderraad)
-begeleiding IV’s: schoolteam, GON
-begeleiding lerenden: CLB,
Didactisch handelen:
-meer algemene beslissingen, richtlijnen,…
1.9. Het onderwijskundig referentiekader op MACROniveau (pg 95)
Beïnvloedt een heel systeem
Nauwelijks nog concrete personen: representatie op systeemniveau bv. minister
Context:
-speelt grote rol
-stakeholders: vakbonden, politieke partijen,…
Actoren:
-IV’s: vertegenwoordigers bv. Minister van Onderwijs geïnstitutionaliseerd
, -lerenden: studentenkoepels, nationale studentenvereniging.
-begeleiding IV’s: steunpunten, begeleidingsdiensten
-begeleiding lerenden: Vlaamse scholierenkoepel (regelt studietoelagen)
Didactisch handelen:
-geïnstitutionaliseerd instructiesyteem met centrale financiering , aansturing en
controle bv. Move tegen pesten
-leerdoelen: vastgelegd door overheid (eindtermen, sleutelcompetenties)
-evaluatie: nationale examens (Vlaanderen heeft dit (nog) niet) wel
toegangsexamen geneeskunde bv.
<<informeel: rijexamens bv. Of bijscholing artsen
-organisatie: heel belangrijk voor formele settings: organisatiestructuur Vlaamse
onderwijs ligt vast
<<informele settings: in Aziatische landen heel anders bv. ‘cram schools’ : leerdoelen
die buiten een schoolse context aangepakt worden (bijles)
1.10. Hoe verhoudt onderwijskunde zich als wetenschap tot dit
referentiekader? (pg 105)
Onderwijskunde is een jonge wetenschap waarin heel wat deelwetenschappen worden
onderscheiden. Een brede kijk op de dimensies bij leren en instructie richt zich op.
Samenvatting thema 2: visies op kennis en visies op leren
2.1. Advance organizer
Birmese jongen moet heel de vakantie meehelpen in huis, voor hem betekent vakantie iets
anders dan voor jou.
Welke definitie is nu juist?
2.2.Een filosofische discussie: ontologie en epistemologie
ontologie:
Wat bestaat echt? Bv. Vriendschap? Bv. Stoel?
<<Objectieve ontologie (werkelijkheid bestaat buiten de mens)
<< Idealistische ontologie (=ook empiristische visie) (iets is pas werkelijk als wij het ervaren)
Ontologie met sociale ongelijkheid: Iemand die nog nooit van Theater gehoord heeft terwijl
hij daar een werkstuk over moet maken leraar negeert dat theatervoorstellingen voor heel
wat leerlingen ‘niet bestaan’.
epistemologie:
De leer over hoe we tot ‘knowing’ komen hoe de mens kennis verwerft
<<Kennis is iets absoluut dat bestaat buiten het individu die er kennis van neemt
<<Kennis is iets dat op basis van individuele ervaringen wordt opgebouwd.
the world as a given (objectivistische visie) vs. The world as constructued (empiristische
visie)