VENNOOTSCHAPSRECHT
1 WETTELIJKE CONTEXT
1.1 VENNOOTSCHAPPEN EN VERENIGINGEN
Groeperingen /
Verenigingen sensu
lato
Verenigingen sensu
Vennootschappen stricto
Vennootschappen Verenigingen zonder
Vennootschappen met Verenigingen met
zonder rechtspersoonlijkheid
rechtspersoonlijkheid rechtspersoonlijkheid
rechtspersoonlijkheid Bv. Feitelijke
Bv. NV CV BV Bv. VZW
Bv. maatschap vereniging
Sensu lato = in ruime zin
Sensu stricto = in enge zin
Verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid: feitelijke verenigingen
REDENEN OM DE OPRICHTING VAN VENNOOTSCHAPPEN TE VERKLAREN
Samenwerken op voet van Samenwerking die niet haar grond vindt in een gezagsverhouding (arbeidsovereenkomst:
gelijkheid en billijkheid daar is een arbeider ondergeschikt) maar in een geest van maatschap. (Geen
ondergeschiktheid, iedereen is gelijk)
Delen van de winsten.
Samenwerking van arbeid en Kapitaalkrachtige personen zoeken inventieve vennoten die met hun arbeid die kapitalen
kapitaal kunnen laten renderen.
Personen met een idee of een project zoeken een geldschieter om het te kunnen uitwerken.
Kapitaal en het idee kunnen samenwerken
Mogelijkheid tot beperking van Personen staan met hun hele vermogen in voor hun schulden.
de aansprakelijkheid Het is dus mogelijk om door te werken via een ven om bepaalde professionele risico’s te
(gehoudenheid) gaan isoleren binnen een bepaalde entiteit
→ Scheiding privépatrimonium – risico’s professionele activiteit
Fiscale redenen Drukken inkomstenbelastingen (34% vennootschapsbelasting vs progressieve tarieven van
de personenbelasting van 25% tot 50%)
Te relativeren (bv. roerende voorheffing bij uitkering van dividenden (30%) ...).
Beheer en verdeling van Soepelere manier om het familiepatrimonium te vererven tussen de kinderen / erfgenamen
familiepatrimonium
Uitgewerkte structuur en organisatie (bestuursorgaan, algemene vergadering, rapporteringsverplichtingen) voor de
actoren van de onderneming
…
1.2 WETTELIJKE CONTEXT
1
,1.2.1 INVLOED VAN HET EUROPESE RECHT OP HET VENNOOTSCHAPSRECHT
Gelijkwaardige bescherming voor aandeelhouders (AH) Vrije vestiging van ondernemingen
Eengemaakte markt voor
Concurrentie bevorderen financiële diensten en Grensoverschrijdende samenwerking
producten
1.2.1.1 EUROPESE BRONNEN VAN HET VENNOOTSCHAPSRECHT
- Richtlijnen: een regel die de landen zelf nog moeten omzetten naar nationaal recht, men moet omzettingswetgeving maken.
o (Richtl. Eur. Parl. en Raad nr 2017/1132, 14 juni 2017 aangaande bepaalde aspecten van het vennootschapsrecht
(codificatie), PB.L. 30 juni 2017, afl. 169, 46)
- Verordeningen: een bindende rechtshandeling die in de hele EU van toepassing is. Deze is direct toepasbaar in het nationaal
recht.
o “Societas Europaea” of “SE”: Verordening (EG) 2157/2001 van 8 oktober 2001 van de Raad betreffende het statuut
van de Europese vennootschap (SE), P.B. L. 294, 10 november 2001
o “Societas Cooperativa Europaea” of “SCE”: Verordening van de Raad 1435/2003/EG van 22 juli 2003 betreffende
het statuut voor een Europese Coöperatieve Vennootschap (SCE), P.B. L. 207, 18 augustus 2003
o “Europees Economisch Samenwerkingsverband” of “EESV”: Verordening (EEG) 2137/85 van 25 juli 1985 van de
Raad tot instelling van Europese Economische Samenwerkingsverbanden, PB. L. 199, 31 juli 1985
1.2.2 NATIONALE BRONNEN VAN HET VENNOOTSCHAPS- EN VERENIGINGSRECHT
- Het Wetboek van Vennootschappen 7 mei 1999 (W.Venn.)
Vroeger recht
- Wet 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de Europese
politieke partijen en stichtingen (VZW-wet)
- Uitvoeringsbesluiten
Huidig recht - Het Wetboek van vennootschappen en verenigingen 23 maart 2019 (WVV)
- Uitvoeringsbesluit
1.2.2.1 HET WETBOEK VAN VENNOOTSCHAPPEN EN VERENIGINGEN
Basisstructuur van het WVV: 5 Delen die verder opgedeeld zijn in 14 Boeken
Deel 1: Algemene bepalingen Deel 3: De verenigingen en stichtingen
- Boek 1: Inleidende bepalingen - Boek 9: VZW
- Boek 2: Bepalingen gemeenschappelijk aan de - Boek 10: IVZW
rechtspersonen geregeld in dit wetboek - Boek 11: Stichtingen
- Boek 3: De jaarrekening
Deel 4: Herstructurering en omzetting
Deel 2: De vennootschappen - Boek 12: Herstructurering van vennootschappen
- Boek 4: De maatschap, de vennootschap onder firma - Boek 13: Herstructurering van verenigingen en
en de commanditaire vennootschap stichtingen
- Boek 5: De besloten vennootschap - Boek 14: Omzetting van vennootschappen,
- Boek 6: De coöperatieve vennootschap verenigingen en stichtingen
- Boek 7: De naamloze vennootschap
- Boek 8: Erkenning van vennootschappen Deel 5: Europese vennootschapsvormen
2
,1.2.2.2 UITGANGSPUNTEN DIE VERLATEN WORDEN
In het WVV werden een aantal klassieke uitgangspunten van het vroeger recht verlaten:
- Het winstoogmerk als criterium van onderscheid tussen vennootschappen en verenigingen
- Het onderscheid tussen burgerlijke vennootschappen en handelsvennootschappen
- De pluraliteit of meerhoofdigheid als vereiste bij vennootschappen
- De uitgebreide waaier aan vennootschapsvormen
- De werkelijke zetelleer
A EXIT WINSTOOGMERK ALS CRITERIUM VAN ONDERSCHEID
- Het winstoogmerk als criterium van onderscheid tussen vennootschappen enerzijds en verenigingen anderzijds is definitief
verlaten.
- Als criterium geldt thans de al dan niet toelaatbare (rechtstreekse of onrechtstreekse) winstuitkering onder de leden van de
groepering.
Art. 1:1 WVV
“Een vennootschap wordt opgericht bij een rechtshandeling door één of meer personen, vennoten genaamd, die een inbreng doen. Zij heeft
een vermogen en stelt zich de uitoefening van één of meer welbepaalde activiteiten tot voorwerp. Een van haar doelen is aan de vennoten een
rechtstreeks of onrechtstreeks vermogensvoordeel uit te keren of te bezorgen.”
Opmerking:
- “Doel” (vroeger recht) werd “voorwerp” (huidig recht)
- “Oogmerk” (vroeger recht) werd “doel” (huidig recht)
Art. 1:8 WVV
Ҥ 1. De inbreng is de handeling waarbij een persoon iets ter beschikking stelt van een op te richten of een bestaande vennootschap, met het
oogmerk vennoot ervan te worden of zijn aandeel in de vennootschap te vergroten, en derhalve deel te nemen in de winst.
§ 2. De inbreng in geld is de inbreng van een geldsom.
De inbreng in natura is de inbreng van enig ander lichamelijk of onlichamelijk goed.
De inbreng in nijverheid is een verbintenis om arbeid of diensten te presteren. Hij vormt een inbreng in natura”
Art. 1:2 WVV
“Een vereniging wordt opgericht bij een overeenkomst tussen twee of meer personen, leden genaamd. Zij streeft een belangeloos doel na in
het kader van één of meer welbepaalde activiteiten die zij tot voorwerp heeft. Zij mag rechtstreeks noch onrechtstreeks enig
vermogensvoordeel uitkeren of bezorgen aan de oprichters, de leden, de bestuurders of enig andere persoon behalve voor het in de statuten
bepaald belangeloos doel. Elke verrichting in strijd met dit verbod is nietig.”
Art. 1:3 WVV
“Een stichting is een rechtspersoon zonder leden, opgericht bij rechtshandeling door één of meer personen, stichters genoemd. Haar
vermogen wordt bestemd om een belangeloos doel na te streven in het kader van één of meer welbepaalde activiteiten die zij tot voorwerp
heeft. Zij mag rechtstreeks noch onrechtstreeks enig vermogensvoordeel uitkeren of bezorgen aan de stichters, de bestuurders of enig andere
persoon, behalve voor het in de statuten bepaald belangeloos doel. Elke verrichting in strijd met dit verbod is nietig.”
- De vennootschap, de vereniging én de stichting zijn alle ondernemingen, die een economische activiteit uitoefenen.
- De vereniging en de stichting mogen economische activiteiten van industriële of commerciële aard verrichten, zelfs in
hoofdorde, voor zover dit gebeurt om zich de nodige middelen te verschaffen voor hun belangeloos doel.
3
, - Een vereniging mag bijgevolg handelen met een winstoogmerk, maar zij mag in geen geval, rechtstreeks of onrechtstreeks,
winsten uitkeren (zie art. 1:4 WVV).
Economische activiteit E A van industriële en Winstoogmerk maar geen winst
commerciële aard uitkeren
Vennootschap x x
Stichting x x
Vereniging x x
- Met de afschaffing van het winstoogmerk als onderscheidend criterium in het groeperingsrecht werd geopteerd om het
vennootschapsrecht en het verenigingsrecht onder te brengen in één en hetzelfde wetboek.
o Gelijkenissen tussen vennootschappen en verenigingen
o Verschillen tussen vennootschappen en verenigingen
o Boek 2 bevat “Bepalingen gemeenschappelijk aan de rechtspersonen geregeld in dit wetboek”.
B EXIT ONDERSCHEID TUSSEN BURGERLIJKE EN HANDELSVENNOOTSCHAPPEN
Het onderscheid tussen burgerlijke en handelsvennootschappen werd op 1 november 2018 afgeschaft ingevolge de Wet van 15
april 2018 houdende hervorming van het ondernemingsrecht.
C EXIT VAN DE MEERHOOFDIGHEID ALS VEREISTE
- Een vennootschap kon op grond van het oude vennootschapsrecht niet eenhoofdig worden opgericht
o Uitzondering: EBVBA
- De vennootschap waarvan alle aandelen door één vennoot werden aangehouden, werd in beginsel van rechtswege ontbonden
op grond van het oude vennootschapsrecht.
o Uitzonderingen: BVBA, NV
- De eenhoofdigheid is het huidige uitgangspunt voor vennootschappen in het WVV (art. 1:1 WVV).
o Uitzonderingen (wél meerhoofdigheid):
De maatschap: minstens 2 maten (art. 4:1 WVV).
De CV: minstens 3 aandeelhouders (art. 6:4 WVV).
De definitie propageert de eenhoofdigheid wel als de regel voor vennootschappen. Bij nader toezien geldt deze enkel voor de
BV en de NV.
- De meerhoofdigheid blijft het uitgangspunt voor verenigingen (art. 1:2 WVV).
D EXIT DE UITGEBREIDE WAAIER AAN VENNOOTSCHAPSVORMEN
Art. 2 W.Venn (oud) Art. 1:5 WVV (nieuw)
Maatschap Maatschap
Stille (handels)vennootschap
Tijdelijke (handels)vennootschap
V.O.F. VOF
Comm.V CommV
BVBA (+ varianten EBVBA en S-BVBA) BV
CVBA CV
CVOA
VN VN
Comm.VA
ESV
SE SE
SCE SCE
LV
+ VSO (als variant)
4