STAD EN DIVERSITEIT
INHOUD
DEEL 1: Diversiteit in de stad: realiteiten en perspectieven
• College 1: Verstedelijking, migratie en de vele dimensies van diversiteit (Bert De Munck)
• College 2: Stedelijke diversiteit historisch bekeken (Bert De Munck)
• College 3: Stedelijke diversiteit vandaag (Stijn Oosterlynck)
• College 4: Perspectieven op stedelijke diversiteit (Fatima Laoukili)
• College 5: Diversiteit vanuit filosofisch perspectief (Leni Franken)
• College 6: Religie en/in de post-seculiere stad (Bert De Munck & Tine Van Osselaer)
• College 7: Diversiteit ervaren en observeren (Bert De Munck, Stijn Oosterlynck & Leni Franken, +
gastcollege Lise Dheedene)
DEEL 2: Thema’s in stedelijke diversiteit
• College 8: Eerstelijnsgezondheidszorg binnen een grootstedelijke context (Roy Remmen & collega’s)
• College 9: Discriminatie op stedelijke woon- en arbeidsmarkt (Pieter Paul Verhaeghe, VUB)
• College 10: Stedelijke mobiliteit, duurzaamheid en burgerwetenschap (Thomas Van Outrive)
• College 11: De meerstemmige stad: dialogeren in diversiteit (Dieter Vermandere & Mieke
Vandenbroucke)
• College 12: Identiteitsvorming in steden (Rochanack Shaery-Yazdi & Imane Kostet)
• College 13: Stedelijk diversiteit en- inburgeringsbeleid (Sandy Peeters (Atlas))
COLLEGE 1: VERSTEDELIJKING, MIGRATIE EN DE VELE DIMENSIES VAN DIVERSITEIT
DOEL EN INHOUD LES 1
• Schetsen historisch belang van relatie tussen stad, migratie en diversiteit
• Zicht op structurele oorzaken en lange termijn- evoluties van migratie en diversiteit
• Historische analyse van
- vormen en types van migratie en diversiteit
- het verband tussen migratie, diversiteit, ongelijkheid en integratie
• Wijzen op de verschillende met elkaar verbonden dimensies van diversiteit (intersectionaliteit)
Focus op Europese steden vanaf de Middeleeuwen
1
,MIGRATIE ALS OORZAAK VAN VERSTEDELIJKING EN STEDELIJKE DIVERSITEIT
HISTORISCH VERBAND TUSSEN VERSTEDELIJKING, MIGRATIE EN DIVERSITEIT
• Verstedelijking in Europa neemt stelselmatig toe vanaf ca. jaar 1000
• Meer mensen gaan in de stad wonen, steden groeien, ...
> en dat komt bijna uitsluitend door migratie (mensen trekken naar de stad)
• Relatief weinig mensen in steden voor ca. 1800, maar steden wel zeer divers (een derde tot de helft
van de inwoners elders geboren)
• Urbanisering enkel mogelijk dankzij permanente migratie van platteland naar stad (in premoderne
steden door het ‘urban graveyard effect’)
• Urban graveyard effect: een stad zonder migratie in de vroegmoderne en middeleeuwse
periode wordt kleiner en verdwijnt, omdat er in de stad elk jaar meer mensen sterven dan er
geboren worden
> discussie hoe dit komt (infectieziekten, hygiëne, meer alleenstaanden, later huwelijk, ...)
• Er is elk jaar een netto geboortetekort tussen de 16e en 18e eeuw
> maar je moet onderscheid maken tussen netto migratie en netto aangroei
> netto migratie is systematisch hoger dan de netto aangroei: er gaan meer migranten naar
de stad dan dat de stad aangroeit, omdat er een geboortetekort is in de stad
• Betekent nog niet dat er veel mensen in de stad wonen, we hebben het over de periode voor 1800 en
gemiddeld minder dan 15% woont op dat moment in de stad
• Nu is dit in Europa op veel plaatsen rond de 80-90%
• Maar binnen de steden is de diversiteit wel bijzonder groot
> diversiteit in de stad is geen recent fenomeen
> In veel wijken in de 16e eeuw: 3/4de van de mensen waren niet in de stad geboren
• Het onderscheid tussen stad en platteland was in die periode cultureel gezien ook groter
• ‘Nettomigratie’ slechts fractie van reële mobiliteit (belang van permanente uitstroom)
OORZAKEN MIGRATIE NAAR DE PRE- MODERNE STAD
• Waarom gaan mensen naar de stad verhuizen?
- Push factoren (verklaren waarom mensen ergens weg willen)
- Pull factoren (verklaren waarom mensen naar een bepaalde plaats trekken)
• Migratie gedreven door pushfactoren op het platteland
- Oorlogen, gebrek aan grond en kansen, … (veel oorlogen werden uitgevochten op het
platteland en de stad bood dus bescherming)
2
, - Proletarisering (ook al voor de industrialisering)
> wanneer je alleen kan leven van het verkopen van je arbeid en dus in loondienst te gaan
> je hebt geen productiemiddelen (eigen grond, bedrijf, ...)
> maar op het platteland heb je geen dienstensector, dus geproletariseerde landbouwers
hadden weinig keuze
> trokken naar de stad en hoopten daar werk te vinden
• Vraag naar arbeid, kennis en kapitaal in de stad (pull factoren)
- Ongeschoolde arbeid (bvb. in de haven), dienstpersoneel (bvb. bij de burgerij), …
- Handelaars, geschoolde ambachtslui, …
• Specifieke instellingen en diensten in de stad (pull factoren)
- Universiteiten, academies, …
- Armenhuizen, godshuizen, …
• Deze verschillende redenen verklaren het profiel van de migrant, wanneer de migratie plaatsvindt,
sociale dynamieken in de stad, ...
KENMERKEN MIGRATIE IN DE PRE- INDUSTRIËLE PERIODE
• Verband tussen aantallen en afstand
- Heeft te maken met afwezigheid van moderne transportinfrastructuur in vroegmoderne stad
- Belang van lokaal ‘demografisch basin’
> als Antwerpen aangroeit is het ‘demografisch basin’ waar de mensen van komen toch rond
Antwerpen, verdere migratie is beperkt
- Belang van netwerken en informatie
• Omgekeerd verband tussen afstand en sociale status
- Migratie van platteland naar stad vaak ongeschoolde arbeiders of dienstmeiden
- Lange afstandsmigratie van handelaars en hooggeschoolden (ook vaklui), vaak tussen steden
> kennis, skills, ...
- Horizontale en verticale migratie
> verticaal: mensen die van het platteland naar de stad gaan
> horizontaal: migratie tussen steden
• Veel niet permanente migratie
- Circulaire en seizoensgebonden migratie
> seizoensgebonden: als er bvb. in de winter weinig werk is op het land naar de stad trekken
> circulaire: voor een bepaalde periode naar de stad trekken (bvb. als dienstmeid) en dan
terug gaan
3
, - Landlopers en ‘vagebonden’
Grenzen deden er nauwelijks toe (behalve stedelijke)
> landsgrenzen deden er niet echt toe
> de grenzen van de stad zelf doen er wél toe, er waren bvb. stedelijke vormen van burgerschap
INDUSTRIALISERING EN URBANISERING IN DE 19 D E EEUW
Industrialisering 19e eeuw: opkomst van fabrieken en industrie in en rond steden
+ tegelijkertijd in de 19e eeuw: heel veel armoede op het platteland (‘arm Vlaanderen’)
• Trek naar steden
> ondanks verdwijnen ‘urban graveyard’ effect: fertiliteit verhoogt en mortaliteit daalt, betere hygiëne
• Nieuwe steden (voor het eerst sinds Middeleeuwen)
> bvb. Charleroi, Verviers, ...
• Meer nood aan permanente migratie door industrialisering
• ‘Democratisering’ lange afstandsmigratie
> meer mensen gaan langere afstanden afleggen (ze hebben werkzekerheid voor een bepaalde tijd)
> in de 19e eeuw gaat reizen sneller en is het goedkoper
URBANIZERING IN EUROPA, LANGE 19 D E EEUW
• Trend: urbanisering neemt erg toe vanaf industrialisering plaatsvindt
• Ondanks het urban graveyard effect
OORZAKEN VAN NEGENTIENDE-EEUWSE VERSNELLING EN TRANSFORMATIE
• Demografische groei en stijgende productiviteit landbouw
• Economische problemen en verarming platteland
• Nood aan permanente arbeid in de stad (vaak ook ongeschoolde arbeid)
• Technologische ontwikkelingen (in industrie en transport)
MIGRATIE IN EUROPA, 20STE EEUW
• Spectaculaire ontwikkelingen nemen af
• De nieuwe wereld als ‘uitlaatklep’ vanaf mid- 19de eeuw (voor verarmde boeren, Joden, …)
- Er is heel veel emigratie: boeren trekken naar de nieuwe wereld (VS, ...) en dus uit Europa
- Europa is eind 19e eeuw en eerste helft 20e eeuw een emigratiecontinent
• Stagnatie (stabilisatie) in interbellum door
- afname fertiliteit en verdwijnen dynamiek op het platteland (dat nu ook veel minder bevolkt
is)
4