Politieke geschiedenis van België
Prof. dr. F. Dhondt
Hoofdstuk I: De doorbraak van de burgerlijke parlementair-constitutionele staat
Analyse van de titel:
• Doorbraak = plots aanwezig zijn
• Burgerlijk ≠ grote massa, arbeiders, clerus…
• Burgerlijke staat → enkel mensen met € deelnemen aan de politiek
• Parlement = een instelling die het volk vertegenwoordigt
• Constitutioneel = grondwet
→ Rijkere mensen regeren via het parlement met een koning die zo weinig mogelijk macht mag
hebben
Vrijwilligers die vertrekken uit Luik. Luikenaars zijn altijd
onafhankelijk geweest tot de annexatie met Frankrijk. Luik
was een prinsbisdom in het Heilig Roomse Rijk der Duitse
Natie. De bisschop van Luik was soeverein dus vorst over
Limburg en nog veel meer plaatsen in de Ardennen.
→ In 1830 vertrekt er een stoet van vrijwilligers van het paleis van de prins-bisschop (wat het huidig
justitiepaleis is) in Luik naar Brussel. De man met de hoed is een van onze founding fathers: Charles
Rogier.
• Charles Rogier
- Belgische revolutionair
- Liberaal
- Heeft familie in het noorden van Frankrijk
- Vertrekt met de mensen naar Brussel om de revolutie te verstreken
1
,LIEDJE: La muette de Portici - « Amour sacré de la patrie, heilige liefde voor
het vaderland » van Daniel François Esprit Auber
= een opera dat de opstanden in de 17e eeuw in Napels voorspeelden.
Napels dat toen in de tijd bestuurd werd door de Spaanse koning. De
opstand mislukte en werd neergeslagen.
Na de slag bij Waterloo, dus na 1815, kwamen de conservatieve vorsten terug, dat zijn mensen die
denken dat zij kunnen regeren omwille van het feit dat ze toevallig geboren zijn als zoon van een
koning. Maar voor de slag bij Waterloo, heeft de Franse Revolutie plaats gevonden, wat natuurlijk
strijdachtige gedachten had met de conservatieve vorsten. Overal in Europa ontstonden er dus
opstanden (Italië tegen de Bourbons, Frankrijk, maar ook België).
25 Augustus 1830 wordt de opera gespeeld en breekt er onrust uit (tegen het Hollandse bewind). Tot
aanleiding dat België haar Independence Day op 4 oktober 1830 wordt verklaard door een kleine club
revolutionairen. Voor 1830 waren we deel van het Noorden, de Koninkrijk der Nederlanden.
Twee Belgen zwaaien met vlag → wie op een grondwet steunt als
koning zal nooit vallen
Links: Hollandse koning opgeheven en weggeslingerd
1.1 ) Inleiding
1830-1848 = overgangsperiode
Ancien Régime Franse revolutie (1789) Slag bij Waterloo Napoleon
(1815)
2
, a) Ancien Régime
Voor de Franse revolutie was er het Ancien Régime. Een samenleving waarbij de macht bij de vorst lag
en de vorst regeerde met traditionele standen in de maatschappij (standenmaatschappij).
! Kerk is de oudste superstaat in de wereld
▪ Landbouweconomie: boeren bewerken het land en dragen hun inkomsten af aan de adel of
de kerk
Economisch gezien is de oude wereld verbonden met een landbouweconomie. Er zijn geen fabriek of
machines, alle opbrengsten komen van het land. De Kerk en de adel wordt daar dus rijk van, ook al
doen ze niks. Die hebben stukken grond, er werken pachters op en die dragen opbrengsten af aan hen.
▪ Adel en Kerk = geprivilegieerde standen
▪ Macht Kerk en godsdienst = groot
▪ Macht Vorst gelegitimeerd door God
Met de Franse revolutie (1789), hebben we de indruk dat dat allemaal weg is en dat iedereen gelijk
is, maar dat klopt niet. Heel de 19e eeuw is een trage overgangsperiode.
Met de Franse revolutie heeft de Kerk een grote klap gekregen. De revolutionairen hebben kloosters
aangeslagen en verkocht, sommige zijn fabrieken geworden of maken deel uit van universiteiten. De
Kerk zal dan ook proberen om haar machtspositie te heroveren tijdens de Belgische revolutie.
b) 19de eeuw
▪ °industrieel kapitalisme: burgerij
▪ Kerk verliest bezittingen door de Franse revolutie
→ Willem I = “Verlicht Despoot” → hij steunt de industrie
John Cockerill
= een ondernemer dat begonnen is met staalfabrieken en de steenkoolindustrie in Wallonië.
= is het ondernemersgezicht van de industriële revolutie.
3
,De industriële revolutie is een proces waarbij door machines veel meer geproduceerd kan worden.
Degenen die geld hebben, de kapitalisten, kunnen de machines kopen en op korte termijn heel klein
worden.
→ John Cockerill stond in de gunst van Willem I en later Leopold I. Hij zorgde voor verstoring in het
evenwicht aan de top.
Voor de Franse revolutie Door de Franse revolutie
adel en clerus op hoogste trap de industriëlen komen erbij die heel snel rijk
worden, maar (meestal) niet rijk geboren
worden, of niet van een kerkelijk of adellijk
milieu komen. Ze schieten omhoog op de trap,
krijgen economische macht en eisen ook
politieke macht.
→ zorgt voor twee problemen:
1. Economisch:
De adel is niet blij met de nieuwe industrialisering, hij leeft van vaste opbrengsten en ziet
opeens dat andere veel rappere opbrengsten krijgen.
2. Cultureel:
Je hebt God niet nodig om uit te leggen waarom je winst maakt, hoe je fabriek werkt. De
machine werken toch volgens de wetten van de fysica.
→ Ondernemers worden minder katholiek en gelovig.
Willem I steunt voluit de industrieën, hij heeft nl. het kanaal Gent-Terneuzen aangelegd, hij is populair
bij de bankiers en ondernemers in Antwerpen. Zo krijgt Willem I problemen met de Katholieke Kerk.
Willem I bevoordeelt geen enkele kerk, zoveel mogelijk macht geven aan de staat.
4
,Voor 1789 waren onze gebieden verdeeld in vorstendommen, het bestuur was heel lokaal
▪ Brussel, Gent, Brugge, Antwerpen, Namen… allemaal deel van de Zuidelijke Nederlanden
▪ Oude vorstendommen vinden dat zij een eigen grondwet hebben, een eigen constitutie
▪ Macht < vorst < God
conservatief, katholiek
▪ Maar: vorst regeert met de drie standen → De standenvergaderingen in die tijd die kwamen
uit een religieuze idee, dat de koning moet regeren met drie standen samen, maar de Franse
revolutie is hier tegen. De standenmaatschappij moest verdwijnen. De Franse revolutie ging
van uit dat er één grondgebied, één wetboek en één centraal bestuur was. (De Fransen hebben
zo ook de moderne administratie uitgevonden.)
“Statenvergaderingen”
elke provincie onafhankelijk
(“confederaal systeem”)
vb Vlaanderen
vb Brabant → het parlement van Brabant was zeer machtig, ze konden de koning zelf
verbieden om belastingen te innen
vb Henegouwen
▪ Zuidelijke Nederlanden ↔ Luik (apart)
61% inwoners Nederlandstalig
35% Franstalig
Rest Duitstalig
▪ Schoonmoederregime (VK/Republiek)
Lokale elites van hier hadden niet veel te zeggen over het buitenlands beleid, het buitenlands beleid
werd erdoor gedicteerd dat ons gebied een buffer was tussen Nederland, Frankrijk, Groot-Brittannië
en het Heilig Roomse Rijk. Men was een stootkussentje die de Europese oorlogen moest voorkomen.
(Bufferstaat: Een bufferstaat is een land dat tussen twee rivaliserende en mogelijk vijandelijke
grootmachten ligt. Het land bestaat dan ook expliciet om een conflict tussen de twee landen te
voorkomen.)
5
, c) Frans regime
1795: “België” deel van Frankrijk
→ eenheidsstaat: Fransen maken een einde aan het particularisme
→ departementen ipv vorstendommen - vorming soevereine natie van de Franse republiek
met provincies
Door Franse revolutie:
▪ Afschaffing leenrecht/privileges
→ nationale soevereiniteit
→ openbare verkoop goederen kerk
▪ Nieuw juridisch systeem
→ rechtbanken (Cassatie → Beroep → Eerste Aanleg)
→ Burgerlijk Wetboek, Strafwetboek… : Eén land = één wet voor
iedereen (vb. code civil des français)
→ exit gewoonterecht
Voor de Franse revolutionairen zijn de burgers samen soeverein, de burgers verkiezen de
parlementairen, de vorsten verdwijnen.
▪ Haven Antwerpen weer “vrij”: In schoonmoederregime (18e eeuw) was de haven van
Antwerpen niet vrij, de Nederlanders hebben geprobeerd ze dicht te knijpen tussen einde 16e
eeuw en einde 18e. Je werd daar tegengehouden, moest alles overladen op Nederlands schip
en taks betalen. Door de Fransen werd dit een bloeiperiode van de haven van Antwerpen.
▪ Concordaat tussen Napoleon en de Kerk (1801) → Napoleon maakt een deal met de kerk
→ weddes voor priesters
→ kerkgebouwen beheerd door kerkfabrieken
(teruggegeven door de staat) + (gemeente subsidieert de kerkfabriek)
Als de kerk stopt met boel maken en verzet tegen de moderne staat, dan krijgen de priesters een salaris
van de overheid, priesters en bisschoppen worden betaald door de overheid en recht op pensioen, de
gebouwen van de kerk worden door de gemeente betaald onder het orgaan de ‘kerkfabriek’
6