Het zenuwstelsel
1. Anatomische en functionele indeling van het zenuwstelsel
Anatomische indeling
• Centrale zenuwstelsel CZS
- Hersenen
- grote hersenen (cerebrum)
- kleine hersenen (cerebellum)
- hersenstam (truncus cerebri)
- Ruggenmerg (medulla spinalis)
• Perifere zenuwstelsel PZS
- Zenuwweefsel buiten het CZS
- zenuwen (nervi)
> hersenzenuwen (12)
> ruggenmergzenuwen (31)
Funtionele indeling
• Afferente, sensorische zenuwstelsel
- Informatie van receptoren naar CZS
• Efferente, motorische zenuwstelsel
- Informatie van CZS naar effectoren
- willekeurige, somatische, animale ZS (SZS)
> onder controle van vrije wil
- onwillekeurige, autonome, vegetatieve ZS (ASZ)
> (ortho)sympatisch ZS: fight, fright & flight reacties
> parasympatisch ZS: rest & digest reacties
,2. Celorganisatie ZS
Neuronen/zenuwcellen
Neuronen zijn de functionele eenheden van het zenuwstelsel.
Een multipolair neuron heeft:
• Een cellichaam
- celkern
- geen centriolen -> geen mitose (celdeling) -> geen vervanging na schade
- veel mitochondriën -> veel energieverbruik
- RER en vrije ribosomen – lichaampjes van Nissl -> grijs (grijze stof -> cellichamen)
• Verschillende vertakte, gevoelige dendrieten
- brengen signalen naar cellichaam
• Eén lang axon
- voert signaal weg van cellichaam
• Eén of meer synapsknoppen
Neuroglia/steuncellen
Het CZS bevat vier typen neurogliacellen:
• Astrocyten
Ondersteunen cellichamen en handhaven bloed-hersenbarrière (BHB) via eindvoetjes.
• Oligodendrocyten
Isolatie van axon, dankzij mergschede met myeline -> wit (witte stof -> axonen).
• Microgliacellen
Fagocytose, want afkomstig van witte bloedcellen.
• Ependymcellen
Bekleden centraal kanaal en ventrikels & produceren cerebrospinaal vocht (CSV).
Het PZS bevat twee typen neurogliacellen:
• Satellietcellen
Ondersteunen cellichamen.
• Schwan-cellen
Myelinisatie axon.
2
, Celorganisatie zenuwstelsel
Bloedhersenbarrière (BHB)
• Zeer selectieve doorlaatbaarheid tussen capillairen en zenuwweefsel in hersenen
- alleen kleine vetoplosbare verbindingen zoals O2, CO2, hormonen, alcohol, cafeïne,
drugs, …
- grote moleculen zoals glucose hebben transporteiwitten nodig om door barrière te
raken
• Bouw
- tight junctions tussen endotheelcellen van capillairen
- dikke basale membraan
- eindvoetjes van astrocyten
• Voordeel
- bescherming tegen schadelijke stoffen en infecties met bacteriën
• Nadeel
- sommige medicatie tegen infecties, kanker, … wordt tegengehouden
3