Pathologie: Het ontstaan en beloop van ziekten
kent de betekenis van infectieziekten en kent de terminologie ervan
- Infectieziekte = een ziekte bij dier of mens die de gastheer nadeel berokkent en
wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van een of meer microbiële agentia, zoals
een bacterie, een virus, een schimmel, of een prion
- Epidemiologie: De epidemiologie is de wetenschappelijke studie van het
vóórkomen en de verspreiding van ziekten binnen en tussen populaties.
- Prevalentie: Het aantal bestaande ziektegevallen op een bepaald moment.
- Incidentie: Het aantal nieuwe gevallen van een ziekte die zich in een bepaalde
periode in een bepaalde populatie voordoen.
- Epidemie: Opvallende toename van het aantal gevallen van een bepaalde ziekte in
een bepaalde periode in een bepaald gebied.
- Pandemie: Epidemie die zich naar andere landen of werelddelen verspreidt.
- Endemische ziekte: Ziekte die langdurig in een bepaalde populatie aanwezig is en
waarbij het aantal nieuwe besmettingen vrijwel constant blijft. Vb. cholera in India,
de waterpokken in Europa.
- commensale flora:
-> Commensaal: kostganger, ofwel een inwonend huurder die de maaltijden mee-
eet. (Vb. Bacteriën in de darmen.)
- Een opportunistische infectie: een infectie die kan optreden bij mensen met een
verminderde afweer, als iemand ziek is en verzwakt is ten opzichte van de normale
toestand.
legt uit hoe infectieziekten worden overgedragen
- reservoir: de ziektebron (mens, dier, insect..)
- fomieten: besmette voorwerpen
- dragers: personen die besmet zijn maar geen symptomen hebben (bv: aids)
- overdracht: 1. Horizontaal: rechtstreeks vanuit de bron / 2. verticaal: van moeder
op kind
Porte d’entrée
o aërgogene besmetting -> via de luchtwegen
o enterale besmetting -> via maag en darmen
o genitale besmetting -> via de geslachtsorganen
o parenterale besmetting -> door de huid via wondjes, beten, injecties…
De overdracht kan gebeuren op 2 manieren:
- direct: aanraken, kussen, seksueel contact
- indirect: zakdoeken, vuile injectienaald, vervuild water
, Proberen voorkomen van overdracht:
- reinigen: verwijderen van zichtbaar vuil en onzichtbaar organisch materiaal
- Desinfecteren: alcohol, chloor, verhitting (heet water of stoom)
-> Inactiveren of verminderen van het aantal schadelijke micro-organismen op
levenloze oppervlakken, huid of slijmvliezen.
- Sterilisatie van materialen: Doden en verwijderen van alle micro-organismen van
oppervlakken en voorwerpen.
- Handhygiëne:
-> Handschoenen bij contact met lichaamsvocht, slijmvliezen, niet intacte huid.
- Beschermende kledij: schort
-> Mondneusmasker: voorkomen van overdracht van de patiënt naar de verzorger
maar ook omgekeerd.
- linnengoed verversen
Smetvrees:
- Bang zijn voor bacteriën en/of virussen, voor vuil, voor dingen die 'vies' en/of
plakkerig zijn.
- Dikwijls gepaard met poets- of schoonmaakgedrag (en rituelen).
- Dikwijls vermijdingsgedrag: vermijden om bepaalde objecten aan te raken zoals
deurklinken, kranen, toiletbrillen en zelfs handen van anderen.
- Men is voortdurend bang besmet, bevuild, aangeraakt te worden of iets te hebben
aangeraakt... Deze angst én het voortdurend alert moeten zijn én de rituelen zijn
uitputtend.
beschrijft en vergelijkt de kenmerken van prionen, virussen, bacteriën, protozoa,
schimmels en wormen
- Prionen: Proteinaceous infectious particle, Infectieus agens dat alleen uit eiwitten
bestaat
-> Kleine, eiwitachtige, deeltjes die infectieziekten kunnen veroorzaken.
(vb:Creutzfeld-Jacob = gekke koeien ziekte – Fataal)
- Virussen: Virussen kunnen zich enkel vermenigvuldigen in levende cellen.
Zij hebben geen eigen stofwisseling: zij moeten een gastheercel binnendringen en
gebruik maken van de enzymen en organellen van deze gastheercel om zich te
vermenigvuldigen.
-> Een latente infectie: Aanwezigheid van een ziekteverwekker in het lichaam waarbij
geen sprake (meer) is van symptomen.
-> Leiden tot ontsteking van weefsels of abnormale weefselgroei (goedaardig /
kwaadaardig)
Virussen en kanker:
Wanneer het afweersysteem van het lichaam een virale infectie niet elimineert,
kunnen virussen zich chronisch in bepaalde cellen vestigen. Op lange termijn kan
deze situatie de kankerdegeneratie van deze cellen bevorderen. Dat is bijvoorbeeld
het geval voor de meeste gevallen van baarmoederhalskanker en voor primaire
leverkanker.