Politicologie
H1: POLITIEK
1. Wat is politiek
DEF: Ordenen en besturen van een territoriaal afgebakende samenleving door middel van
machtsuitoefening
Politiek is alles wat te maken heeft met het besturen van een samenleving.
Politiek is overal waar er regels bestaan.
Bv: verenigingen, scholen, bedrijven
Politeia (politika)
Territoriaal Niet-territoriaal
Omvattend en dwingend Functioneel en vrijblijvender
Bv: Gemeenten, regio’s, landen, EU, NAVO, VN Bv: Vrijetijdsverenigingen, bedrijven, scholen
Variatie
Staatsinrichting & instellingen
Gedrag: strategie & conflict/samenwerking (doelbewust optreden)
Beleid
2. Evolutie reikwijdte van politiek
Nachtwakersstaat – 19e eeuw
Politiek = beperkte aangelegenheid (minimal)
Burgerlijke rechten en vrijheid, basisregels (bv eigendomsrecht) + waken:
justitie, binnenlandse zaken
Bescherming grenzen: defensie, buitenlandse zaken
Belastingen: financiën
Sociale welvaartstaat – 20ste eeuw
o Politiek = ingrijpende aangelegenheid – nanny
o Arbeidersbeweging tegengaan van nefaste gevolgen vrij economisch
handelen door sociale bescherming
o Verzorgingsstaat: gezondheid, onderwijs, werkgelegenheid, sociale zekerheid
Regulerende staat – 21ste eeuw
o Politiek = allesomvattende impact op dagelijks leven
H2: STAAT EN MACHT
1. Wat is macht?
Bindende regels
Politieke regelgeving kan alleen functioneren (effectief sturen) als ze ook opgelegd
worden aan de leden van de samenleving
o Gevolgen van de niet-naleving regels: sancties, dwangmiddelen
Burgerlijke ongehoorzaamheid: Individuele burgers of groepen burgers
verzetten zich principieel tegen een aantal regels, en geven daarmee aan dat
1
, zij het er niet mee eens zijn. Middel dat gebruikt wordt om fundamenteel
onrecht aan te klagen.
1) Vorm van protest die steunt op morele overwegingen en die stelt een
vorm van fundamenteel onrecht aan te klagen.
2) Vreedzaam protest: geen geweld, redenen om wet te overtreden
worden toegelicht aan bestuur & media, principe van politiek
pluralisme wordt gerespecteerd en actievoerders erkennen dat
anderen het recht hebben er een andere mening op na te houden.
3) Aanvaarden van gevolgen niet-naleving bindende regels
Bv: Spijbelen voor het klimaat, Klimaatklevers, Vrachtwagens op autostrade tegen
stikstofdecreet
We volgen de regels zonder na te denken (geïnternaliseerd)
Bv: Rookverbod in café, gordel in auto, mondmasker (Regels onbewust volgen)
Om de regels op te leggen en af te dwingen oefenen politieke gemeenschappen dus
macht uit over hun leden.
Macht versus gezag
Wanneer burgers zich geen of weinig vragen stellen bij de uitoefening van macht spreken
we van gezag.
Robert Dahl
o Macht: actor A heeft de mogelijkheid om ervoor te zorgen dat actor B een
handeling verricht die B anders niet zou verrichten.
Handeling B is niet noodzakelijk in overeenstemming met wat A wil
(onbedoelde effecten)
Max Weber
o Macht: Mogelijkheid van actor om wil op te leggen aan anderen, ook tegen
eventuele weerstand in.
o Gezag: Verwijst naar machtsuitoefening die aanvaard wordt, die als legitiem
wordt gezien en in de praktijk ook wordt gevolgd.
o 3 vormen van gezag
Traditioneel gezag: Traditie en gewoonte (erfopvolging)
Charismatisch gezag: Persoonlijkheid van de machthebber, aan wie
bijzondere eigenschappen worden toegeschreven.
Bv: Bart de Wever, er wordt voor hem gestemd omwille van zijn karakter
Rationeel-legalistisch gezag: Gezag niet gebonden aan de persoon van
de machthebber, maar berust op respect voor de regels.
Het rationele gezag zal in een moderne samenleving veel zwaarder wegen
dan het traditioneel gezag. In de moderne samenleving vragen we redenen
of rechtvaardigingen voor het uitoefenen van macht eerder dan
machtsuitoefening zomaar te aanvaarden.
Vermogen, veronderstelling en conflict => Macht vindt altijd plaats in een sociale situatie
=> Als we ons niet tegen elkaar verhouden, is er ook geen macht
Legitieme machtsuitoefening uit respect voor de regels: bronnen/types
(democratische) legitimiteit
2
, Input: Met welke signalen uit de samenleving worden allemaal rekening gehouden?
Voorkeuren laten horen via verkiezingen of participatie, representatie.
Bv: Burgerpanels
Troughput: Hoe worden die regels gemaakt?
Kwaliteit besluitvormingsprocedures
Bv: Burgerparticipatie
Output: De regels die gemaakt zijn efficiënt? Moet die regel dan aanvaard worden?
Probleemoplossend, welvaarts-verhogend vermogen, responsiviteit
Macht omdenken
3 faces of power - Steven Lukes
1) Power of decision-making/beslissen en bevelen
‘Naakte’ machtsuitoefening, zichtbaar
Sancties, dwangmiddelen
Steeds vaker geproblematiseerd
Bv: Maximumsnelheid
2) Non-decision-making power/agenda-setting (Bachrach & Baratz)
Prioriteit van thema’s op politieke agenda (≠ richting van beleid)
Positief: Aandacht genereren, zichtbaar
Bv: Boek over uitbuiting bevolking
Negatief: Verhinderen dat bepaalde thema’s worden behandeld, onzichtbaar
Uitoefening van macht is minder zichtbaar
Bv: Reguleren luchtverontreiniging versus vrijwaren van werkgelegenheid
3) Ideological power/ideologische hegemonie
Bepalen wat er gedacht wordt, bestaande orde niet ter discussie stellen,
onzichtbaar
Cultureel kader
Bv: Neoliberale, kapitalistische marktlogica
De macht behoort niet exclusief toe aan de overheidsinstellingen of wordt niet exclusief
op een top-down manier uitgevoerd.
Amartya Sen
Ongelijkheid: macht (onderdrukking) waardoor mensen niet al hun mogelijkheden
ontwikkelen dus geen ‘echte’ vrijheid.
Bv: Ontwikkelingslanden versus rijke landen
2. Macht meten
Macht aantonen en bewijzen is moeilijk
Veel machtsuitoefening is onzichtbaar
o Anticipatie op gevolgen van acties
Macht zit in machtsstrijd tussen actoren, wisselwerking – wederzijds
o Causaliteit van macht vaststellen is bijzonder lastig
Bv: Politieke agenda-setting
o Macht van één actor isoleren is problematisch
Bv: Partijen in een coalitieregering
3
, Macht is vaak alleen negatief
Bv: Veto players
3. Macht van de staat
Niet enkel de staat voert macht uit; andere actoren, zoals burgers en bedrijven, oefenen ook
macht uit. Als het over zichtbare macht (beslissingen en bevelen) gaat, dan is het wel
duidelijk dat de staat over veel machtsinstrumenten beschikt. Doorheen de tijd stapelde de
staat veel macht.
Staat concentreert veel macht
Proces van staatsvorming: Natiestaat is langzaam gegroeid doorheen de tijd
1) Steeds grotere concentratie van machtsmiddelen (geld, expertise) om in te zetten
voor het reguleren van de samenleving. Ten koste van concurrenten: kerk, adel,…
waardoor het politieke systeem vrij spel heeft gekregen.
2) Verwerving van legitimiteit: Aanvaarding van de overheid als een geldige
gezagsdrager. Ten koste van andere bronnen van gezag: lokale elites, kerk.
3) Depersonalisatie van gezag (rationaal-legalistisch): De legitimiteit is niet langer
afhankelijk van het charisma of de populariteit van één bepaalde leider, maar wordt
bepaald door het geheel van regels en instellingen.
Evolutie van de 3 vormen van gezag.
4) Homogenisering: politieke systemen streven ernaar de regels op eenzelfde manier
toe te laten passen op het gehele grondgebied.
Moderne natiestaat die een grote mate van legitimiteit geniet en bijzonder veel
machtsmiddelen kan inzetten om zijn regels te laten naleven.
Natiestaat want bevolking, taal en cultuur (‘de natie’, ‘het volk’) vallen samen onder
één staat.
Er valt niet aan staatsmacht te ontkomen (ondanks vervagende grenzen): er is steeds
politiek (en dus machtsuitoefening) daar waar mensen samenleven.
Art 33. GW: “Alle machten gaan uit van de natie. Zij worden bepaald op de wijze bij de
Grondwet bepaald.”
Staat= “human community that successfully claims the monopoly of the legitimate use of
physical force within a given territory” (Weber)
Monopolie op legitiem geweld
= De staat mag al enige geweld gebruiken om de regels van de samenleving op te leggen en af
te dwingen. Burgers of niet-overheidsorganisaties mogen in principe nooit geweld gebruiken
tenzij in heel duidelijk afgebakende gevallen, bijvoorbeeld het recht op wettelijke
zelfverdediging. Als ze dat toch doen, maken ze zich schuldig aan een strafbaar feit.
Staatsgeweld moet proportioneel zijn: Het geweld moet in verhouding zijn met de
daad. Als de verdachte is aangehouden, moet het gebruik van geweld onmiddellijk
ophouden.
Bv: Politie mag niet aan etnische profilering doen. (George Floyd)
Alleen geweld dat nodig is voor doel (noodzakelijkheid)
Bv: Foltering
4