TAB 2.4 KIND IN DE GEZONDHEID
SPINNOY
1 KIND IN DE MAATSCHAPPIJ
1.1 VERANDERD KINDBEELD
• Tijdsgeest : kijken naar en omgaan met kinderen en jongeren
• We kijken anders naar kinderen dan dat men vroeger deed → oorzaak: veranderingen maatschappij
• Evolutie in kindbeeld : 3 grote periodes :
o Tot einde Middeleeuwen
o Eind middeleeuwen tot ongeveer 1950
o Van 1959 tot nu
1.1.1 PERIODE TOT EINDE MIDDELEEUWEN
• Kenmerk: Onverschilligheid tegenover kinderen
• Veel voorkomend: Kindermoord en achterlaten pasgeboren → geen bestraffing
• Geen maatschappelijk bewustzijn van kind als aparte groep (- 6 en 7 jarige niet van tel → na deze
periode volwassen productiewerk, seksualiteit, leven en dood)
• Geen school, niet spelen
1.1.2 EIND MIDDELEEUWEN TOT ONGEVEER 195 0
• Ontdekking kind
• Pas vanaf 16de eeuw komt het kind in belangstelling
• Meer wetenschappers, schrijvers → kind moet gedurende langere periode klaargemaakt worden
• Ontdekking natuurwetenschappen, verlichtingsperiode → mens wordt verstandiger
• Rol van het kind wordt duidelijk
• School (vooral jongens uit hogere kringen)
• 19de eeuw: Nog steeds kinderarbeid, arme kinderen geen schoolkansen
• Midden 19de eeuw: artsen voor kinderziektes
• Eind 19de eeuw: kinderwetten tegen misbruik van volwassenen, 20ste eeuw: wet tegen kinderarbeid
1.1.3 VANAF 1950 TOT NU
• Huidige kindbeeld
• Kinderen zijn lief, schattig, eerlijk,…
• School, kinderopvang, sport,…
• Overal hoor je mensen bezig met kinderen
1.2 HET KINDERRECHTENVER DAG
• Belangrijk internationaal instrument dat rechten van het kind bevat
• Rechten moeten ten minste gerespecteerd worden door landen die ondertekenden (alle 193)
• Op 20 november 1989 aangenomen door de Verenigde Naties
• In werking getreden in 1990 nadat 20 landen het ondertekend hadden
• België ondertekende in 1992
, • Zuid-Soedan en VS nog niet geratificeerd
• Rechten in KV worden ingedeeld in 3 groepen, de 3 P’ s : EXAMEN
o Provision Rights : geven voorzieningen aan kinderen waardoor ze kunnen overleven en zich
ontwikkelen
o Protection Rights : beschermen kinderen tegen allerhande gevaar (kinderarbeid,
mishandeling,…)
o Participation Rights : geven kinderen inspraak in beslissingen voor hen van belang. Recht op
eigen info, eigen mening,..
➔ Al de landen die het verdrag ondertekend hebben moeten verplicht rapporteren aan het Comité
➔ Een initieel rapport moet worden ingediend binnen de 2 jaar na de ondertekening ( daarna om de
5 jaar)
➔ Het comité is er om landen te helpen de rechten van het kind beter te respecteren.
1.3 OPBOUW VAN HET KINDERRECHTENVERDAG
1.3.1 PREAMBULE
= “de aanhef”. Inleiding bij de eigenlijke verdragstekst. Geen bindende principes, wel interpretatief kader
1.3.2 DEEL I
• De door het Verdrag gewaarborgde rechten van kinderen en de verplichting van anderen tegenover
hen
• Definitie van het kind: Iedere mens jonger dan 18, tenzij volgens het op het kind van toepassing zijnde
recht de meerderjarigheid eerder wordt bereikt.
1.3.3 DEEL 2
• toezichtregeling op naleving Verdrag : info over het verdrag, Comité inzake rechten van het kind,
rapportages, …
1.3.4 DEEL III
• over inwerkingtreding Verdrag : ondertekening, ratificaties, toetreding, …
1.4 BELANG VAN HET KINDE RECHTENVERDRAG EXAMEN
Verschillende elementen maken van het kinderechtenverdag een uniek mensenrechteninstrument:
• Juridisch bindend karakter → “hard law” voor elke staat die het Verdrag geratificeerd heeft
• Allesomvattend karakter of comprehensiviteit : het Verdrag is het meest volledige mbt teksten over
kinderrechten, benadert het kind als geheel
• Het Verdrag vertaalt de veranderende visie op kinderen, kinderen worden erkent als kinderen
• Internationale regel erkent participatierechten van kinderen, recht op meningen geven
• “offensieve pro – actieve aanwending : plicht van de Staten om rechten van kinderen te bevorderen,
is tegelijk checklist en agenda
,2 GEZIN EN OPVOEDING
Moderne, Westers- getint gezin:
• = kerngezin
• Partners kiezen waar ze wonen,
• Kinderen meestal achternaam vader
• Aanvullend op vlak van verantwoordelijkheden zowel man en vrouw
• Meestal 2 generaties, met verwantschapsbanden, gesteund op huwelijk en heeft een huishouden
• In de sociologie is een familie een ruimere eenheid van nauw verwante personen
• Is de kleinste democratie in de maatschappij
• Het gezin is een dynamisch proces: verandert onder invloed van leeftijd, omgevingsfactoren en tal van
elementen die samengaan met de individuele evolutie van elk gezinslid
2.1 GEZIN EN FAMILIE
• begrippen, met enige overlapping
• In veel talen zelfs geen onderscheid tussen beiden
• Gezin : naaste bloedverwanten, zonder ze allemaal te omvatten. Kunnen ook dienstknechten,
boerenknechten, dienstmeisjes, omvatten
• Het modale gezin kan bestaan uit vader, moeder, zonen en dochters
• Familie bestaat ook uit grootouders, kleinkinderen, ooms, tantes, neven en nichten
2.2 HISTORISCHE EVOLUTIE VAN HET GEZIN
2.2.1 PRE- INDUSTRIËLE GEZIN
• Kleine onderneming
• Sociaal – emotionele en economische structuur sterk verweven
• Gezin was leerschool voor het leven
• Vaak gearrangeerde huwelijken waren zakelijk contract
• Ongeletterdheid
2.2.2 MODERNE GEZIN
• Sinds begin 20ste eeuw
• Ten gevolge vaneen industriële revolutie
• Werk en gezin gescheiden (uitzondering zelfstandige)
• Kinderen leren in scholen
• Samenlevingsvormen die afwijken van klassieke gezin → twee moeders
• Oorsprong na WO II
2.2.3 OPVOEDING
• Is het proces waarin iemand wordt gevormd naar de normen van diens opvoeder(s) en daarmee ook
de samenleving waarin hij leeft.
• Vaak gebruikt bij kinderen, die tijdens hun jeugd de waarden, normen en gewoontes meekrijgen van
hun omgeving
• Leren leven als mens in de maatschappij → volwassenen leert mondig, zelfstandig en
zelfverantwoordelijk te zijn
, • Pedagogiek is de wetenschap die zich bezighoudt met opvoeding
• Een constante wisselwerking tussen ouders, kind en omgeving
• Elke opvoeding verloopt anders
• In elke opvoeding 3 zaken belangrijk : steunen, stimuleren en sturen
2.2.3.1 STEUNEN
• Geven wat nodig is : zorg, warme aandacht, aanmoediging, kleding, een dak boven het hoofd, …
• Kinderen ervaren zo dat ouders hen graag zien
• Vergroot hun zelfvertrouwen
2.2.3.2 STIMULEREN
• Om nieuwe dingen te ontdekken en op verkenning te gaan
• Aanmoedigen om te spelen, praten, vrienden maken, grote en kleine problemen oplossen
➔ Zelfstandigheid bevorderen
• “lieve” opmerkingen geven wanneer de regels gerespecteerd worden zal het kind ertoe aanzetten zich
aan die regels te houden
2.2.3.3 STUREN
• Sturen door leiding te geven
• Zeg wat je verwacht, stel grenzen en stuur bij wanneer nodig
• Grenzen zijn nodig om te weten wat kan en niet kan
Samenspel van steunen, sturen en stimuleren vinden we terug in dagelijkse opvoedingssituaties
2.3 OPVOEDINGSSTIJLEN
Deze waren de vroegere opvoedingsstijlen enkel te lezen. Gottman stijlen wel kennen!
• Stijl van opvoeden en omgaan met gevoelens en emoties van kinderen (angst,
woede, verdriet), heeft effect op gedrag op langere termijn
• Vier opvoedingsstijlen van Gottman : geeft soorten ouders en manier van
opvoeden weer
2.3.1 DE NIET-ONTVANKELIJKE OUDER: KENMERKEN, EIGENSCHAP PEN EN EFFECTEN
2.3.1.1 DE NIET-ONTVANKELIJKE OUDER
• Gevoelens van kind zijn onbelangrijk
• Toont weinig belangstelling voor kind
• Gebruikt afleiding om niet op de gevoelens van het kind op te gaan
• Maakt gevoelens belachelijk
• …
2.3.1.2 EFFECTEN VAN DE NIET-ONTVANKELIJKE OPVOEDINGSSTIJL OP KINDEREN
• Kind leert dat gevoelens verkeerd, ongepast en ongeldig zijn
• Leren mogelijk dat er iets mis is met hen omdat ze zich voelen zoals ze zich voelen
• Kunnen problemen opduiken om eigen emoties te reguleren, ook als volwassenen