, Inhoudsopgave
Blok 1: Principes van Finance ........................................................................................................................... 3
Taak 1.1: Het principe van waardecreatie ..................................................................................................... 3
Taak 1.2: De Rol van Financiële Markten ...................................................................................................... 6
Taak 1.3: Financiële rapportering en waardecreatie ..................................................................................... 8
Taak 2.1: Tijdswaarde van geld ................................................................................................................... 10
Taak 2.2: Toepassingen tijdswaarde van geld concept ................................................................................ 12
Taak 3.1 Risico en Rendement .................................................................................................................... 15
Taak 3.2 Diversificatie ................................................................................................................................ 18
Taak 3.3 Asset Pricing ................................................................................................................................. 22
Blok 2: Financial Accounting ........................................................................................................................... 26
Taak 4.1 De Jaarrekening ............................................................................................................................ 26
Taak 5.1 Operationele efficiëntie en liquiditeit ........................................................................................... 28
Taak 6.1 Winstgevendheid, risico’s en groei ............................................................................................... 30
Blok 3: Investeringsbeslissingen ..................................................................................................................... 33
Taak 7.1 Net Present Value ......................................................................................................................... 33
Taak 7.2 Toepassingen van de NPV ............................................................................................................. 35
Taak 8.1 Alternatieve investeringsbeslissingsregels .................................................................................... 38
Taak 8.2 Gebruik van beslismethoden in de praktijk .................................................................................. 41
Blok 4: Financieringsbeslissingen.................................................................................................................... 42
Taak 10.1 Obligaties ................................................................................................................................... 42
Taak 10.2 Aandelen .................................................................................................................................... 46
Taak 11.1 Het aantrekken van kapitaal ....................................................................................................... 48
Taak 11.2 Het uitkeren van kapitaal ........................................................................................................... 51
Taak 11.3 Dividend Policy in Action ............................................................................................................ 52
Taak 12.1 Kapitaalkosten ............................................................................................................................ 53
Taak 13.1 Kapitaalstructuur I ...................................................................................................................... 57
Taak 13.2 Kapitaalstructuur II ..................................................................................................................... 59
Taak 13.3 Kapitaalstructuur III .................................................................................................................... 60
Blok 5: Governance ........................................................................................................................................ 63
Taak 14.1 Wat is governance? .................................................................................................................... 63
Taak 14.2 Wat is corporate governance? .................................................................................................... 66
Taak 14.3 Wat is good governance?............................................................................................................ 67
Taak 15.1 Brede benadering van governance ............................................................................................. 68
Taak 15.2 Aspecten va governance in vijf proposities ................................................................................. 69
Taak 15.3 Dilemma’s voor governance ....................................................................................................... 70
Taak 16.1 Network Governance in Theorie ................................................................................................. 71
2
,Blok 1: Principes van Finance
Taak 1.1: Het principe van waardecreatie
Waardecreatie is belangrijk voor zowel winstgedreven als niet-winstgedreven organisaties. Voor
winstgerichte organisaties is het van belang omdat je daarmee waarde maximaliseert voor de
verschaffers van het kapitaal.
Voor niet-winst gerichte ondernemingen is het van belang omdat een onderneming die waarde
vernietigt op de lange termijn niet overleeft.
Vanuit een financieel perspectief is een onderneming niets anders dan enerzijds kapitaalverschaffers
die kapitaal investeren in een onderneming (met als doel winst te behalen op dit kapitaal) en anderzijds
het management van de onderneming dat dit kapitaal aanneemt en investeert in projecten van de
onderneming. Het doel van deze investering in projecten is om rendement te maken, dat vervolgens
teruggegeven wordt aan aandeelhouders.
Er zijn twee soorten kapitaalverschaffers te onderscheiden:
- Aandeelhouders; zij investeren in het eigen vermogen van de onderneming en verwachten
een rendement in de vorm van dividend en koersstijging.
- Obligatiehouders; zij investeren in de vorm van vreemd vermogen en verwachten een
rendement in de vorm van rentebetalingen en terugbetaling van hun inleg.
Een organisatie creeert financiele waarde als de onderneming meer rendement weet te behalen
dan het rendement dat vereist wordt door de kapitaalverschaffers.
Voorbeeld: een organisatie heeft aandeelhouders, deze verschaffen 50% van het kapitaal van de
onderneming, zij verwachten hierop een rendement van 15%. Daarnaast hebben we obligatiehouders
die ook 50% van het kapitaal van de onderneming verschaffen, zij verwachten een rendement van
5%. Dan zijn de Kapitaalkosten (Cost of Capital, CoC) van de onderneming 10%.
Want: (15% x 50%) + (5% x 50%) = 10%
Vervolgens neemt een organisatie dit kapitaal en investeert het dit kapitaal in activiteiten. Hiermee
realiseert het een rendement op het geinvesteerde kapitaal (Return on Invested Capital = ROIC).
In dit voorbeeld is de ROIC 12%. Daarmee weten we dat de onderneming waarde creeert, want ROIC
> COC.
Met dit gerealiseerde rendement kunnen we de kapitaalverschaffers terugbetalen en houden we 2%
extra rendement over. Dit rendement kan de onderneming gebruiken om te groeien.
3
, Waarom moet een bedrijf zich richten op financiële waardecreatie?
1. Als het rendement op het geïnvesteerde kapitaal niet consistent boven de kapitaalkosten
ligt dan kan een onderneming haar kapitaalverschaffers niet van het benodigde
rendement voorzien – op de lange termijn kan een bedrijf dan niet overleven.
2. Als de ROIC > CoC ligt dan kan een bedrijf groeien met het kapitaal dat overblijft.
3. Slecht presterende bedrijven (met een lage ROIC t.o.v. CoC) zijn een interessante target
voor overnames. Dan zijn bedrijven interessant om over te nemen en te herstructureren.
Daarnaast is er een voortdurende discussie over of een bedrijf shareholder value moet creeëren of
stakeholder value. Voorbeelden van stakeholder value zijn het milieu, werknemers en de
maatschappij.
Netto Contante Waarde
Een veelgebruikte manier om te kijken of een onderneming waarde toevoegt is de Netto Contante
Waarde berekening (NCW) (of NPV, Net Present Value).
Hierbij geeft de Contante Waarde de huidige waarde van een toekomstige kasstroom weer, oftewel
de Present Value (PV). Deze constante waarde is het bedrag dat mij onverschillig laat tussen het
ontvangen van een contante waarde nu, of een toekomstige kasstroom later.
In het bovenstaande voorbeeld wordt dit nogmaals uitgelegd. Stel dat ik weet dat ik over 1 jaar €1100
krijg, wat is die €1100 waard nu? Stel dat ik een CoC heb van 10%, dan zou ik zeggen dat die €1100 van
over 1 jaar gelijk is aan €1000 nu. Dus feitelijk zou het mij niet uitmaken of ik €1100 over een jaar krijg
of €1000 nu. Om tenslotte de Netto Contante Waarde van een project te bepalen halen we de initiële
investering af van de contante waarde. In dit voorbeeld, stel dat er een investering van €900 nodig is
dan wordt er €100,- waarde gecreeërd en moet het project ondernomen worden. Indien de investering
€1100 is dan is de NCW negatief en dient het project niet ondernomen te worden.
Determinanten van Netto Contante Waarde
Om de Netto Contante Waarde van een project in te schatten kijken we naar kasstromen en niet naar
de winst. Dit komt omdat kapitaalverstrekkers geïnteresseerd zijn in het moment waarop geld
ontvangen wordt en dus moeten we de kasstromen van een project inschatten.
De relatie tussen toekomstige en huidige/contante waarde wordt gedreven door de
verdisconteringsvoet (het verwachte rendement).
- De juiste verdisconteringsvoet van een investering is de ‘’cost of capital”. Hiervoor wordt veelal
de WACC (Weighted Average Cost of Capital) – het gewogen gemiddelde tussen vreemd en
eigen vermogen (na belasting) en de kosten van het eigen vermogen gebruikt.
- Kapitaalkosten worden voor een groot deel beïnvloed door het risico.
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur timsmeulders01. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.