Samenvatting Financieel-economisch
recht 2017 – 2018
Hoofdstuk 1: Inleiding
§1. Begrip economisch en financieel recht
Verschillende omschrijvingen v. economisch recht:
- geheel v. rechtsregels die de economische activiteit beheersen.
- geheel v. dwingende rechtsregels die de economische vrijheid en wilsautonomie beperken ter
verwezenlijking v/h economisch beleid v/d OH.
- instrument voor OH om doelstellingen v. economische politiek te verwezenlijken en voorschriften
voor ondernemingen om te handelen op de markt.
- regelen v. publiek- en privaatrecht om economische activiteit te organiseren m.o.o. economische
ordening en een economisch sturingsmechanismebeleid.
- geheel v. regels omtrent statuut en instrumentarium v/d onderneming op zichzelf en in relatie
met andere ondernemingen waarop ze beroep doet om haar doelstelling te verwezenlijken +
handelen v. ondernemingen en OH op de markt.
Financieel-economisch recht = het recht dat verband houdt met de economie.
o Economie = productie, verdeling (distributie) en consumptie deze rechtstak heeft steeds
betrekking op één v. deze fases.
Gemengde rechtstak die zowel regels v. publiek- als privaatrecht behelst.
- Publiek recht: regels m.b.t. de verhouding tss de OH en de rechtsonderhorigen (ondernemingen)
waarmee de OH kan ingrijpen/tussenkomen i/h marktgebeuren en het economisch verkeer kan
sturen om haar economisch beleid te implementeren.
o Tussenkomst is noodzakelijk om vrijemarkteconomie te vrijwaren (om monopolies en
kartels te vermijden alle ondernemingen streven winst na, maar als ze op deze manier
trachten hun concurrentie uit te schakelen, verstoort dit de markt, men moet ervoor zorgen
dat ze vrij met elkaar kunnen concurreren in principe op gelijke voet).
▪ Doel is om collectieve belangen te vrijwaren/beschermen zgn. fundamentele
rechten en vrijheden.
o Bv. vergunningsrecht (= deels federaal en deels regionaal), vestigingsrecht (bv. grootwarenhuizen
mogen zich niet eender waar vestigen IKEA-wet), subsidieregelingen, prijsreglementering, krediet-
reglementering, …).
Wat betreft de vrije markt zijn er i/d politieke filosofie 2 scholen:
o Positief vrije markt: concretisering en realisatie v/d vrijheid mogelijk maken fundamentele
OHtaken, o.a. onderwijs verstrekken aan eenieder, min. v. intellectuele ontwikkeling
verzekeren, gezondheidszorg, justitie, defensie, …
o Negatief vrije markt: ‘echt vrije denkers’ geen OHtussenkomst en volledige vrijheid voor
burgers en ondernemers.
1
,- Privaat recht: regels m.b.t. de relatie tss ondernemingen en consumenten en tss ondernemingen
onderling (bv. intellectuele rechten).
DUS: economisch recht zijn regels die tot doel hebben de economische activiteiten te organiseren o.a.
organisatie v. ondernemingen (op zichzelf of in samenwerking), werking v/d markt voor uitwisseling v. goederen
en diensten, handelen v. ondernemingen op de markt (onderling en met afnemers) en middelen v. OH om
economische activiteit te sturen en economisch beleid te voeren.
Twee doelen voor organisatie v/d economische activiteit:
1. Ordenen: wettelijk kader waarbinnen privé)-initiatief zich kan ontplooien rekening houdend met
algemene en specifieke belangen.
2. Realiseren v. economische doelmatigheid: rechtsregels om bep. economische doelstellingen v.
conjuncturele (bv. prijsreglementering of regels ter beïnvloeding v. geldomloop) of structurele aard te
verwezenlijken.
Economisch recht handelsrecht handelsrecht is puur privaatrecht en regelt specifiek de relaties
tss kooplieden/handelaars (begrip zal binnenkort verdwijnen en opgenomen worden i/h begrip onderneming)
voor wie de bijzondere regels opgesomd werden i/h W.Kh. De bepalingen v/h W.Kh. die nadien nog
overblijven zullen worden opgenomen i/h WER.
- Onderscheidend criterium voor de toepasbaarheid v. handelsrecht was het ‘koopman zijn’, nl.
iemand die hoofdzakelijk of aanvullend, zijn gewoon beroep ervan maakt daden v. koophandel (1)
te stellen met winstoogmerk (2).
Financieel recht: geheel v. rechtsregels die het financiewezen of financiële systeem reglementeren,
betreft een zéér gedetailleerd recht waarbij weinig speling mogelijk is, o.a.:
- regels m.b.t. juridisch statuut v/h geld (= monetair recht).
- toegang en organisatie v. activiteiten m.b.t. het proces v. aantrekken v. geldmiddelen en ter
beschikking stellen v. en laten circuleren v. geldmiddelen t.b.v. onderneming, particulieren en OH’s.
- statuut en werking v. financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsondernemingen, verzekerings-
ondernemingen, pensioenfondsen), financiële markten, financiële producten, …
o Voor banken = Nationale Bank v. België / voor verzekeringen = FSMA en Nationale Bank v. België
o Onderworpen aan bep. VW om te garanderen dat ze blijven voortbestaan = prudentiële
regelingen om continuïteit te garanderen wanneer banken te weinig liquiditeiten hebben,
kunnen ze lenen bij andere banken. Vertrouwen tss hen is essentieel, dit is wat er misliep in
2007 met de economische crisis, het vertrouwen was verloren gegaan.
- toezicht op de werking v/h financiële systeem en toezichthoudende autoriteiten.
Beurzen, markten, … worden geregeld door financieel recht!
Financieel recht bankrecht financieel recht betreft vnl. publiekrechtelijke regels i.t.t. bankrecht dat
private verhoudingen regelt tss de betrokken instellingen en de particulier (onderneming/consument).
- Financieel recht i/d ruime betekenis = regels die financiële rechtsverhoudingen tss rechtssubjecten
regelt onderscheid tss publiek (organisatie en ordening v. financiële instellingen en markten, toezicht,
monetair recht) en privaat (verhoudingen tss financiële instellingen en klanten) financieel recht.
2
,§3. Formele bronnen van het economisch recht
I. Algemeen
Internationaal niveau: verscheidene verdragen die tot doel hebben de int. handel te regelen (bv. WTO-
Verdrag, TTIP (Transatlantic Trade and Ivestment Partnership), CETA, Weens koopverdrag, …).
Europees niveau: VWEU, Dienstenrichtlijn, Richtlijn Consumentenrecht, … VWEU is v. doorslag-
gevend belang, maar zal niet besproken worden in deze cursus. Essentieel is het vrij verkeer v.
goederen, diensten, personen en kapitaal war eveneens v. OO is, raakt nl. a/d grondslagen v/d
maatschappelijke en economische orde.
- Europees mededingingsrecht op nationaal vlak komt wel aan bod fundamentele VW om
Europees mededingingsrecht in te roepen, is een ongunstige beïnvloeding v. handel tss lidstaten.
Nationaal niveau: rekening houden met bevoegdheidsverdeling tss de gewesten, gemeenschappen en
federale OH BWHI v. 8 aug. 1980 (aanduiden in codex, NIET vanbuiten leren).
- Art. 6 BWHI somt de aangelegenheden betreffende de economie op die krachtens art. 39 Gw. zijn
voorbehouden a/d gewesten: economisch beleid, gewestelijke aspecten v. kredietbeleid m.b.t.
oprichting en beheer, afzet- en uitvoerbeleid om waarborgen te verstrekken en multilateraal handelsbeleid,
in-, uit- en doorvoer v. wapens, munitie, …, natuurlijke rijkdommen, vestigingsVW (uitz. gezondheidszorg-
beroepen en dienstverlenende intellectuele beroepen), handelshuur, activiteiten v/h participatiefonds,
toerisme, …) doch de federale OH blijft bevoegd om de alg. regels vast te stellen inzake OHopdrachten,
bescherming v/d verbruiker, organisatie v/h bedrijfsleven en maxima voor hulp aan ondernemingen.
o Verder soms art. 6, al. 5 BWHI de bevoegdheden op waar de federale OH exclusief voor
bevoegd is (o.a. muntbeleid, financieel beleid en bescherming v/h spaarwezen + reglementering en
controle op kredietinstellingen, prijs- en inkomensbeleid, mededingingsrecht, handelsrecht en
VNrecht, industriële en intellectuele eigendom, controle v. financiële instellingen, …) wanneer de
bevoegdheidsverdeling wordt miskend, kan een beroep tot vernietiging worden ingediend
bij het GwH.
II. Wetboek van Economisch recht
A. Algemeen
Economisch recht werd gekenmerkt door een wildgroei aan vaak complexe en verouderde regelgeving,
wat rechtsonzekerheid meebracht evaluatie vanuit verschillende invalshoeken nl. effectiviteit,
aanwending, efficiëntie, doeltreffendheid, moderniteit, samenhang, … = ontwerp v. nov. 2009
- In 2013 werd 1ste echte stap gezet naar een WER waarbij verschillende boeken via aanbouw-
wetgeving werden ingevoerd.
Handelsrecht draait rond de notie v. ‘handelaar/koopman’ en economisch recht rond de notie
‘onderneming’ i/h WER zijn 3 grote actoren terug te vinden, nl. onderneming, consument en OH.
Het begrip onderneming is veel ruimer dan het begrip handelaar.
B. Doelstellingen
Art. II.2 WER bepaalt op algemene wijze het drievoudig doel v/h WER:
1. Vrijheid v. ondernemen verzekeren (vroeger vrijheid v. handel en bedrijfsvoering, dateert v. 1794)
2. Loyaliteit v/d economische transacties verzekeren goede trouw uit het verbintenissenrecht
3. Hoog niveau v. bescherming v/d consument waarborgen (Boek VIV)
3
, Mogelijk dat deze doelstellingen met elkaar conflicteren (bv. regel die de consument beschermt, zal
doorgaans een beperking inhouden op vrijheid v. ondernemen, is nl. dwingend voor de onderneming en ze
mag niet afwijken).
C. Inhoud en structuur
Art. II.1 WER bepaalt het toepassingsgebied WER geldt onverminderd de toep. v. int. verdragen,
recht v/d EU of bepalingen in bijzondere wetten + WER bevat enkel het alg. juridisch kader inzake
economische aangelegenheden die tot bevoegdheid v/d federale OH behoren, bijzondere sectorale
regelgeving is NIET opgenomen i/h WER en blijft v. toep.
WER behandelt zowel privaatrechtelijke als publiekrechtelijke aangelegenheden en is ingedeeld in 18
boeken wet v. 11 aug. 2017 heeft een Boek XX toegevoegd i.v.m. insolventie v. ondernemingen
(overname met aanpassing v. Faill.W. en Wet Gerechtelijke Reorganisatie) + voorstel om Boek XIV te
schrappen en beoefenaars v/e vrij beroep m.b.t. marktpraktijken en consumentenbescherming onder
Boek VI te laten vallen.
- WG heeft i/h WER het economisch recht willen ordenen i/e logische structuur: basisdoelstellingen
(1), algemeen principe v/h economisch recht nl. vrijheid v. ondernemen (2), toegang tot de markt
en alg. verplichtingen voor ondernemingen (3), regels waaraan onderneming zelf is onderworpen
bij haar optreden i/h economisch gebeuren (mededinging, marktpraktijken, kwaliteit en veiligheid v.
goederen en diensten, OK’s, innovatie, nieuwe technologieën) (4) en handhaving (5).
o Logische ordening is niet altijd gelukt bv. regeling inzake marktpraktijken voor vrije beroepen
is i/e apart Boek opgenomen en niet in dat met gelijkaardige regels voor andere ondernemingen.
▪ Ordening had ook verder doorgedreven kunnen worden door bv. verschillende regels m.b.t.
consumentenbescherming in één boek te groeperen of regels v. OKrecht.
D. Niet opgenomen materies
Diverse materies, die nochtans de economische activiteit reguleren, zijn niet opgenomen i/h WER, o.a.
bepalingen i/h W.Kh. (bewijs, wisselbrief, vervoer, …), Wet betalingsachterstand handelstransacties, Wet KMO
financiering, financieel recht, verzekeringsrecht, vennootschapsrecht, regels inzake netwerkindustrieën, regels
inzake activiteit v/h OH op de markt, …
Reden: WER was initiatief v. FOD Economie en bevatte enkel regelgeving die behoorde tot
bevoegdheid v/d Minister voor Economie + wil v/d toenmalige minister om op korte termijn een
WER te verwezenlijken.
o Herhaaldelijk werd al opgemerkt dat er nog werk is a/h WER (ook door Koen Geens in 2014).
Verhouding tss BW en WER: economisch recht wijkt af v. gemeen vermogensrecht of vult aan
waardoor de vraag rijst i.v.m. verdere eenmaking, MAAR is een Wetboek ‘Privaatrecht’ waarin
burgerlijk, handels- en economisch recht is openomen wel opportuun?
§4. Actoren van het economisch recht
Centraal i/h economisch recht staan 3 actoren: de onderneming, de consument en de OH.
- OH: diverse middelen ter sturing v/d economie = marktregulering (bv. voorschriften inzake prijs-
reglementering, maatregelen voor crisisbeheer en inzake gedwongen licentie, …).
o Ze kan ook sturen door zelf deel te nemen a/d markt (bv. zelf producten of diensten aankopen
o.a. via PPS, investeringen doen of zelf diensten leveren) wanneer OH zelf actief is als
‘ondernemer’ rijst wel de vraag of ze gehouden is door bepalingen voor ondernemers.
4
,- Onderneming: kern v/d economische activiteit = aanknopingspunt voor toep. v. bepalingen i/h WER
nl. specifieke verplichtingen op vlak v. organisatie of in verhouding met andere ondernemingen (B2B
of business to business) of in relatie onderneming consument (B2C of business to consumer).
o Bij toep. v/d regels moet worden nagegaan of deze ratione personae wel moeten worden
toegepast rekening houdend met de begrippen ‘consument’ en ‘onderneming’ sommige
bepalingen gelden nl. enkel wanneer twee ondernemingen onderling handelen of enkel indien
de andere partij consument is, …
I. De notie onderneming
Verscheidene omschrijvingen v/h begrip onderneming (art. 2, 1° Wet 6 april 2010 (WMPC), art. 1, 1°
Wet tot bescherming v/d mededinging, art. 2, 2° Wet Betalingsachterstand Handelstransacties, art. 2,
4° Wet KMO Financiering, …) er is geen uniforme wettelijke definitie.
- I.h.k.v. het Europese mededingingsrecht werd, bij gebrek a/e wettelijke definitie, gedefinieerd door
het EHvJ arrest Höfner en Elser: ‘begrip onderneming omvat elke eenheid die een economische
activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm en wijze waarop zij wordt gefinancierd’.
o Verschilt v/d bewoordingen i/d Belgische mededingingswet, MAAR er wordt aangenomen dat
beide naar hetzelfde verwijzen, nl. duurzaam ontplooien v/e economische activiteit.
o Economische activiteit werd omschreven als ‘iedere activiteit bestaande i/h aanbieden v.
goederen en diensten op een bep. markt’ impact op de markt dient te worden nagegaan.
▪ Bep. activiteiten zijn uitgesloten, nl. essentiële OHtaken OHprerogatieven hebben
geen economisch karakter dus gaat niet over een onderneming, solidariteit (SZ), …
▪ Om karakter te bepalen gaat men na of activiteit is voorbehouden a/d OH of ook door
privéondernemingen kan worden uitgeoefend en of er deelname a/e markt is feit dat
er geen winstoogmerk is sluit niet uit dat activiteit een economisch karakter heeft.
WER streeft naar een enige definitie v/h begrip, nl. in art. I.1,1° WER: ‘elke NP of RP die op duurzame
wijze een economisch doel nastreeft, alsmede zijn verenigingen’ overgenomen uit vroegere WMPC
dewelke tot stand is gekomen o.i.v. Europese regelgeving.
- NP én RP: geen precisering voor RP zodat elke RP in aanmerking komt (v.z.w., OH, VN met RPH, …).
- Economisch doel: productie v. goederen en diensten met behulp v. materiële en immateriële
middelen = ruim te interpreteren, DUS elke commerciële, industriële en financiële activiteit.
o Wel noodzakelijk dat goederen en diensten worden aangeboden op een bep. markt en er
minstens een rendement wordt nagestreefd (min. vergoeding v. gemaakte kosten) doel
louter het alg. of gemeenschapsbelang dienen, dan valt het buiten het ondernemingsbegrip.
- Op duurzame wijze: duurzame organisatie die handelingen met regelmaat stelt (eenmalige zijn niet
voldoende om een persoon als ‘onderneming’ te bestempelen) buiten beroepsactiviteit gesteld
worden niet beoogd + organisatie moet onafhankelijk zijn (GEEN WN in ondergeschikt verband).
Veel ruimer dan ‘handelaar’: ook artsen, advocaten, v.z.w.’s, landbouwers, … zijn ondernemingen.
o Ook verenigingen waarvan ondernemingen uit eenzelfde sector deel uit kunnen maken en
die de gem. belangen v. die ondernemingen behartigen enkel verenigingen die zelf
economische activiteiten ontplooien vallen hieronder.
o I.v.m. het begrip ‘verkoper’ wordt wat betreft ‘onderneming’ uitsluitend rekening gehouden
met de aard v/d activiteit bep. personen zullen wel als onderneming worden beschouwd
5
, en niet als handelaar (bep. v. WER zijn wel v. toep., maar bep. v/h W.Kh. NIET): VZW, vrije
beroeper, OHbedrijf, … in zoverre zij op duurzame wijze een economisch doel nastreven.
Instellingen/verenigingen waar men op het eerste zicht v. zou denken dat ze geen ondernemingen zijn,
maar juridisch zijn ze het wel:
- VZW indien ze i.h.k.v. haar statutair doel goederen of diensten op de markt aanbiedt.
- Rode Kruis voor activiteiten met caritief doel behoudens dringend ziekenvervoer.
- Ziekenfondsen voor wat betreft het aanbieden v. hospitalisatieverzekeringen, NIET voor hun taken
die verband houden met het wettelijk systeem v. SZ (bv. RIZIV),.
- Onderwijsinstellingen als ze faciliteiten verhuren, NIET wanneer ze onderwijs verstrekken.
- OHbedrijven zoals Proximus, De Lijn, NMBS
- Notaris, apothekers, landbouwers, Test-Aankoop, …
II. De notie consument
WER bevat diverse bepalingen om consument te beschermen, verspreid over verschillende boeken
wat de toegankelijkheid/transparantie niet bevordert art. I., 2° WER: ‘iedere NP die handelt voor
doeleinden die buiten zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit vallen’ (hoeft niet
uitsluitend te handelen voor niet professionele doeleinden zoals vroeger het geval was).
- Enkel een NP kan consument zijn, GEEN RP’s!
- WER spreekt over doeleinden buiten zijn ‘handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit’, de
WG heeft dus geopteerd om types v. activiteiten op te lijsten, eerder dan aan te geven dat het
moet gaan om een NP die handelt zonder (op duurzame wijze) een economisch doel na te streven
of om een NP die geen onderneming is.
o Personen die niet als onderneming kwalificeren omdat ze niet op duurzame wijze een
economische activiteit nastreven, zijn niet noodzakelijk consumenten mogelijks handelen
zij met een doel binnen een handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit.
Product of dienst aangekocht om zowel privé als voor professionele activiteit te gebruiken = gemengde
activiteit kijken naar activiteit die het meest doorweegt en deze zal kwalificatie bepalen.
- Wanneer professionele activiteit dermate beperkt is dat ze niet overheerst, dan kan de NP ook als
consument gelden (bv. kledingstuk dat zowel in privé- als beroepsleven gedragen wordt = consument).
o Al dan niet overheersend karakter v/d professionele activiteit wordt in dit vb. niet meer
aangehaald, ook i/d definitie v. consument wordt niet meer gesteld dat uitsluitend voor niet
professionele doeleinden wordt gehandeld, vroeger wel het geval.
o Bv. advocaat die lening aangaat voor niet professionele doeleinden, gewaarborgd door zekerheid
verstrekt door advocatenkantoor (nl. OG), is als consument te kwalificeren omdat zijn hoedanigheid
is te bepalen i/h licht v/d hoofdOK.
Handelen voor doeleinden buiten een professionele activiteit als algemeen criterium wordt in vraag
gesteld professionele eindgebruiker die het product aanwendt i/d uitoefening v. zijn/haar bedrijf
zou dan geen consument zijn en de bescherming niet genieten.
- Ook hij die i.h.k.v. zijn professionele activiteit handelt op een gelijkaardige manier ‘zwak’ zijn als
gevolg v. zijn economisch zwakkere positie of ‘onwetend’ omdat zijn professionele activiteit niet
deze is waarop de transactie betrekking heeft (informatieassymetrie bv. dokter koopt auto).
6
,Hoofdstuk 2: Vrijheid van ondernemen
§1. Principe
Elke burger moet het recht hebben vrij een economische activiteit te kiezen, er toegang toe te krijgen
en deze vrij uit te oefenen eenieder is vrij te contracteren, niemand kan hiertoe verplicht worden.
Art. II.3 WER: eenieder is vrij om enige economische activiteit naar keuze uit te oefenen (ook art. 16
Handvest v/d Grondrechten v/d EU) geïnspireerd door Decreet v. 17 maart 1791 = Decreet d’Allarde
tot afschaffing v/h gildewezen.
- Eén v/d belangrijkste decreten genomen na de Franse revolutie in 1789, men verzette zich tegen
alle mogelijke privileges v/d clerus, aristocratie, …
o Vroeger werden alle ambachten georganiseerd in gildes, die zichzelf gingen beschermen, men
moest toegelaten worden tot de gilde om de ambacht te mogen uitoefenen, kon vaak enkel
indien men ‘een lange arm’ had dit principe werd afgeschaft met het Decreet D’Allarde.
- Regel v. art. 3 = juridische vertaling naar economisch recht v. principe dat productie v. goederen en
diensten wordt bepaald door de werking v/d markt (vraag en aanbod) vereist dat men vrij over
goederen kan beschikken (eigendom), nl. vrij RH’s stellen, vrij ondernemen en vrij contracteren.
Vrijheid v. ondernemen houdt ook in dat men niet verplicht kan worden om met een bep. handelsagent
of consument te contracteren MAAR geen absoluut recht, dus er een aantal beperkingen mogelijk.
- Geen enkele objectieve reden om niet te contracteren met die persoon = discriminatie.
o Differentiatie o.b.v. objectieve criteria is wel geoorloofd arbitraire beslissingen uitsluiten.
Art. 6 BWHI: gewesten oefenen hun bevoegdheden uit met inachtneming v. o.m. ‘de vrijheid v. handel
en nijverheid’ = semi-grondwettelijk statuut, voorstel om het op te nemen i/d Gw. maar niet gebeurd,
hoewel art. 7 v/h Decreet d’Allarde wel zijn gelding i/d Belgische rechtsorde heeft behouden.
- Cass. 13 sept. 1991: art. 7 als rechtsbasis dat rechtsonderhorige de vrijheid laat om al dan niet op een
contractvoorstel in te gaan zonder motiveringsplicht.
- Prejudiciële vraag GwH 2011: schenden art. 8, 9, 16 en 17 wet v. 10 nov. 2006 betreffende de openingsuren
in handel, ambacht en dienstverlening art. 10 en 11 v/d Gw. in samenhang gelezen met art. 7 v/h Decreet
Hof oordeelde dat vrijheid v. handel en nijverheid hier n.v.t. was.
- Cass. 2010: HvB Antwerpen had art. 7 geschonden door te oordelen dat het ophalen en inzamelen v.
huishoudelijke afvalstoffen een uitsluitende bevoegdheid v/d gemeente is, ondernemingen moesten
aantonen dat ze handelen in samenspraak of met toestemming v/d gemeente zowel op gemeentelijk als
privaat terrein HvC oordeelde dat indien gemeente het ophalen v. huishoudelijke afvalstoffen niet heeft
gereglementeerd, andere personen dit afval mogen ophalen.
- Cass. 2015: art. 7 is v. OO waardoor elk beding dat een onredelijke beperking v/d concurrentie naar voorwerp,
territorium of duur oplegt, nietig is wegens strijdigheid met deze regel v. OO (ongeoorloofde beperking v/d
vrijheid v. ondernemen).
Beginsel v. vrijheid v. ondernemen is wettelijk erkend door opname i/h WER, MAAR art. II.3 WER geldt
wel naast andere beginselen die krachtens hogere rechtsnormen gelden en vrijheid v. ondernemen
ORR beschermen (bv. gelijkheids- en non-discriminatiebeginsel, recht op eigendom v. art. 1 EVRM en
beginselen v. vrij verkeer v. goederen, personen, diensten en kapitaal uit VWEU).
- Doel v. art. II. 3 WER: voortbouwend op Decreet d’Allarde de vrijheid herbevestigen en hertalen
in eigentijdse terminologie vrijheid geldt voor ruime set aan economische activiteiten, nl. enige
7
, beroepsactiviteiten, enige handel of ambacht en wijd gamma die niet tot handel, ambachtswezen
en/of nijverheid behoren = ruimer dan Decreet d’Allarde.
Vrijheid v. ondernemen impliceert dat:
1. eenieder vrij is om al dan niet een economische activiteit uit te oefenen
2. de toegang tot de ondernemingsactiviteit vrij is
3. eenieder vrij is om te bepalen welke economische activiteit wordt uitgeoefend
4. eenieder vrij is om te bepalen hoe economische activiteit wordt uitgeoefend (bv. concurrentie,
marktgedag, reclame)
5. eenieder vrij is om te bepalen of en met wie hij/zij een economische activiteit voert (weigeren om
contracten aan te gaan of economische activiteit te voeren).
Juridische bescherming v/d vrijheid v. ondernemen impliceert dat:
1. een onderneming schendingen v. die vrijheid door andere ondernemingen kan aanvechten en in
principe a/d rechter kan vragen om gedragingen die deze vrijheid beperken, te verbieden, en
2. een onderneming bestuurshandelingen die deze vrijheid beperken, kan aanvechten indien ze
geen steun vinden i/e wettekst door ze door burgerlijke rechten buiten toep. te laten verklaren
o.g.v. art. 159 Gw. of ze te laten vernietigen door RvS.
Praktijk: deze vrijheid wordt vaak aangehaald als tegenargument voor gevallen waar een
OHbesluit de economische activiteit v/e onderneming aan banden legt of een verplichting
opgelegt om te contracteren.
§2. Beperking van de vrijheid van ondernemen
Beperkingen kunnen internationaal (voor ons vnl. Europees recht) of nationaal (via een uitdrukkelijke
wettekst, GEEN MB, KB, politiereglementen v. burgemeester, …) zijn.
- Mits het respecteren v/h gelijkheids- en non-discriminatiebeginsel kan de WG indien hij v. oordeel
is dat er bep. redenen zijn om bep. VW te stellen a/d manier waarop een economische activiteit
wordt uitgeoefend.
o Vereist legitiem doel (redenen v. alg. belang o.a. volksgezondheid, openbare veiligheid, bescherming
v. consument of milieu, … die aan allen zonder uitzondering worden opgelegd) (1), objectieve criteria
(2) en een evenredigheidstoets (nooit strenger dan nodig om doel te bereiken) (3).
Art. II.4 WER: vrijheid v. ondernemen moet worden uitgeoefend “met inachtneming v/d in België v. kracht
zijnde int. verdragen, v/h alg. normatief kader v/d economische unie en de monetaire eenheid zoals vastgesteld
door of krachtens de int. verdragen en de wet, alsmede v/d wetten die de OO en GZ betreffen en v/d bepalingen
v. dwingend recht” vrijheid is opgenomen i/e wettekst die volgens hiërarchie v. rechtsnomen kan
worden beperkt of opgeheven door eender welke andere wettekst, ongeacht OO of GZ. Vrijheid v.
ondernemen is NIET absoluut voorheen ook aangenomen m.b.t. Decreet d’Allarde.
o Cass. 4 maart 1998: OH kan mits beginsel niet te miskennen en zonder bevoegdheid te ontnemen om
economische activiteiten v. personen en ondernemingen te regelen, het openingsuur v.
drankgelegenheden vaststellen.
o Cass. 1 okt. 2002: vrijheid v. handel, beroep of ambacht belet niet dat voorwerpen gebruikt voor
exploitatie v/e onderneming krachtens art. 42, 1° Sw. verbeurd verklaard worden wanneer zij
eigendom zijn v/d beklaagde en het voorwerp v/h bewezen verklaarde misdrijf uitmaken.
o Cass. 17 okt. 2010: vrijheid is niet onbeperkt en OH kan reglementeren, maar beperkingen mogen niet
verder reiken dan voor het bereiken v/h gestelde doel noodzakelijk is.
8