Dit document bevat meer dan 70 meerkeuzevragen met stellingen die op het examen wijsbegeerte komen. Dit examen is jaarlijks bijna helemaal hetzelfde. Ik haalde een 12/20 in eerste zit.
Historisch Overzicht van de Wijsbegeerte : Meerkeuzevragen
Eén van de vijf beweringen (A, B, C, D, E) bevat een fout, de vier andere zijn correct. Vul op het
antwoordblad het vakje in overeenkomend met de foutieve bewering.
Meerkeuzevragen. Voorbeeld:
a) De brieven van Paulus zijn gebaseerd op een niet bewaarde Quelle die ook de bron is
van het evangelie van Marcus.
b) Volgens Socrates en Plato was een rationele fundering van moraal en politiek
noodzakelijk en mogelijk, terwijl de sofisten een dergelijke fundering onmogelijk
achtten.
c) Zintuiglijke gegevens zijn volgens Kant, Locke en Hume onontbeerlijk om
natuurwetenschap mogelijk te maken.
d) Het historisch materialisme is meer verwant met het sociologisch dan met het
cultureel relativisme.
e) Volgens David Hume is inductie geen logische procedure.
1.
a) Er bestaan in de ervaringswetenschappen predikaten die noch observatietermen zijn, noch
operationeel definieerbaar, en die toch betekenisvol worden gebruikt.
b) Kant's visie op de natuurwetenschappen is duidelijk in strijd met deze van het strikte
rationalisme.
c) Sommige waarnemingen zijn op grond van de quasi-zekere theorieën te beschouwen als
onwaarschijnlijk ; zij moeten daarom aan strengere controle worden onderworpen dan de
meer probabele waarnemingen.
d) Zowel het ethisch als het cognitief relativisme werden geïntroduceerd in de 5e eeuw voor
Christus.
e) De rationele psychologie behoort tot de inductieve wetenschappen. behoort tot de
metafysica specialis
2.
a) In feite kan de mens drie doeleinden nastreven in zijn poging tot kennisverwerving: hij
kan de kennis zoeken omwille van de kennis zelf; hij kan kennis omwille van menselijk
nut nastreven en tevens om wereldbeschouwelijke redenen : om beter zijn plaats en rol in
de wereld te begrijpen.
b) De formulering van het principe van behoud van energie lag aan de basis van
de ontwikkeling van de stoommachine ; deze ontdekking leidde op zijn beurt tot de
thermodynamica.
c) Wanneer de positivisten beweren dat men alle problemen met de positief-
wetenschappelijke benadering moet proberen oplossen, bedoelen zij hiermee alleen de
cognitieve, niet de emotieve.
d) Het streven naar de realisatie van individueel geluk en een gebrek aan belangstelling voor
de maatschappij-ordening, vindt men zowel in het Neoplatonisme als in het Epicurisme.
e) Noch in de Oudheid, noch in de Middeleeuwen bemerken we een duidelijke kloof
tussen mensen die aan natuurwetenschappen doen en deze welke filosofie bedrijven.
,3.
a) Op het gebied van de praktische moraal is er verwantschap tussen Scepticisme en
Epicurisme, maar een duidelijke tegenstelling van de moraal van deze beide en die van het
Neoplatonisme en het Christendom.
b) Volgens Kant is het onmogelijk een ontologie te ontwerpen.
c) Hoewel Descartes een zeker vorm van mechanicisme aanhing, zou hij toch het
mechanicistisch determinisme van Laplace niet hebben aanvaard.
d) Het zekerheidskarakter van de Griekse wiskunde is o.m. te wijten aan de beperking tot
figuren die met passer en lineaal kunnen getekend worden, zodat de controle door
ervaring mogelijk was. geen controle door ervaring (?)
e) De meest bekende vorm van relativisme hebben betrekking op het cognitieve en het
ethische, maar in principe is een relativisme op esthetisch gebied eveneens mogelijk.
4.
1. Wanneer men stellingen bewijst door het laten 'samenvallen' van delen van getekende
figuren, bestaat het gevaar dat het bewijs alleen voor de getekende figuur geldt; reeds bij
Thales van Milete was het besef aanwezig van dit probleem.
2. De eerste figuur die op wereldbeschouwelijk gebied conclusies trok uit de
Copernicaanse astronomie, was Galilei.
3. In verband met de metafysica vertonen de opvattingen van de positivisten een
overeenkomst met de opvattingen van Kant; op het gebied van de ethica was dit zeker niet
het geval. positivisme: ethiek moet geluk vermeerderen, kant: ethiek is plicht
4. In de 19e eeuw stellen we een desinteresse vast bij de wetenschapsmensen ten aanzien
van algemenen kennistheoretische problemen.
5. Het essentieel onderscheid tussen de Archimedische en de experimentele methode ligt
niet in het verschil van opvatting over de rol van de wiskunde.
5.
1. Ervaringswetenschappen zoals de kunstgeschiedenis of de taalkunde worden door de
positivisten niet verworpen.
2. Bij de fundering van onze zekerheden legt Kant een grotere nadruk op het subject dan
Plato.
3. Een volledig axioma-systeem kan consistent zijn, maar een inconsistent systeem is steeds
volledig.
4. Zowel in de wijsbegeerte als in de openbaringsgodsdienst vindt men een streven naar
rationaliteit in de brede zin van het woord. In de mythe is dit niet echt het geval.
5. Het zou een vergissing zijn te menen dat waarnemingen op het gebied van de fysica en
van de parapsychologie aan juist dezelfde strenge controle-eisen moeten voldoen.
6.
1. In de opvatting van Descartes werden axioma's beschouwd als de meest evidente
bewering; Bij Hilbert is dit niet meer het geval.
2. In het eerste hoofdstuk van de cursus is een strekking aanwezig om het irrationalisme te
verwerpen maar ook om afstand te nemen van het scientisme.
3. Een van de uiteindelijke doelen van de wetenschap bestaat in het vinden van een
verklaring voor de axioma's van een overkoepelende eenheidswetenschap.
4. Het verklaringsbeginsel dat in de hedendaagse moleculaire biologie wordt gehanteerd,
verwerpt de teleologie van Aristoteles maar veronderstelt ook niet de vormleer van Plato.
5. In de Griekse wiskunde werd de irrationaliteit van de vierkantswortel uit 2 niet alleen
vastgesteld, maar ook bewezen.
, 7.
1. De 'rationele' psychologie behoort tot de gedragswetenschappen.
2. De vraag of een axiomastelsel volledig is, is niet een kwestie van elegantie.
3. Het probleem van de wiskunde staat in het psychologisme meer centraal dan in het
historisch relativisme.
4. Zowel op ethisch als op cognitief vlak is het relativisme evenzeer in strijd met Plato als
met Kant.
5. Bij Lamettrie vinden we een authentieke vorm van materialistisch monisme.
8.
1. Bij zijn ontwikkeling van de experimentele mechanica werd Galilei niet beïnvloed door
Copernicus. isaac newton wel
2. Zowel Plato als Descartes hangen een dualisme aan, toch verschillen hun opvattingen
over de eigenschappen van de materie.
3. Intuïtonisten zijn wel constructivisten maar geen platonisten.
4. De mechanica kon pas in de 17e eeuw worden ontwikkeld, omdat hiervoor eerst de
experimentele methode moest ontdekt worden. MECHANICA IS DE MOEDER VAN
DE EXPERIMENTELE METHODE
5. Door intersubjectiviteit kan de betrouwbaarheid van waarnemingen worden vergroot; toch
verschaffen zulke waarnemingen geen volstrekte zekerheid.
9.
1. Het zintuigelijk aspect van de wereld is volgens Plato niet op een volwaardige manier
kenbaar.
2. Tijdens de Middeleeuwen (tot ca. 1500) was er wel een substantiële vooruitgang ophet
gebied van techniek - vergeleken met de Grieks-Romeinse Oudheid - maar niet op het
gebied van meetkunde en algebra.
3. De stelling dat de diagonaal en de zijde van een vierkant onderling onmeetbaar zijn is
equivalent met deze dat de vierkantswortel uit 2 irrationaal is.
4. Het gebied van de wetenschappen dat Windelband ideografisch noemt, heeft een
kleinere omvang dan het gebied van de geesteswetenschappen in de opvatting van Dilthey.
5. Het esssentieel verschil tussen observatie en experiment ligt hierin dat het experiment
vatbaar is voor controle door anderen.
10.
1. De essentiële doelstelling van het experiment is het onderzoek van het verband tussen een
geïntroduceerde en een waargenomen variabele.
2. Studie van menswetenschappen kan leiden tot relativisme ; dit is het gevolg van het feit
dat in deze wetenschappen het menselijk denken en handelen tot object van wetenschap
wordt gemaakt.
3. In Comte's leer van de drie stadia wordt geen rekening gehouden met de
henotheïstische fase (monolatrie).
4. Het sociologisch relativisme kan zich als cognitief relativisme voordoen, maar ook als
ethisch relativisme.
5. Wat betreft het evidentiekarakter van de Euklidische meetkunde staat Kant dichter bij
Descartes en bij Plato dan bij Locke en Hume.
11.
1. In een geformaliseerde theorie is de betekenis (of functie) van alle expliciet
gedefinieerde tekens uiteindelijk gebaseerd op de betekenis (of functie) van een beperkt
aantal impliciet gedefinieerde tekens.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur av6. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €9,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.