Microbiologie-Virologie
Virologie
Eigenschappen van virussen
Obligate intracellulaire moleculaire parasieten
Infectieus
Virus niet zichtbaar met LM wel met EM (bacteriën wel zichtbaar met LM).
Genoom is ofwel DNA ofwel RNA (enkel of (partieel) dubbelstrengig, al dan niet
gefragmenteerd)
De meeste virussen veroorzaken, na inoculatie op celculturen, een typisch cytopathogeen
effect (CPE)
In tegenstelling tot bacteriën zijn virussen niet gevoelig aan antibiotica!
Afmetingen van virussen:
Pokkenvirus is een groot virus (300nm) => meest dodelijke virus bij de mens
Herpes virus (100nm)
Picornavirus = verkoudheidsvirus (25nm)
Je kan virussen enkel zien met elektronenmicroscoop
Bacterien zijn groter dan virussen
Virale infectieziekten
Overzicht van de virale infecties
Oog: herpes zit vaak in oog
Long: vaak heel dodelijke virussen
Influenza: geeft je de griep
RSV = verkoudheid
Buikgriep:
rotavirus
noro en astrovirus: komen meer en meer voor!
Pancreatitis = alvleesontsteking
Huidinfecties
Hepatitis virus: gaan lever aantasten & gaat ontsteken
Virussen die in hersenen komen = zeer gevaarlijk! =>
hersenvliesontstekingen zijn vaak dodelijk
Seksueel overdraagbare ziekten
De alles dodelijkste virussen staan er nog niet bij want zijn vaak exotisch
Cytopathogeen effect (CPE) van virussen in celcultuur
Cytopathogeen effect: structurele veranderingen in gastheercellen die worden veroorzaakt door
virale invasie.
RSV: we zien gezonde cellen en abnormale cellen die gaan samensmelten. Virus tast de longen aan.
HIV: Virussen doden cellen, hoe meer virus hoe meer dode cellen. (maken gaatjes in celcultuur)
Syncytium vorming van HIV: cellen smelten samen en worden opgeblazen, vormen van opgeblazen
cellen waarna ze sterven.
,T-cellen hangen vooral aan elkaar vast => toevoegen van HIV => replicatie => cellen vormen clusters
(blazen) => celcultuur verdwijnt => gevaar van HIV, maakt cellen snel kapot => na meer dan 4 dagen
zijn alle cellen verdwenen
Structuur van virussen
Een virus bevat genetische materiaal DNA of RNA met daarrond een capside. Een capside zorgt voor
het beschermen van genetisch materiaal tegen alcohol, weersomstandigheden, …
Eicosaheder: structuur
Icosahedrale capside = eicosaheder:
20 vlakken (gelijkz. driehoeken),
12 hoekpunten
30 zijden.
Bijvoorbeeld: adenovirus, herpesvirus, picornavirus, …
Symmetrieassen zoeken in capside om te kijken bij welke familie dit virus behoord.
Capside bestaat uit polypeptides die capsomeren vormen en dit kunnen zowel pentonen als hexonen
zijn.
Grotere virussen bezitten meer capsomeren.
Het aantal pentons is steeds 12, het aantal hexons kan variëren.
Bijvoorbeeld: Adenovirus: 12 pentonen en 240 hexonen
Helicale capsidestructuur
Capside kan ook rondgedraaid zijn ipv kubusvormig
Complexe capidestructuur
Complexe structuur terug te vinden bij pokkenvirus (niet meer bij mens wel bij koeien,
kamelen, …)
Bacteriofaag: bacterie infecterend virus, injecteert genetisch materiaal in bacterie => heeft
de vorm van een raket
Vijf basis types van virale symmetrie
Helicaal
Met enveloppe bv rabies virus, influenza virus, parainfluenza virus, bof virus, mazelen virus
Zonder enveloppe (= naakt) bv. tobacco mosaic virus (niet humaan pathogeen)
Icosahedraal
Met enveloppe bv herpes virus, HIV, gele koorts
Zonder enveloppe (= naakt) bv poliovirus, adenovirus, hepatitis A virus
Complex
Bv poxvirussen
DNA virussen
DNA virussen karakteriseren en beter begrijpen adhv microscopie (structuren niet kennen)
vb: adenovirus, papillomavirus, herpesvirus, parvovirus, hepadnavirus, pokkenvirus, …
RNA virussen
RNA virussen hebben mooie structuren
, Positieve strand
Vb coronavirus, arenavirus, picornavirus, calcivirus, …
Negatieve strand
Vb: rhabdovirus, paramyxovirus, reovirus, orthomyxovirus (influenza), bunyavirus, filovirus
(ebola)
Dubbelstrengig
Enkelstrengig
Gesegmenteerd
Niet gesegmenteerd
Classificatie van virussen
Gebaseerd op de eigenschappen van het genoom van het virus
Classificatie obv van symptomen? Heel wat virussen hebben gelijkaardige symptomen
Binnendringen in gastheercel
Virus met enveloppe: lipidenmembraan van het virus gaat hechten aan plasmamembraan cel
capside komt in cytoplasma van gastheercel terecht.
Virus zonder enveloppe: via endocytose in cel opgenomen => capside in endosoom =>
capside gefusioneerd met organel zoals golgi-apparaat
Bacteriofaag: gaatje maken in celwand om zo genetisch materiaal binnen te brengen
Binding aan cellulaire receptor
Spike proteïne: uitsteeksel op virus dat welbepaalde cellulaire receptor gaat binden om zo contact te
maken, cel binnen te dringen en replicatie te starten => zo wordt doelwitcel geïnfecteerd
Penetratie en ontmanteling (uncoating)
Uncoating bij het PM:
Eerste proces
Enveloppe maakt contact met celmembraan en uncoating gebeurt => gen mat zit in
cytoplasma vdcel
virus laat ook afval achter op de cel, zijn vaak glycoproteinen (replicatie in cytoplasma)
Tweede proces:
Andere virussen gaan langere weg volgen: complexere processen:
capside wordt naar kern vd cel gebracht=> op die plaats gaat capside contact maken
viraal DNA/RNA w in kern van doelwitcel gebracht
uncoating in de endosomen
cel gaat meewerken om virus naar binnen te
brengen: komt in endosoom terecht
gaat infectie doen in het cytoplasma van de cel
, uncoating aan het nucleaire membraan
virus w opgenomen door endosoom
je gaat lysis krijgen => w dan naar kernopp vd cel gebracht => zo viraal DNA/RNA naar de
kern (replicatie in de kern)
binnendringen in gastheercel
Virus opgenomen in endosoom => in cel met ander lysosoom contact maken => PH wordt verzuurd
=> capside van virus gaat plooien en komt vrij in cytoplasma van doelwitcel
Virussen hebben complexe manieren om cellen te infecteren
Complexe pathway
Capside contact met opp celkern
Daar gebeurt ontmanteling van capside
DNA/RNA in celkern gebracht
DNA genoomstructuren
dsDNA: herpesvirus
ssDNA: parvovirus B19
HBV: partieel dsDNA, deel ook slordig dubbelstrengig waardoor het enkelstrengig is op
bepaalde plaatsen
HPV: circulair dsDNA
RNA genoomstructuren
ssRNA = mazelenvirus, coronavirus
dsRNA = Rotavirus => virus dat je diaree geeft
Baltimore classificatie
Virussen kunnen repliceren en moeten dus mRNA en proteïnen
kunnen maken.
Klasse 1: dsDNA => mRNA