LES 1
Hoofdstuk 1: Geschiedenis, theorie en onderzoeksstrategieën
(Het leren over de belangrijke theoretische axioma's in de ontwikkelingspsychologie en het verbinden van de theorieën.)
2 soorten Mindset
1. Groei Mindset: Je kunt verbeteren, vooruitgang boeken in belangrijke vaardigheden door inspanningen te doen, te durven
experimenteren en te durven falen (dit zien als een signaal en een kans tot verbetering). Dit geldt voor zowel intelligentie als
persoonlijkheidsontwikkeling.
2. Vaste Mindset: Vaardigheden, capaciteiten en kenmerken zijn in steen gebeiteld.
Theorieën helpen ons om veel beter omvattend te beschrijven (1) wat de onderlinge samenhang is tussen gedragingen. Ook helpen ze
ons om te kunnen verklaren (2) waar deze gedragingen vandaan komen en wat er voorspelbaar (3) is voor de toekomst.
(Voorbeeld toxische vriendschap)
3 structurele kenmerken van de ontwikkelingspsychologie waarmee we theorieën mooi met elkaar kunnen vergelijken
1. Continue of discontinue ontwikkeling?
- Continue ontwikkeling is kwantitatief van aard. Een kwantitatieve verandering is een verandering waarbij bepaalde
capaciteiten veranderen in termen van de hoeveelheid, intensiteit, de snelheid… van een vaardigheid.
(Voorbeelden: sociaal netwerk, fysieke ontwikkeling van het lichaam, vocabularium, bibliotheek van het cognitief
systeem etc.)
- Discontinue ontwikkeling is kwalitatief van aard. Vaardigheden en capaciteiten nemen niet toe in hoeveelheid of
intensiteit, maar veranderen gewoon compleet.
(Voorbeelden: verandering in manier van denken, een terminale ziekte, het overlijden van iemand, veranderingen in de
omgeving etc.)
2. Plaatsen we menselijke ontwikkeling op één verloop of meerdere verlopen?
- De menselijke ontwikkeling is universeel en als mensen gaan we allemaal door dezelfde fasen en rond dezelfde tijd
maken wij allemaal een sprong naar de volgende stadia.
- In het menselijke leven zijn er meerdere verlopen, elke ontwikkeling bestaat uit verschillende deeltrajecten die hun
eigen traject kennen. De levensloop van de ene persoon kan dus een sterk andere wending nemen dan die van een
ander persoon.
3. Nature or nurture?
- Ontwikkeling is heel sterk van binnenuit gestuurd is, een biologisch bepaalde kracht die voor een groot deel de
ontwikkeling bepaalt. Er komt een moment in je leven dat je biologisch gedetermineerd bent en dus ook op dat punt
stabiel blijft. (omgeving dus enkel van belang bij vroege ervaringen.)
⇒ maturatie
- Exogene krachten werken in op de menselijke ontwikkeling, waardoor het leven op elk moment een heel verschillende
wending kan krijgen.
Het levensloopperspectief
Ook later in het leven staan er nog altijd heel wat interessante en belangrijke ontwikkelingstaken op ons te wachten.
De dynamische systeembenadering stelt dat menselijke ontwikkeling zich uitstekt vanaf de bevruchting tot de dood en dat we
voortdurend worden beïnvloed door een complex samenstel van biologische, persoonlijke en sociale factoren. Hieruit volgen 4
belangrijke principes…
1. Ontwikkeling is een levenslang proces, het leven eindigt niet na de jongvolwassenheid.
2. Ontwikkeling is veelvormig. (multi - dimensionaliteit & directionaliteit)
Dimensionaal: Verschillende deelaspect, waarin elk deelaspect een ander groeitempo heeft.
Directionaal: Evolueren, stagneren, achteruitgaan.
3. Plasticiteit, waarbij er altijd ruimte is voor vooruitgang en verbetering. Mensen zijn veerkrachtig en kneedbaar.
, 4. Onze ontwikkeling wordt door verschillende factoren beïnvloed. Sommige daarvan zorgen ervoor dat ons ontwikkelingstraject
een beetje lijkt op elkaar, andere zorgen ervoor dat de levensloop van elk persoon uniek is.
De verschillende invloeden:
- Leeftijdsgebonden: zoals het schooltraject, rijbewijs, trouwens, het ouderlijk huis verlaten…
- Geschiedenisgebonden: zoals opkomst van het internet en telefoongebruik, gebeurtenissen zoals Marc
Dutroux, de corona crisis…
- Niet-normatief: zoals een scheiding van je ouders, eigen persoonlijke relaties
LES 2
Verschillende mensbeelden
Mensbeeld 1:
We zijn als mensen bad to the bone, evil by nature en komen dus ter wereld met een slechte inborst. Hierbij komt kijken dat we als een
vat vol gevaarlijke driften en agressieve impulsen zijn, die potentieel gevaarlijk zijn.
Als psychologe moet je dan altijd een bepaald wantrouwen koesteren en die driften kanaliseren en proberen in toom te houden.
Mensbeeld 2:
We komen als mensen ter wereld als een onbeschreven blad, een tabula rasa. (geur-, smaak- & kleurloos) Hierdoor is er een zeer grote
rol weggelegd voor de omgeving.
Als psychologe hebben we dan een zeer mooie en belangrijke rol in de begeleiding van deze personen.
Mensbeeld 3:
We zijn als mensen engeltjes met een gouden hart, altruïstisch, goed en komen dus ter wereld met een goede inborst.
Als psychologe kan je dan sterk vertrouwen hebben in de goedheid van de mens en moet je niet alles zelf doen.
Wetenschappelijke voorvaders
Evolutietheorie van Darwin
Natuurlijke selectie, bepaalde kenmerken, die die nuttig zijn voor het overleven van de soort, hebben grotere kans om van de ene
generatie naar de andere overgebracht te worden.
⇒ Heeft vragen opgeroepen mbt de menselijke ontwikkeling en de mogelijke achtergelaten sporen van de soort ontwikkeling.
Overblijfsel van deze theorie is de recapitulatietheorie. (In de oncogenese zijn nog sporen te zien van de fylogenese)
Verklaring voor het menselijke gedrag
Normatieve benadering van Hall, Gesell
Hij wilde fenomenen kunnen toewijzen aan een bepaalde leeftijdscategorie en probeerde dus een gemiddelde of een norm te vinden.
(Nature - de biologische kracht)
Beschreef het menselijke gedrag
Binet
Maakte één van de eerste intelligentietesten. De bedoeling hiervan was om op tijd te kunnen ingrijpen en proberen te ondersteunen.
Voorspelling van het menselijke gedrag
Klassieke theorieën
Psychoanalytische theorieën
De visie van deze theorieën is dat we als persoon ontwikkelen in interactie met de omgeving, waarbij de omgeving voortdurend moet
zien om te gaan met onze driften en impulsen.
Hoe ouders, later andere personen uit je sociale context, omgaan met driften en impulsen van kinderen in hun eerste levensjaren zal
kleur en invulling geven aan je persoonlijkheid. (=psychoseksuele theorie)
Freud
,Elk van ons wordt geboren met een aantal aangeboren driften, deze geven ons heel veel energie en zorgen ervoor dat we dingen gaan
willen doen.
Er zijn 2 soorten driften:
1. Libido: zijn gericht op integratie en zorgen voor een drang om relaties te willen vormen.
2. Thanatos: zijn gericht op differentiatie en zorgen voor een drang om je eigen persoon te willen zijn en autonomie te willen
ontwikkelen.
Die driften functioneren volgens Freud ook in het primaire proces denken. Dit wil zeggen dat de driften maar één ding willen, ze willen
altijd hier en nu bevredigd worden.
Naast het ID, zijn er volgens Freud nog 2 andere structuren waarin de menselijke geest zich opdeelt en dat zijn…
Super-Ego
= ons geweten
Vertelt ons wat er sociaal aanvaardbaar is, wat de maatschappelijke normen zijn. Staat in voortdurende spanning met de driften,
waardoor er volgens Freud ook een ‘scheidsrechter’ aanwezig is en dat is ons…
Ego
In tegenstelling tot het ID, werkt het ego eerder volgens het secundaire proces denken. Wat betekent dat het een logische, aanvaardbare
oplossing probeert te vinden voor conflicten.
Metafoor van de persoonlijkheidsontwikkeling
Het waterbuizensysteem
Wanneer je functioneert met…
- de kranen open: het ID en de driften zijn de baas en ze worden voortdurend gedomineerd. (bv. hooligans)
- de kranen dicht: het geweten vertelt je voortdurend wat je wel of niet kan doen, denk aan een 2de stemmetje.
- een afgeleide druk: energie van de driften wordt ingezet en op die manier, via een proces van sublimatie, worden die driften in
constructieve activiteit omgezet.
Luik van de psychoseksuele ontwikkeling bij Freud
Het model van Freud is een fasemodel, waardoor we het kunnen aanschouwen als een echte ontwikkelingspsychologische theorie.
In elke nieuwe ontwikkelingsfase zet het libido zich vanuit een innerlijk gestuurd proces vast op een andere erogene* zone.
* zone die op een bepaald moment lust verschaft door bevrediging van het eros te bieden.
- Oraal: geboorte - 1 jaar
Wanneer voeding bij een kind niet op consistente, voorspelbare manier wordt aangeleverd, bestaat er kans op het ontwikkelen
van een orale fixatie. (persoonlijkheidskenmerken: moeilijke hechting, afhankelijke persoonlijkheidsstructuur)
- Anaal: 1 - 3 jaar (zindelijkheid)
Deze fase geeft je gevoel over controle, zowel over jezelf als over je omgeving. Anale fixatie is mogelijk op latere leeftijd.
(persoonlijkheidskenmerken: OCD)
- Fallisch: 3 - 6 jaar (oedipus complex)
In deze fase wordt de wet neergelegd, je begint te voelen dat bepaalde dingen maatschappelijk aanvaardbaar zijn en anderen
niet. Ook wordt in deze fase het Super-Ego gevormd en geïnstalleerd. (persoonlijkheidskenmerken: perfectionisme, de lat voor
jezelf heel hoog leggen)
- Latentie: 6 - 11 jaar
Driften gaan op deze leeftijd latent zijn, ondergronds en zijn niet zo actief.
- Genitaal: Adolescentie
Driften steken heel hevig de kop op. Ze waren altijd al op één zone gericht en auto-erotisch, maar hierin komt verandering.
Evaluatie
Continu of discontinu?
Discontinu, iedere fase heeft een eigen dynamiek en een eigen verhaal.
Eén verloop of meerdere vormen van verloop?
Eén verloop, we doorlopen allemaal dezelfde fasen richting de maturiteit.
, Nature versus nurture?
Nature, de biologisch aangeboren driften. Maar ook nurture, aangezien het ook gaat over de manier waarop er met je driften wordt
omgegaan. (De nadruk ligt wel vooral of nature.)
Erik Erikson
3 grote verschillen met Freud
Het ego
Bij Freud werd het ego enkel gezien als ‘scheidsrechter’ bij conflicten. Volgens Erikson speelt het ego een veel constructievere en
proactievere rol. Het is namelijk voortdurend op zoek naar kansen om te groeien als persoon.
Context en cultuur in menselijke ontwikkeling
Er zijn een aantal universele wetmatigheden in de psychosociale ontwikkeling, maar dat wordt ook vaak cultureel ingevuld.
Formulatie van ontwikkelingsfasen
Freud stopte bij de adolescentie, terwijl Erikson is doorgegaan tot het einde van de levensloop. (voorloper op de levenslooppsychologie)
Volgens Erikson zit er een epigenetische sequentie in de ontwikkelingstaken, dit wil zeggen dat ze zoals bouwstenen mooi op elkaar
voortbouwen.
Voor- en nadelen van psychoanalytische theorieën
Leertheorieën
Traditioneel behaviorisme
Deze theorie beperkt zich toch louter observeerbaar gedrag en ook zit hier een totaal ander mensbeeld achter, nl. mensbeeld 2. (tabula
rasa)
Klassieke Conditionering (vorm 1 van behaviorisme)
Ivan Pavlov & hond
‘Als je een neutrale stimulus (de bel) combineert met een ongeconditioneerde stimulus (UCS) (het voedsel) die op zich reeds een
ongeconditioneerde reactie uitlokt (UCR), dan zal de neutrale stimulus een geconditioneerde stimulus (CS) worden die een
geconditioneerde reactie (CR) zal uitlokken analoog aan de ongeconditioneerde reactie (UCR)’
⇒ Op deze manier kunnen ook emoties aangeleerd worden. (Little Albert)
Operante of Instrumentele Conditionering (vorm 2 van behaviorisme)
Hierbij speel je al een iets actiever rol dan bij de klassieke conditionering, aangezien jij hier zelf eerst een actie stelt, die gevolgd wordt
door een bepaalde stimulus. Deze stimulus kan ervoor zorgen dat de actie herhaald wordt en in frequentie toeneemt of afneemt.
(= je stelt een gedrag om een beloning te krijgen of een straf te vermijden.)