door het leren van deze samenvatting had ik een 8,8 op mijn eindexamen economie en daarom wil ik jullie helpen met deze fantastische samenvatting van alle eindexamenstof voor het vak economie, 5vwo , 6 vwo, 4 vwo bovenbouw
Individuele vraag: het verband tussen het aantal producten dat je voor een bepaalde
prijs wilt kopen en de prijs van een product. Als de prijs daalt, stijgt de gevraagde
hoeveelheid.
Betalingsbereidheid: de maximale prijs die een consument voor een product wilt
betalen.
De individuele vraag wordt beïnvloed door deze factoren:
1. Individuele voorkeuren, ofwel de behoefte.
2. Beschikbaar budget/koopkracht. De koopkracht geeft aan hoeveel goederen je
kunt kopen met je besteedbare inkomen.
3. Aanwezigheid en prijs van substitueerbare producten. Producten die dezelfde
behoefte kunnen bevredigen. Bij honger is zowel een appel als een burger honger
stillend.
4. Aanwezigheid en prijs van complementaire producten. Producten die elkaar in
het gebruik aanvullen, zoals een Playstation en Playstation games.
5. Exogene factoren. Omstandigheden waar je geen invloed op hebt, zoals het weer.
Elastische vraag (elasticiteit is kleiner dan -1): de procentuele verandering van de vraag
is meer dan de procentuele verandering van de prijs.
Inelastische vraag (elasticiteit zit tussen de -1 en 0): de procentuele verandering van de
vraag is minder dan de procentuele verandering van de prijs. Een voorbeeld hiervan zijn
noodzakelijke goederen, zoals brood. Men kan niet zonder, dus zal dit altijd blijven
kopen hoe hoog de prijs ook is.
Kruislingse elasticiteit: geeft aan hoe sterk de vraag naar een product reageert bij een
prijsverandering van een ander product. Als de benzine prijs stijgt, zal de vraag naar
benzineauto’s dalen.
Substitueerbare goederen: als de prijs van treinkaartjes stijgt, zullen mensen eerder de
auto nemen in plaats van de trein.
Aan de hand van de inkomenselasticiteit kunnen we 3 soorten goederen onderscheiden:
1. Inferieur goed: als het inkomen stijgt, daalt de vraag. De inkomenselasticiteit is
negatief
2. Noodzakelijk goed: de gevraagde hoeveelheid stijgt met een kleiner percentage
dan het inkomen (energie of voedsel). De inkomenselasticiteit ligt tussen 0 en 1.
3. Luxe goed: de gevraagde hoeveelheid stijgt met een hoger percentage dan dat het
inkomen stijgt (auto’s of vakanties). De inkomenselasticiteit is groter dan 1.
, Maximale winst wordt behaald bij MO=MK. Wanneer de MO groter is dan de MK, zal de
producent meer produceren. Elk product dat de producent extra produceert levert hem
meer op dan dat het hem kost.
De omzet is maximaal bij MO=0. Het laatste product levert dan immers geen extra omzet
meer op, dus zit je op de maximale omzet. TO= maximaal bij MO=0.
Break-evenafzet: een bedrijf maakt geen winst, maar draait ook geen verlies. TO=TK of
GO=GTK.
Op een markt komen vraag en aanbod samen. Er zijn twee soorten markten:
Concrete markt: een plaats waar vrager en aanbieder elkaar fysiek ontmoeten,
dus in het echt (bijvoorbeeld een bloemenveiling).
Abstracte markt: dit is geen echte plaats waar je naartoe kunt gaan (bijvoorbeeld
de huizenmarkt of de arbeidsmarkt)
Marktevenwicht: vraag en aanbod zijn hier gelijk aan elkaar. Hier zijn geen
productieoverschotten of productietekorten.
Bij een aanbodoverschot wordt er voor gekozen om een lagere prijs te hanteren zodat
de producten toch verkocht worden.
Er kan ook een vraagoverschot zijn. Producenten verhogen dan vaak hun prijs.
Marktvorm Volkomen Monopolistische Oligopolie Monopolie
concurrentie concurrentie
Aantal Veel Veel Weinig 1
aanbieders
Aantal vragers Veel Veel Veel Veel
Soort product Homogeen Heterogeen Homogeen + Homogeen
heterogeen
Doorzichtighei Goed Slecht Slecht Slecht
d markt
(transparantie)
Mogelijkheid Makkelijk Makkelijk Moeilijk Moeilijk
tot toetreding
Invloed Geen Prijszetter Prijszetter Prijszetter
aanbieder op
prijs
Prijsdifferentiatie: verschillende prijzen voor vergelijkbare, maar toch verschillende
producten. Een voorbeeld hiervan is het uitbrengen van een agenda met een hardcover
en een paperback. Een bepaalde groep zal de luxere versie willen, wat zorgt voor meer
winst voor de producent.
Marktaandeel: de omzet van dat bedrijf uitgedrukt in een percentage van de totale
marktomzet.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur feline06. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €10,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.