Academiejaar 2023-2024
3e Bachelor Diergeneeskunde
Pathofysiologie en
pathologische biochemie
Jo Leroy Siebe Loier
,Hoofdstuk 1: algemene inleiding
Algemene inleiding
Het is belangrijk om de klachten en symptomen aan elkaar te kunnen koppelen. Want wij gaan snel enkel
kijken naar gevolg van dier...
Schema’s maken is heel belangrijk, examen is mondeling uit 2 delen. Theoretisch en klinisch.
Probeer bv schema te maken van problemen maag, problemen oedeem hersenen en hemolyse, en daaruit
verder uitwerken. Echter, bij patiënten is het juist omgekeerd redeneren, patiënt komt en dier plast rood en dan
terugwerken
Wat is normaal?
Normaal is een distributie van observaties/data, maar wanneer is
een gemeten bloedwaarde normaal, valt deze binnen een
normaal bereik? Hierbij horen ook de referentiewaarden die
gebruikt worden (oude vs jonge hond, diersoorten…). De
distributie van data komt uit de observaties binnen een bepaalde
populatie. Hiervoor wordt de Gaussiaanse of normale
verdeling gebruikt. Deze heeft µ = 0 en σ ² = 1, ook is 95% van
de date binnen een bereik van µ+/- 2*SD. Dit staat voor het
populatiegemiddelde +/- 2x de standaarddeviatie
(=standaardafwijking). Dit kan weergegeven worden in
verschillende soorten grafieken en tabellen. (zie figuur rechts).
Het is duidelijk dat dit een normaalverdeling is met 95%
confidentie intervallen. Deze zijn enkel te berekenen. Ook de
kwartalen 25, 50, 75 en 100% worden weergegeven. Maar vooral het uitzicht van de grafiek is belangrijk.
Het bepalen van de referentie-intervallen is cruciaal voor te weten wat normaal is. Neem een random staal
van de gezonde populatie en bepaal µ en SD. Het interval is dan µ+/-x*SD waarbij waarde van x kan variëren.
Meestal x=2 (of 1.96) (zie interval 95%). Als gevolg is er nog steeds een 5% kans dat een gezond dier als ziek
wordt beschouwd. Dit zal dan het concept van vals positief (α) en vals negatief (β) beschouwd worden. Zie
figuur. Voor zone β zal een dier ziek zijn, maar beschouwd worden als gezond, dit is een voorbeeld van type 2
fout, β, vals negatief. Voor zone α zal de hond wel gewoon volledig gezond zijn, echter zal de test aangeven
dat het dier ziek is. Dit is een voorbeeld van type 1 fout, α, vals positief. De Verhouding tussen α en β is
heel belangrijk. De vraag luidt echter, wat wil men juist? Idealiter bestaat de groep uit 2 populaties die uit
elkaar liggen (zie prostaatkanker). Dit gaat enkel over biologische variatie. Bij een bloeduitslag gaat assay
,en confounders hier nog bovenop komen. Werkt de machine wel goed (assay), diergebonden verschillen,
wordt de juiste techniek gebruikt, post sampling … (confounders).
Ook het concept van sensitiviteit en specificiteit is belangrijk. Sensitiviteit is de kans dat een echt ziek dier
als ziek wordt gediagnosticeerd. Dit kan berekend worden als 1-β (of 1-power). Specificiteit daarentegen is
de kans dat een echt niet-ziek dier als
gezond wordt beschouwd. Dit kan dan
weer berekend worden als 1-α. Dit is toe te
passen op vorige figuur, het schuiven van
de treshold zal effect hebben op beide,
want specificiteit is in verhouding met
sensitiviteit.
- Sensitiviteit: A:(A+C)
- Specificiteit: D/(B+D)
- Positief voorspellende waarde:
A/(A+B)
- Negatief voorspellende waarde:
D/(C+D)
Verschil tussen sensitiviteit/specificiteit met positief/negatief
voorspellende waarde is belangrijk. Sensitiviteit/specificiteit
is het juist diagnosticeren van de totale zieke of gezonde
groep. Terwijl positief/negatief voorspellende waarde juist
omgekeerd werk. Hiervan zoeken we uit dat een
gediagnosticeerd ziek dier ook echt ziek is.
De prevalentie is het aantal zieke dieren in een bepaalde
populatie op een bepaald moment. Hier zal dus eigenlijk een
snapshot gemaakt worden. Bij de incidentie zal gekeken worden naar het aantal nieuwe ziektegevallen in
bepaalde gevoelige populatie tijdens een vastgelegde periode. Hier gaat het dus over een bepaald
tijdsinterval. De prevalentie = incidentie * duur (vd ziekte)
Mortaliteit is hoeveel van de besmette dieren zullen sterven. Voor de morbiditeit zal het gaat over de
hoeveelheid van de besmette dieren ziek gaan worden. Comorbiditeit is wanneer verschillende ziektes
samenlopen. Mortaliteit stijgt bij ziekte met comorbiditeit. Toepassing corona, mensen sneller door die al
een probleem hadden bij hun luchtwegen.
Precisie van de meting
Voor de precisie van de meting te bepalen vragen we
ons af of het meetresultaat wel het echte resultaat
is. Hierbij is CV = SD/gemiddelde (CV = coëfficiënt of
variation). Ook de herhaalbaarheid van de test op
hetzelfde staal is belangrijk. Als men hetzelfde staal
kopieert en naar verschillende labo’s stuurt, zou men
dezelfde uitslagen moeten bekomen. Dit is bijna nooit
het geval. Zelf dezelfde stalen naar hetzelfde labo
sturen geeft verschillende uitslagen. Intra assay CV en
inter assay CV zijn belangrijke termen.
, Precisie en accuraatheid zijn termen die dicht bij elkaar liggen, maar toch een andere betekenis hebben.
Precisie is wanneer het meervoudig uitvoeren van een test dezelfde resultaten oplevert, terwijl
accuraatheid eerder iets zegt over hoe dicht de uitslag bij de echte waarde ligt (goude waarde). Voor dit
laatste is validiteit belangrijk.
Diagnose
Voordat de diagnose vastgesteld kan worden moet er eerst het ‘basis onderzoek’ uitgevoerd worden.
Hieronder valt te verstaan:
- Signalement
- Anamnese
- Algemene indruk
- Algemeen onderzoek
- Specifiek onderzoek
Als al deze doorlopen zijn kan met een (differentiaal)diagnose stellen, deze zal bestaan uit verschillende
mogelijkheden. Vervolgens is het de taak van een DA om deze lijst te verkleinen en tot idealiter 1 diagnose te
komen. Waarna de therapie kan opgestart worden, de problemen opgelost kunnen worden en de symptomen
zouden moeten verwijden. Dus bij het instellen/afwerken van de therapie moet de patiënt opnieuw beoordeeld
worden voor te kijken naar de reactie op de therapie. Deze is cruciaal, want als er dus geen goede reactie is
zal het helemaal opnieuw moeten. De patiënt wordt dus in een soort van loop gestoken waardoor bevestigd
kan worden of de diagnose juist was, en zo niet aangepast/verbeterd worden. Het is zeer belangrijk dat het
KO, de dieropservatie en het specifiek onderzoek diepgaand/deftig gebeurd. Ook moet het meten,
vergelijken en weten juist gebeuren, net zoals het opvolgen van de patiënt. Aan het verschil tussen primaire
oorzaak, secundaire pathologie en symptomen moet veel aandacht gespendeerd worden, zodat men niet
te snel tot een bepaalde diagnose gaat toespitsen en zo een foute therapie induceren.
Toepassing koe (zie figuur), dit dier heeft opgetrokken rug, pijn gevolgspathologie (als gevolg van het
probleem), de uiervenen zijn opgezwollen (dit is normaal wel want lacterend), oren naar achter gericht (maar
dit kan ook puur uit interesse), kop wordt laag gehouden, voorpoten staan ver naar voren (bijna kruiselings