Deze samenvatting vat al de belangrijkste informatie samen die te kennen is voor het vak levenslooppsychologie, gegeven in het eerste jaar in de richting orthopedagogie aan HoGent. De ontwikkelingsfasen worden telkens in schemavorm weergegeven. Op het einde zijn er ook 4 pagina's met voorbeeldEXAME...
INLEIDING
1.2 EEN ORIËNTATIE OP DE ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE
1.2.1 EEN DEFINITIE VAN LEVENSLOOPPSYCHOLOGIE/ ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE
Wetenschappelijk studie naar de groei, verandering en stabiliteit van conceptie tot aan de dood
1.2.2 WAT IS ONTWIKKELING?
Ontwikkelen = veranderen van een aanwezige structuur
1.2.3 ACTUELE VRAAGSTUKKEN
Is ontwikkeling continue of discontinue?
Continue: geleidelijk aan verder bouwen op het vorige
Discontinue: ene fase is kwalitatief anders dan de andere, fase afwerken
vooraleer naar volgende fase
Er zijn kritieke en gevoelige perioden
Kritieke periode: specifieke periode waarin een bepaalde gebeurtenis de
grootste consequenties heeft
Gevoelige/ sensitieve periode: extra gevoelig voor omgevingsinvloeden > optimaal voor ontstaan bepaalde capaciteiten
1.2.4 HET LEVENSLOOPPERSPECTIEF
· Iedereen behoort tot een cohort: groep mensen die op dezelfde tijd en plaats geboren zijn
· Normatieve effecten: gebeurtenissen dat de meeste individuen op dezelfde manier ervaren > historisch, leeftijdsgebonden of
socio-cultureel
· Niet-normatieve effecten: niet voor de grote groep (individueel)
1.2.5 HET LEVENSLOOPPERSPECTIEF: UITGANGSPUNTEN
· Levenslang
· Multi-dimensioneel (verschillende domeinen) en multi-directioneel (sommige zaken nemen toe, andere af)
· Plastisch
· Beïnvloed door meerdere, interagerende factoren
1.3 DE REIKWEIDTE VAN HET VAKGEBIED
1.3.1 ONTWIKKELINGSFASEN EN -DOMEINEN
LET OP !!
Er is een horizontale en een verticale samenhang
→ horizontaal: samenhang tussen ontwikkelingsdomeinen binnen één ontwikkelingsfase
→ verticaal: samenhang tussen ontwikkelingsfasen binnen één ontwikkelingsdomein
DE PRENATALE ONTWIKKELING
2.2 PRENATALE GROEI EN ONTWIKKELING
2.2.1 BEVRUCHTING: HET MOMENT VAN DE CONCEPTIE
Bevruchting of conceptie = zaadcel en eicel smelten samen tot één zygote
2.2.2 DE STADIA VAN DE PRENATALE ONTWIKKELING
2.2.2.1 De germinale periode (0 – 2 weken)
Germinale periode
→ zygote deelt zich + nestelt zich in baarmoeder
2.2.2.2 De embryonale periode (2 – 8 weken)
Ontwikkeling in- en uitwendige structuren:
· Endoderm
· Mesoderm
· Ectoderm
embryo heeft kieuwen en soort staart
Begin eerste uiterlijke tekenen zwangerschap
Organogenese = ontwikkeling orgaansystemen
→ kwetsbaar voor ‘aanslagen’: externe schadelijke invloeden of teratogenen
Tot einde van deze periode kan zwangerschap afgebroken worden
2.2.2.3 De foetale periode (8 – 38 weken)
Herkenbaar als ‘minimensje’
Groei en verdere ontwikkeling organen
→ botvorming, lengtegroei en gewichtstoename zijn aanzienlijk
14-16e week: geslacht foetus herkenbaar
Beweging, reageren op prikkels
Bewegingen door moeder gevoeld
= belangrijk psychologisch moment
Laatste 3 maand:
intensieve groeiperiode hersenen
gewichtstoename
– moederlichaam voorziet foetus van antistoffen
Zintuigelijke waarneming?
→ reageert op geluid, verkiest zoete smaken
Haptonomie = relatie proberen opbouwen met kindje vóór geboorte
→ manieren leren om cc te maken met de baby bv. buik op bewuste momenten aanraken
2.2.3 MISKRAAM
Miskraam of spontane abortus = zwangerschap eindigt voordat ontwikkelende kind buiten de baarmoeder kan
overleven (meestal door genetische afwijkingen)
Abortus = vrijwillig zwangerschap beëindigen
2.2.4 FERTILITEITSPROBLEMEN: ALTERNATIEVE ROUTES BIJ ZWANGERSCHAP
Onvruchtbaarheid (infertiliteit) = onvermogen zwanger te worden na 12 – 18 maanden proberen
Andere mogelijkheden:
· kunstmatige inseminatie (al dan niet met een donor) KI(D): zaadcellen door arts direct in baarmoederhals geplaatst
· in-vitrofertilisatie (IVF): bevruchting buiten baarmoeder, eicellen uit lichaam vrouw gehaald en bevrucht in labo
· draagmoeder
2.3 PRENATALE DIAGNOSTIEK EN GENETISCHE ADVISERING
1. Risico’s opvolgen op genetische afwijkingen
2. Genetische afwijkingen in de familie nagaan
In Vlaanderen: 4 genetische centra
→ mogelijkheid vroegtijdige diagnose door genetisch adviseur
→ bij elke prenatale consultatie: controleonderzoeken
Techniek om foetale Uitleg
ontwikkeling te volgen
Echografie D.m.v. geluidsgolven > beeld baby
Nekplooimeting via echo (verdikte nekplooi kan duiden op
chromosoomafwijking)
Tripletest (vervangen Bloedafname
door NIPT) Enkel risicoschattend: geen zekerheid
Vruchtwaterpunctie Met lange naald via de buikwand > vruchtwater opgezogen
Vlokkentest Lange naald via baarmoederwand > stukje placenta (moederkoek) wegnemen
Navelstrengpunctie Rechtstreeks bloedonderzoek
Niet-invasie prenatale Bloedafname
test (NIPT) → Indien een combinatietest (bloedafname & nekplooimeting) aangeeft dat er
een probleem is met de zwangerschap, blijft een vruchtwaterpunctie wenselijk
→ screenen van chromosoomafwijkingen bij alle technieken!
2.3.3 PRENATALE OMGEVINGSINVLOEDEN
Teratogenen = schadelijke invloeden van buitenaf
Rhesusfactor
Als de vader Rh+ is en de moeder Rh- dan kunnen er bij de foetus complicaties ontstaan
→ de moeder zal Rh- antilichamen aanmaken die rode bloedlichaampjes in bloed v/d foetus zullen vernietigen
→ aanleiding tot miskraam, doodgeboren worden, overlijden kort na de geboorte
De leeftijd v/d moeder heeft invloed op gezondheid van zichzelf + kind
Ouder/ te jong → meer risico op zwangerschaps- en geboortecomplicaties
DE GEBOORTE EN DE PASGEBORENE
3.2 DE GEBOORTE
3.2.1 PREMATURITEIT, POSTMATURITEIT EN DYSMATURITEIT
Prematuriteit = bevalling meer dan 3 weken voor de berekende datum
Dysmaturiteit = bevalling op berekende datum, maar lager geboortegewicht
Postmaturiteit = bevalling twee weken of meer na de berekende datum
3.2.2 DE FASEN VAN DE BEVALLING
Weeën (einde prenatale fase) = samentrekkingen baarmoeder
→ in begin af en toe, meer naarmate geboorte nadert
Er komen hormonen vrij: oxytocine waardoor de baarmoeder samentrekt
Heel veel vrouwen kiezen tijdens geboorteproces voor epidurale verdoving = inspuiting in ruggenmerg > gedeeltelijk verdoofd
(wel bewust bevalling meemaken)
1e fase: de ontsluitingsfase
2e fase: de uitdrijvingsfase
3e fase: nageboorte
Eerste kennismaking = belangrijk (aanraking > hechtingsproces bevorderen!)
→ bonding = eerste intieme fysieke en emotionele cc ouder & kind direct na geboorte
3.3 DE PASGEBORENE
3.3.1 DE APGAR-SCORE
Apgar-score
→ meetinstrument waarmee gezondheid pasgeboren baby wordt bepaald:
– hartslag
– ademhaling
– spiertonus
– prikkelreactie
– huidskleur
→ 3 verschillende momenten: onmiddellijk na geboorte, na 5 minuten (meest adequate score) en na 10 minuten
→ score 4/10 of minder: onmiddellijk hulp!
3.3.2 DE EERSTE LEVENSFUCNTIES
Aangeboren gedragspatronen
→ baby is gericht op overleven/bevredigen behoeften
Eerste levensfuncties:
· slapen: 18u slapen per dag > geen ritme dag/nacht
· eten: zeer veel voedingen nodig
· huilen: belangrijk van bij de geboorte → primitieve communicatie bv. ik heb honger
· reflexen: niet aangeleerde, gestructureerde en onvrijwillige responsen die automatisch optreden
· zintuigen: volop in ontwikkeling > in begin: geur- en smaakzin
LICHAMELIJKE ONTWIKKELING SENSORIËLE ONTWIKKELING MOTORISCHE ONTWIKKELING
Asynchroon Voorkeur voor felle kleuren en grote contrasten, Reflexen = niet aangeleerde, gestructureerde,
eenvoudige figuren, menselijke figuren onvrijwillige responsen > automatisch in aanwezigheid
Hoofd: ¼ > heel groot t.a.v. rest v/h lichaam bepaalde stimuli
→ cefalocaudale ontwikkeling → permanente reflexen: nies-, geeuw- en
kniepeesreflex
Hersencellen (myelinisatie) = van globaal naar → primitieve reflexen of archaïsche reflexen: reacties
gedifferentieerd op uitwendige prikkels die geleidelijk verdwijnen (in
loop 1ste maanden)
*Grijpreflex: iets in buurt handpalm > stevig
vastgrijpen
→ vroeger: vastklemmen moedervacht
*Snuffel- of zoekreflex: strelen wangetje > hoofdje
draait in richting aanraking
*Zuigreflex
*Babinski-reflex: tenen spreiden bij wrijven over
voetzool
*Moro- of schrikreflex: Plots geschrokken > armpjes
strekken + beentjes klemmen
→ vroeger: vastklemmen moedervacht
*Stapreflex: onder okseltjes vastgehouden + beentjes
op vlakke grond > stapjes zetten
Flexihouding of foetushouding: Beentjes opgetrokken
+ armpjes gebogen
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur RensBruggeman. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €8,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.