Inleiding tot de Europese literatuur en cultuur:
voor 1800
Les 1: belangrijke info
- chronologisch overzicht: Oudheid; Middeleeuwen; Vroegmoderne tijd
- enkel literair perspectief uit HB = te kennen → zelfstudie adhv namen- en termenlijst
- vergeet namen van de ppts niet toe te voegen!
→ inleiding
- Vb van overdracht lit ~eeuwen: mythe van Europa
- Literatuur? Enge definitie → poëzie, theater & roman. Brede definitie → orale en
geschreven vorm; vele tekstvormen!
- Verhalen en helden: beschrijving van handeling door held om doel te bereiken.
(Discussiepunt: vanaf wanneer verhaal? Hamlet = bv. antiheld)
- Definitie van literatuur is onderhevig aan historische variatie.
- 1455 Gutenberg vindt boekdrukkunst uit! (→ Gutenbergbijbel)
Zorgt voor minder verloren gaan van teksten (geschreven>orale
transmissie als je bron wil behouden)
Termen
Palimpsest: stuk perkament dat steeds opnieuw werd gebruikt om nieuwe teksten op te
schrijven.
de homerische kwestie: welke versies van Homeros = juist? vraag tijdens inventarisering in
Alexandrië
de canon: selectie (adhv wisselende esthetische, pol, religieuze… normen) aan literaire
teksten die belangrijk en exemplarisch zijn. Vormt een soort maatstaf. ‘erkende’ & ‘gelezen’
werken die voorbeeldfunctie hebben → navolgenswaardig.
Imitatio: navolging van eerdere werken die men bewondert & nadoet (oorspronkelijk in
retorica scholen Griekse oudheid) → aanvankelijk positieve connotatie want traditie. na
Romantiek negatieve lading (Originalgenie)
Aemulatio: trachten de eerdere werken te overtreffen. (bv. Vergilius met de Aeneis als
imitatio en aemulatio van Odyssea)
Mimesis: visie op kunst als nabootsing vd werkelijkheid
Catharsis: zuivering van emoties door het beleven van kunst
,Lyriek: gezongen poëzie met lier/instrument als begeleiding. Geeft uitdrukking ah innerlijke
subjectieve leven. Vaak op specifieke gelegenheden, in vers en er zijn veel genres binnen
de lyriek (ode, elegie…)
Drama: beschrijving van een actie die w opgevoerd door acteurs op een podium. versvorm,
eenheid in tijd, actie en plaats.
Epiek: afwisseling tussen stem v auteur en van personage. Grootse heldendaden/mythische
verhalen worden bezongen in vers.
Tragedie: Plot = beweging van geluk naar ongeluk door een val vd personages. Hamartia =
the fatal flaw die zorgt voor de teloorgang. Drukt de onafwendbaarheid van heersende
krachten uit.
Komedie: drama met als doel een lach teweeg te brengen bij publiek
Tragikomedie: mix van komedie en tragedie
Sonnet: (kwatrijnen en terzetten met omwenteling ih midden)
Topos: herkenbare stijlfiguur; een cliché
Hoofdstuk 1: Griekenland
1.1 Auteurs
Preklassieke periode
Homerus: (800 vc) overgang nr archaïsche periode
- Ilias → trojaanse oorlog. gedetailleerde opsomming schepen
- Odysseia → omzwervingen, problematische thuiskomst, trouwe vrouw; beide in
medias res begin
- wss 7 epische verhalen in cyclus, slechts fragmenten +Ilias en Odysseia over
- centrale gebeurtenis = trojaanse oorlog, 4 eeuwen voor schrijver → via orale poëzie
doorgegeven; in het Ionisch neergeschreven
- tijdens klassieke tijd nog homerische hymnen door homeriden (= voordragers van
zijn epen) als nawerking
Sappho: (eind 7e begin 6e E vc) Lesbos, Eolisch dialect
- lyrische poëzie → een manier van spreken over de wereld, in dactylische hexameter
- was een Aoidos: muzen vertolken
- Monodische zang
- melische poëzie (sololied)
,Aesopus: (6e E vc) slaaf in Ionië
- didactische poëzie → 350 fabels (=kort verzonnen verhaal met zedenles, meestal
dieren in hoofdrol)
- de krekel en de mier & de vos en de raaf
- bestaan = niet 100% zeker, misschien verzonnen figuur als verzamelaar van fabels
Klassieke periode
Plato: (4e E vc) school van Plato = de academie
- dialogen neergeschreven als leerling van Socrates
- politeia → politieke ideeën Plato (mensen = fundamenteel ongelijk in ratio, dus
enkel filosofen kunnen ware ideeën kennen en mogen dus besturen)
- dualistisch wereldbeeld (kennis geeft toegang tot ideeënwereld)
- mimesis → negatieve bijklank: schijnwerkelijkheid in 2de graad
Aristoteles: leerling van Plato, (4e E vc)
- Politica → oneens met Plato, polis = meest wenselijke pol systeem, X één regerende
groep
- ⅓ werk = biologie (en hij wist al dat de aarde rond is!)
- eerste systeemfilosoof
- oprichter van de peripatetische school
- mimesis in dramatiek
Aeschylus: (1e helft 5e E vc) tragedieschrijver
- voert 2e acteur in
- creëert organisch verband tussen opeenvolgende tragedies // auteur (Oresteia bv)
- Oresteia (→ enige overgebleven thematisch coherente trilogie.) omvat …
- Agamemnon
- De offerplengsters
- De Eumeniden
centrale thema = wraak. (Agamemnon werd vermoord door Clytaemnestra in bad als wraak
vr dood Iphigenia bij vertrek nr trojaanse oorlog → Elektra & Orestes brengen hun moeder
Clytaemnestra om als wraak vr vadermoord. Orestes w door wraakgodinnen achtervolgd tot
deze in Athene door godin Athena tot Eumeniden worden gemaakt → wraak komt tot
stilstand)
- De Perzen: enige Gr tragedie met historisch ipv mythologisch onderwerp
- 7 bewaard gebleven tragedies van het honderdtal
- goden bepalen de wereldorde (cfr. Oresteia)
Sophocles: (5e E vc)
- voert 3e acteur in & beperkt rol vh koor
- 7 vd 130 tragedies bewaard
- goden bepalen de wereldorde (cfr. Koning Oedipus)
- Koning Oedipus: (voorspelling dat zoon v koning & koningin Thebe zijn vader zal
vermoorden & moeder zal huwen →w te vondeling gelegd & groeit op als koning van
Corinthe, later redt hij Thebe van monster en huwt weduwe + koningin van Thebe: de pest
breekt uit en enige oplossing = moordenaar van oud-koning Thebe vinden. Oedipus ontdekt
, dat hij dat is en de voorspelling waar is → steekt ogen uit en verlaat thebe) tragische ironie:
ontlopen vloek = doen uitkomen
Euripides: (5e E vc) jonge tijdgenoot v Sophocles (++ succes in 4e E)
- 17 vd 92 tragedies bewaard
- Medea, Iphigenia in Aulis, Iphigenia in Tauris, Andromache…
- nog minder rol vh koor
- -- rol van goden, ++ irrationele drijfveren achter menselijk handelen (cfr. psyche van
Medea)
- de Bacchanten: dionysisch aspect!!
Aristophanes: (mid 5e tot begin 4e E vc) ‘Oude komedie’
- conservatief dichter, neemt Atheense burgers op de korrel
- bv. De wolken → Socrates
- Lysistrate: Atheense vrouwen gaan in seksstaking → mannen moeten vr vrede
zorgen
Postklassieke periode
Apollonius van Rhodos: (3e E vc)
- Argonautica: (verovering vh gulden vlies door Jason)
Menander: (mid 4e tot begin 3e E vc) Nieuwe komedie (++ stereotypes)
- Dyskolos: (mensenhater)
- Latijnse lit begint bij nieuwe komedie, GR lit eindigt er.
1.2 Termen
In medias res: begin in het midden vd handeling
Aoidos: de bemiddelaar ve zang dat van goddelijke oorsprong is. → contact mens & god.
dicht terwijl hij zingt.
“homerische” vergelijking: een lang uitgesponnen vergelijking, typisch vr episch vertellen.
(zoals… ,zo …)
Epitheton ornans: standaard karakterisering bv. snelvoetige Achilles, Pallas Athena. Altijd
zelfde woord/eigenschap bij naam.
Rapsode: aoidos w rapsode. leert gedichten vanbuiten ipv zingen & dichten tegelijk.
Hexameter: typische versmaat → metrum = 6x dactylus; lang kort kort (of lang lang int latijn)
Elegische poëzie: klagende poëzie, elegisch distichon (hexa- & pentameters)